Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ‘Merelbekenaar Jean-Pierre Vyncke riep Homemates in het leven’, lazen we in een krantenartikel dat mijn aandacht trok. Het gaat om een platform waar mensen uit een oudere leeftijdscategorie elkaar kunnen vinden om samen te wonen. Zoals studenten samen op kot wonen, is er blijkbaar ook veel interesse bij oudere alleenstaanden om samen te wonen. De initiatiefnemer koppelt daar, als ik het zo mag zeggen, een soort Tinder voor gemeenschappelijk wonen aan. Als er dan een ‘match’ is, kunnen de mensen via een advocatenkantoor een contract aangeboden krijgen.
Er zijn vandaag 900.000 alleenstaanden. Samenwonen heeft – als je daar zin in hebt, want we kunnen de mensen niet verplichten – natuurlijk veel voordelen. Er is de kostprijs, maar het is misschien ook een beleidsopportuniteit ten aanzien van de beschikbare ruimte. In 2017, in de vorige legislatuur, werden 28 projecten gekozen die vrijgesteld werden van de regelgeving die er was. Er werd voorgenomen om die projecten jaarlijks te evalueren. Uit onderzoek die de Merelbekenaar bij de Arteveldehogeschool aanvroeg, blijkt dat een op de drie openstaat voor dat samenhuizen.
De vraag is of we, gelet op die trend, en ook gelet op wat we vandaag lezen in de Huurbarometer en de evoluties van de prijzen, niet een versnelling hoger moeten schakelen. De Huurbarometer stelt vandaag dat de gemiddelde huur 736 euro is. Vorige week stond in De Standaard dat nu ook de professionele vastgoedsector probeert om via SVK Pro om meer huurwoningen voor een bepaalde klasse op de markt te brengen. Dan denk ik dat we meer en vlugger moeten inzetten op die volledig nieuwe vormen. Er is vandaag nog steeds geen wettelijk kader, omdat men ook een beetje de evaluatie van die proefprojecten afwacht.
Minister, hoe staat het met de evaluatie van de proefprojecten? Zijn er al tussentijdse evaluaties? Zijn er al beleidssuggesties voortgevloeid uit de pilootprojecten? Wat is het voorlopige resultaat ervan? Hoe wordt dat gemonitord? Kunnen zij een beroep doen op lokale overheden – provincies, gemeenten en steden – om hen te ondersteunen? Hoe faciliteert u dat om dit verder uit te rollen? Krijgen de projecten advies tijdens het verloop ervan? Op welke manier verloopt de rapportering aan u?
Neigt u naar toekomstige gunstmaatregelen, in de zin van facilitering? Naar welke voorwaarden zult u neigen om projecten te ondersteunen? Is er al meer geweten over de functie en de rol van lokale overheden in het toekomstige beleid rond gemeenschappelijk wonen? Tegen wanneer verwacht u na de evaluatie een concreet wetskader te kunnen creëren? Zult u wachten tot de voorziene opvolgings- of evaluatietijd voor de verschillende projecten is verstreken? Zal er een onderscheid worden gemaakt in gemeenschappelijke woonvormen die inclusief zijn?
Over het laatste punt ben ik zes jaar geleden al eens tussengekomen. Het klonk toen een beetje als een gekke vraag, maar zaken evolueren altijd. En ik denk dat die vraag nu meer legitiem overkomt. Overweegt u ook cohousing bij sociale woningen? En hoe kan men dat faciliteren? Het was een directeur van een sociale huisvestingsmaatschappij die dat idee destijds bij mij aanbracht, omdat men ook met heel veel onderbezetting zit in de sociale woningen. Hoe kun je dat ook op een vrijwillige manier faciliteren, dat er ook een soort van voordeel is voor de twee personen die aan cohousing doen? Ook de sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen daar wel bij varen, omdat er op die manier ook hogere huur tot stand kan komen. Overweegt u om cohousing met ouders specifiek te ondersteunen en te faciliteren?
Minister Diependaele heeft het woord.
De tussentijdse evaluatie van de proefprojecten is ondertussen afgerond. Uit de eerste evaluatieronde kunnen we vaststellen dat de knelpunten en aanbevelingen wat het beleidsdomein Wonen betreft, zich vooral situeren rond de aspecten selectie en toewijzing, namelijk voortraject, groepsvorming en objectieve selectie, rechten en plichten, namelijk afdwingbaarheid van engagementen en gemeenschappelijke lasten, en financiering van gemeenschappelijke ruimtes en projectcoördinatie.
We willen een beter zicht krijgen op een mogelijk kader voor gemeenschappelijke woonvormen. Dat is er momenteel niet, en ik verwacht dat zich op het terrein interessante methodieken zullen ontwikkelen. Ook wat betreft het aangaan van engagementen tussen huurder, verhuurder en andere actoren, zullen de projecten ons in de toekomst suggesties kunnen doen. Het verhaal van rechten en plichten is immers een belangrijk aandachtspunt bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk woonproject. Ik moedig de projecten dan ook aan om te experimenteren en methodieken te ontwikkelen binnen de verkregen afwijkingen van het regelluwe kader. Dat moet ten slotte uitmonden in concrete suggesties voor het beleid.
Algemeen kunnen we vaststellen dat het grootste deel van de projecten zich in een voorbereidende fase bevindt, namelijk 16 van de 28 projecten. Daarnaast bevinden 4 projecten zich in de fase van bouw en renovatie en 6 projecten in de fase van bewoning. 1 project is voorlopig stopgezet en 1 project maakt momenteel geen gebruik van de gevraagde vrijstellingen.
Voor vele projecten volstaan de vrijstellingen om het project te kunnen opstarten, maar tegelijk wordt aangegeven dat gaandeweg bijkomende of onvoorziene knelpunten de concrete uitwerking van het project soms bemoeilijken. Gezien de voorbereidende fase waar de meeste projecten zich in bevinden, is het nog te vroeg om al een zicht te hebben op concrete resultaten. Naarmate meer projecten de fase van bewoning ingaan, zullen we daar een duidelijker zicht op krijgen.
Mijn administratie tracht een nauwe dialoog met de projecten te onderhouden. Daarnaast spelen de provincies en lokale besturen een belangrijke rol. Ik stel vast dat de meeste projecten in meer of mindere mate door hen worden opgevolgd of ondersteund. Enkele provincies waren tot nu toe ook nauw betrokken bij het organiseren van informatie- en intervisiemomenten.
De projecten worden bijgestaan door mijn administratie wanneer zij dat wensen. Zij kunnen er terecht voor juridische en inhoudelijke vragen. Indien nodig woont mijn administratie vergaderingen bij. Daarnaast is het ook de bedoeling dat de projecten onderling bij elkaar te rade kunnen gaan.
Er wordt minstens een tussentijdse en een eindrapportage georganiseerd. Daarnaast is het mogelijk dat mijn administratie bijkomende informatie of een stand van zaken opvraagt bij de projecten wanneer dat nodig wordt geacht.
De gemeenschappelijke woonvormen maken deel uit van een globale aanpak en we verwachten dat de proefprojecten een belangrijke bron van inspiratie zullen vormen, zowel in functie van verdere methodiekontwikkeling als in functie van het detecteren en wegwerken van knelpunten. Het is echter nog te vroeg om nu al uitspraken te doen over toekomstige gunstmaatregelen of ondersteuningsvoorwaarden. Het globale traject zit nog in een beginfase en de proefprojecten opereren nog volop in een regelluw kader.
Zoals ik al een aantal keer heb toegelicht in deze commissie wordt een gefaseerde werkwijze gehanteerd inzake de nieuwe woonvormen.
In de eerste plaats werk ik aan een inventarisatie van knelpunten binnen mijn eigen bevoegdheidsdomein Wonen. Dat zal dit jaar nog gebeuren. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van enkele leerpunten uit de tussentijdse evaluatie van de proefomgeving nieuwe woonvormen.
In een volgende fase, die ook dit jaar opstart, zal mijn administratie samen met andere relevante entiteiten binnen de Vlaamse overheid de hindernissen binnen deze beleidsdomeinen inventariseren en onderzoeken. Op basis van de resultaten zal ik dan desgewenst in overleg gaan met de bevoegde collega-ministers.
In een derde en laatste fase zal ik overleg opstarten met de federale overheid om obstakels op dat beleidsniveau te onderzoeken. Dat is voorzien voor 2022.
Zoals gezegd, werken we in deze fase aan een faciliterend kader voor nieuwe woonvormen zodat de keuzemogelijkheid in het aanbod van woningen en gebruiksrechten verhoogd kan worden. Het is uiteraard aan het lokaal bestuur als regisseur van het lokaal woonbeleid om hiermee aan de slag te gaan en daarbij eigen klemtonen te leggen die aansluiten bij de lokale noden.
In de aanpak inzake nieuwe woonvormen zullen ook de inclusieve gemeenschappelijke woonvormen een plaats krijgen.
We kunnen vandaag vaststellen dat het model van cohousingprojecten nog niet helemaal inpasbaar is in de regelgeving inzake sociale huur- en koopwoningen. Binnen de proefomgeving bestaat nu wel de mogelijkheid voor enkele cohousingprojecten om zich te ontwikkelen binnen de sociale huisvesting. Ik wil het verdere verloop van die proefprojecten afwachten vooraleer ik uitspraken doe over de wenselijkheid om dit type woonvorm binnen de sociale huisvesting verder te ondersteunen en te faciliteren.
Indien men samen wenst te wonen met een 65-plusser of een zorgbehoevende, kan men overwegen om de woning te registreren als een zorgwoning. Zorgwonen is een concept dat gereglementeerd is in de regelgeving Ruimtelijke Ordening om bij de toepassing daarvan af te wijken van de voorafgaande vergunningsplicht. Die is trouwens nog maar recent vereenvoudigd. In het geval van zorgwonen volstaat een melding. Ook bij de beëindiging van de volstaat een melding. Hierbij verwijs ik ook naar de toekomstige plannen van de minister van Omgeving om het concept van zorgwonen uit te breiden naar andere dan ‘zorgwoningen binnen hetzelfde gebouw’, met name een vrijstaand hoofdzakelijk vergund bijgebouw en een tijdelijke, verplaatsbare constructie in de tuin.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, dank u voor uw omstandig antwoord. Ik heb een bijkomende vraag in het kader van sociaal wonen. Van op het veld kunnen we getuigen dat mensen die levenslang een sociale woning hebben, schrik hebben om iemand in huis te nemen. Als ze dan officieel samenwonen, gaat de huur omhoog. Als de relatie bijvoorbeeld afspringt, zijn ze bang dat de huur niet meteen wordt aangepast. Mochten alle sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) communiceren dat dat op een vlotte manier kan, dan zouden de meeste mensen niet meer zo bang zijn om samen te wonen.
Omgekeerd kan het ook dat iemand die levenslang een sociale woning heeft, een partner leert kennen die niet in een sociale woning woont. De huur van die sociale woning is vaak laag. Je hebt bijvoorbeeld 1200 euro inkomen en 22 percent daarvan is huur, dan betaal je ongeveer 300 euro huur. Als men iemand leert kennen met een goed inkomen en men gaat bij de betrokkene inwonen, dan is het vaak zo dat men die sociale woning niet opzegt. Men heeft soms tot zes jaar moeten wachten op die woning en men wil ze niet opgeven want als de relatie afspringt, dan moet men zich opnieuw inschrijven en moet men misschien opnieuw zes of zeven jaar wachten. Ik denk dat er oplossingen voor moeten zijn, dat wanneer men tijdelijk bij iemand heeft ingewoond, men niet onderaan de wachtlijst komt te staan. Dat is een grote problematiek. Ik ken mensen die al tien of vijftien jaar een relatie hebben met iemand en toch hun sociale woning behouden, die ze dan niet bewonen maar er af en toe komen om alles te checken en ze te verwarmen. Die woning staat dan eigenlijk leeg. Mensen die daarnaast wonen begrijpen dat niet goed, en zeker mensen die op een woning moeten wachten. Hoe kan men daar tot systemen komen om te faciliteren dat de ruimte optimaal wordt gebruikt en toekomt aan mensen die ze nodig hebben?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, dank u voor het zeer uitgebreide antwoord. Ik ben alvast blij dat er stappen vooruit worden gezet in de proefprojecten, want die zijn ook nodig. Ik denk dat we ze nog wat tijd moeten gunnen zodat die concepten zich verder kunnen ontwikkelen.
Zoals collega Van Volcem zegt, verandert onze samenleving. Er zijn meer alleenstaanden, er zijn ook meer senioren die willen samenwonen en jongeren die samen een huis kopen om zogenaamd ’op kot’ te gaan en daar langere tijd blijven wonen.
Ik heb nog een paar concrete vragen in verband met het antwoord. Minister, u hebt gezegd dat er een paar knelpunten en aanbevelingen zijn wat betreft selectie en toewijzing. Kan daar wat meer toelichting over worden gegeven?
Het voorlopige resultaat zou zijn dat één project volledig zou zijn stopgezet en één project momenteel geen gebruik maakt van die vrijstellingen. Kan er misschien wat meer duiding bij gegeven worden waarom het project is stopgezet of tijdelijk on hold gezet?
Minister, u zult in gesprek gaan op federaal niveau. Ik denk dat we ook moeten kijken naar het Vlaamse niveau. Ik krijg signalen van mensen met een beperking dat zij ook graag willen samenwonen. Dat geeft hun een soort van zelfstandigheid waarbij de verschillende personen die gaan samenwonen de zelfstandigheid versterken en ze elkaar helpen. Zij stuiten onder andere op een muur qua regelgeving en financiering. Zit die doelgroep ook in de projecten of zult u daarover in overleg gaan met minister Beke? Zoals u daarnet zei, zou minister Demir voor het zorgwonen extra initiatieven nemen. Dat is alvast een goede zaak om het gemeenschappelijk wonen te ondersteunen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord.
U weet dat ik in januari 2014 initiatiefnemer was van de resolutie betreffende cohousing en het flexibel gebruik van het woningpatrimonium met het oog op samenhuizen en het delen van bestaande woningen, die kamerbreed werd goedgekeurd. De proefprojecten, waarvan men nu naar de evaluatie polst, waren een van de zaken die voortgesproten zijn uit die resolutie. Uiteraard was ik daarmee heel tevreden en ik kijk uit naar de definitieve evaluatie van deze proefprojecten.
Ik wens graag opnieuw bijkomende aandacht te vragen voor de andere zaken die werden gevraagd in de resolutie. U hebt bijvoorbeeld verwezen naar overleg met de federale overheid. Dat was een van de zaken die wij specifiek vroegen in de kamerbreed goedgekeurde resolutie. U hebt ernaar verwezen dat dat in 2022 zal plaatsvinden. Maar er zijn toch nog een aantal zaken uit die resolutie die nog om uitvoering, initiatief en actie vragen. Daarom wil ik daar bijkomende aandacht voor vragen.
Het gaat enerzijds over gemeenschappelijk wonen maar anderzijds ook over het opdelen van woningen. Het gaat over afspraken die men moet maken met de Federale Regering over de uitkeringen. Er zijn ook nog belangrijke obstakels met betrekking tot samenhuizen in het kader van de huurcontracten. Het is belangrijk dat er extra wordt toegezien op de minimumnormen die moeten worden gegarandeerd inzake veiligheid, woonkwaliteit en woonoppervlakte. Er zijn nog zaken die aandacht vragen, zoals uitkeringenfiscaliteit en wat dan ook. Minister, heel belangrijk is dat het concept cohousing nog moet worden gedefinieerd in de regelgeving om bestaande juridische barrières af te bouwen. Ook wat betreft financiële stimuli is dat heel belangrijk. Daarom vraag ik om de resolutie er nog eens even bij te nemen. Ik kijk toekomstgericht uit naar verder debat en verdere realisaties.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me graag aan bij deze vraag over de proefprojecten. Ze komen wel vaker naar voren in deze commissie. Ik ben niet de enige believer dat innovatieve woonvormen een van de facetten kunnen zijn om aan de huidige wooncrisis tegemoet te komen en ervoor te zorgen dat we ons patrimonium optimaal gebruiken voor eender wie.
Ik heb vorige keren al verwezen naar de positieve zaken die op dat vlak al zijn gebeurd. Voor de kangoeroewoningen zijn er al vereenvoudigingen gebeurd. Er is recent nog een regeringsbeslissing genomen om de mobiele zorgwoningen te faciliteren. Minister, het is onze vraag om ook de grote betrokkenheid van zoveel mogelijk actoren vooraan op de agenda te houden. We kennen allemaal de oproepen die vanuit de provincies komen, maar we moeten ook kijken naar een brede betrokkenheid, zowel vanuit burgerinitiatieven als vanuit de welzijnssector waar men wel wat ervaring heeft met het gemeenschappelijk wonen van verschillende groepen ouderen. Ook lokale overheden en het middenveld zijn betrokken.
Ik vind het positief dat er in die verschillende projecten een heel breed palet is. Ik kijk absoluut uit naar de verdere bespreking en evaluatie daarvan om te kijken waar we die zaken concreet kunnen inzetten en welke regelgeving moet worden aangepast om ervoor te zorgen dat die projecten in de praktijk voet aan de grond krijgen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, het eerste punt dat u aanhaalt, betreft natuurlijk problemen die niet rechtstreeks met cohousing te maken hebben. Het gaat dan om iemand die een relatie aangaat en met iemand in een sociale woning samenwoont. Cohousing betekent echter dat mensen een keuken, living en andere gemeenschappelijke ruimtes delen. Dat is natuurlijk iets anders dan echt samenwonen. Met betrekking tot de door u aangekaarte problemen als mensen samenwonen, horen we natuurlijk ook dat het de keuze voor die mensen moeilijker maakt. We moeten echter ook de andere kant van de zaak bekijken. Als mensen samenwonen, zullen ze ook een gedeelte van de kosten delen en dergelijke. Dat is misschien de reden waarom de woonnood plots niet meer zo hoog is. Ik vind dat de huurprijs daarop moet worden afgestemd. Als mensen geen sociale ondersteuning nodig hebben, vind ik ook niet dat we die ondersteuning moeten geven. Dat lijkt me redelijk evident, maar dat is wel nog iets anders dan cohousing. Het klopt dat relaties kunnen stuklopen, maar ik denk dat dit voor alles en iedereen geldt. Dat is niet enkel een probleem in deze gevallen.
Mevrouw Claes, ik stel voor dat u eventueel een schriftelijke vraag over de stopgezette projecten indient. Dat is informatie die ik niet onmiddellijk heb. De doelgroep waar u naar hebt verwezen, mensen met een beperking, maakt zeker ook deel uit van het proefproject.
Mevrouw De Vroe, wat uw resolutie betreft, is het zo dat het gemeenschappelijk wonen al in de Vlaamse Wooncode is gedefinieerd. Dat is daar al in opgenomen. U hebt naar de federale overheid verwezen. We weten dat het federaal regeerakkoord een passage hierover bevat. De boodschap is daar ook aangekomen en er is zeker een gemeenschappelijke basis om het gesprek aan te gaan. Dat lijkt me een goede zaak.
Mevrouw Jans, ik denk dat uw bezorgdheid klopt. We zullen hier natuurlijk rekening mee houden in de gefaseerde aanpak.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, we zullen dit vanuit mijn partij nauwgezet opvolgen, zodat deze moderne woonwormen ook een oplossing voor het betaalbaar wonen kunnen zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.