Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg gaat over een thema dat u belangrijk zegt te vinden. Ik moet u niet meer vertellen wat de lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC R’s) zijn en wat hun geschiedenis is. Dat is genoegzaam bekend. Het gaat om lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s), en de 'R' verwijst naar radicalisme. Daarin worden de betrokken diensten samengebracht, zodat er een samenhang is tussen preventie, repressie en zeker ook actie op het vlak van nazorg en begeleiding.
De samenwerking tussen lokale besturen en de verschillende partners uit de veiligheids- en sociale sector laat niet alleen toe snel signalen van radicalisering te detecteren, maar biedt ook een goed forum voor de ontwikkeling van de juiste preventieve acties en maatregelen. Lokale besturen en deelstaten hebben een fundamentele rol te spelen inzake preventie.
Vandaag staan de LIVC R’s op een kantelpunt, zo bleek uit een analyse van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). De lokale besturen worden geconfronteerd met nieuwe problematieken van veiligheid, radicalisering en polarisatie, zoals bijvoorbeeld de toename van de extreemrechtse dreiging. Heel wat lokale besturen hebben interessante projecten ontwikkeld en de LIVC R vervult een cruciale rol in het lokale veiligheidsbeleid.
Het decretaal kader dat momenteel wordt voorbereid, de deelname van verschillende Vlaamse diensten en het beroepsgeheim zijn belangrijk, maar niet voldoende. Ook het draaiboek dat momenteel wordt opgemaakt is een interessant initiatief ter begeleiding van al die nieuwe actoren die rond de tafel zitten, zeker ook om hun vertrouwen te winnen, want dat is toch een belangrijk aspect van dit proces.
De multi-agency-aanpak en werkprocessen die zich concreet lokaal hebben ontwikkeld, dienen te worden ondersteund en gedeeld tussen de diverse lokale besturen. De lokale besturen en de diverse partners en eerstelijnsactoren moeten blijvend worden gesensibiliseerd en ondersteund. Het LIVC R-model heeft immers veel potentieel. Ook in het project SAMEN te Mechelen diende het als model. Het is een gepast instrument om verschillende bezorgheden te bespreken vanuit een positieve invalshoek. Het is zeker verder te ontwikkelen om kwetsbare jongeren terug in te sluiten in de maatschappij.
Dit samenwerkingsmodel dient volgens ons te worden ondersteund via een steunpunt LIVC R in de schoot van de VVSG. We merken toch op dat de VVSG in het Europese project EMMA (Evaluation and Mentoring of Multi-Agency approach to violent radicalization in Belgium, the Netherlands and Germany), waarbinnen zes LIVC’s worden geëvalueerd, de multi-agency-aanpak heeft gemonitord om een praktijkgericht lerend netwerk tot stand te brengen. Het is de hoogste tijd om de expertise die bij de VVSG bestaat, duurzaam te verankeren via een steunpunt waarvoor de nodige financiële en personele middelen worden voorzien.
Het EMMA-project heeft heel wat positieve reacties gekregen vanuit de lokale besturen. Ze hebben hun ervaringen kunnen ventileren en de vraag naar extra ondersteuning is groot om de versterking van de werking te kunnen waarborgen. Maar zoals alle ESF-projecten (Europees Sociaal Fonds), is ook dit helaas eindig, in dit geval binnen twee jaar. Daarover gaat mijn vraag. Er moet dus wat ons betreft sterk ingezet worden op directe blijvende ondersteuning van de lokale besturen om die LIVC-werking zo ruim mogelijk definitief te verankeren. Daarom is er het voorstel om een steunpunt LIVC R op te richten te richten de schoot van de VVSG.
Hoe staat u tegenover de idee van het versterken, op een duurzame manier, van die directe ondersteuning van de lokale besturen bij de verdere ontwikkeling van hun LIVC R via een steunpunt bij de VVSG? Bent u bereid daarvoor de nodige financiële en personele middelen te voorzien?
Zult u het nodige doen om het Europees project EMMA voort te zetten, opdat de daar opgebouwde expertise en knowhow niet verloren zou gaan?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Brouns, ik wil er u eerst op wijzen dat we nu al heel veel doen om zowel de lokale besturen als de socio-preventieve partners te ondersteunen en te begeleiden bij het toepassen van dit nieuwe LIVC-decreet. Om lokale besturen een grondige en gedetailleerde handleiding te verschaffen rond LIVC’s, wordt er parallel een draaiboek ontwikkeld. Die opdracht werd verleend aan de VVSG, in samenwerking met het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB).
Hiervoor werd een eerste consultatieronde gehouden met vertegenwoordigers uit verschillende sectoren om onduidelijkheden, noden en hiaten in kaart te brengen. Ook vertegenwoordigers uit steden en gemeenten werden actief betrokken bij die eerste consultatieronde. Op basis daarvan hebben we een draftversie opgemaakt, die opnieuw een consultatieronde zal ondergaan. Dus: consultatie, draftversie, opnieuw een consultatieronde. Ook het Vlaams Platform voor Europese Programma's wordt hierbij bevraagd en geïnformeerd. Zodra het draaiboek af is, zullen hierover informatiesessies georganiseerd worden. We doen dus al ernstige inspanningen om mogelijke vragen en onduidelijkheden op te vangen.
Specifiek wat uw vraag betreft: de ondersteuning van lokale besturen behoort tot de opdrachten van de VVSG, die gekoppeld wordt aan een subsidie die ze sinds 2015 ontvangt in het kader van de preventie van radicalisering. Dit geldt ook voor hun ondersteuning inzake vragen rond LIVC’s. Ook uit vorige rapportages is gebleken dat gemeenten en steden effectief voor hun vragen rond LIVC R terecht konden bij de VVSG.
De subsidie voor de ondersteuningsrol zal ook – daar engageer ik me toe – de komende jaren worden verdergezet. De ondersteuning van de LIVC R’s is hierbij een van de grote opdrachten van de VVSG. Dit werd zo in het projectvoorstel opgenomen.
Naast die gecontinueerde subsidie voor de VVSG, om ten volle haar rol te kunnen spelen, zullen er ook rechtstreeks subsidies aan de lokale besturen worden toegekend, zodat zij zich lokaal kunnen versterken in hun aanpak van radicalisering, extremisme en polarisering.
U vraagt me wat ik zal doen inzake het Europese project EMMA, dat ik een interessant project vind. Dat project ziet er veelbelovend uit, maar zit nog maar in het eerste van de twee voorziene werkjaren. Hoewel het er veelbelovend uitziet, is uw vraag naar de verderzetting goed op tijd – in mijn tekst stond ‘prematuur’ –, aangezien dit nog niet halverwege is en ik graag de eerste resultaten afwacht.
Ik denk dat het een vorm van behoorlijk bestuur is, om hier nog niet te veel hoera-uitspraken over te doen. Het project loopt en ziet er veelbelovend uit, en we zullen dat monitoren en, als het wat verder staat, evalueren. Als dat behoorlijk blijkt, moeten we zeker bekijken hoe we daar verder mee omspringen. Sowieso zal de opgedane expertise meegenomen worden, zowel in de kennisopbouw bij de VVSG zelf, zoals dit nu ook reeds gebeurt, als in het draaiboek. Alleszins blijven we dit met aandacht opvolgen. Dit is een denkspoor waaruit we kunnen leren. U vraagt of we dit zullen continueren. Geef het proces even de tijd om matuur te worden, vooraleer we bekijken wat we er verder mee zullen doen. Het is goed dat u alert bent. U speelt heel kort op de bal. Maar de match moet eerst nog wel gespeeld worden.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel, minister, de match is inderdaad volop bezig. Ik ben een positivist en ik heb geen ‘neen’ gehoord op mijn voorstel.
Wat het Project M betreft: wij zijn er zelf deel van met onze LIVC. Het is dus niet dat het voorbarig zou zijn, het is het resultaat van een bevraging die nu al gebeurt bij de zes deelnemers. Daar komt één element consequent terug. Dat is de bijkomende vraag naar extra ondersteuning. Dat zijn dan de LIVC’s van de grotere steden, de sterkere LIVC’s. Zelfs zij vragen bijkomende ondersteuning. Dan was de spontane reflex natuurlijk: wat met al die andere? Er zijn nog heel wat steden en gemeenten die het, zoals u weet, nog zouden moeten opstarten. Dus hoewel de vraag in een vroeg stadium komt, denk ik toch dat ze al heel actueel en pertinent is, gelet op de eerste belangrijke bevindingen.
Het is ook belangrijk om die kennis te delen en op een duurzame manier te bundelen, omdat blijkt dat heel wat debieten ook gedeeld kunnen worden, die lokale besturen nog meer bewust kunnen maken van het belang van zo’n lokaal integraal veiligheidsbeleid, dat vandaag velen wat afschrikt door de radicalisering en het terrorisme. Maar met methodieken rond positieve identiteitsontwikkeling kun je ook aan de slag gaan met jongeren die vandaag op Instagram ontsporen, bij wijze van voorbeeld. Als je daarover vertelt, worden lokale besturen al wat meer wakker. Meer nabije problematieken trekken hun aandacht om ermee aan de slag te gaan. Maar dat zijn allemaal zaken die je moet bundelen, die je moet kunnen delen. De VVSG geeft vandaag al aan dat ze na het EMMA-project onvoldoende capaciteit en ruimte gaan hebben om die vraag naar ondersteuning te kunnen blijven geven.
U sprak nog over specifieke subsidies naar lokale besturen. Welke zijn dat dan? Dat is een bijkomende slotvraag.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dit is een thema waarover ik tijdens de begrotingsbesprekingen ook even ben tussengekomen. Ik deel volledig het signaal van collega Brouns dat dergelijke ondersteuning wel zeer gewenst zou zijn, zeker ook in gemeenten of steden waar er op dit moment nog weinig zeer concrete stappen gezet zijn, waar er soms formeel al een LIVC R is, maar waar het nog niet in de praktijk uitgerold is. Ik denk dat een dergelijk steunpunt echt een stap vooruit zou zijn. Dat legt meteen ook een beetje de uitdaging bloot dat op dit moment zeer veel gebaseerd is op een stuk projectfinanciering, wat begrijpelijk was in de voorbije jaren, maar waar we nu toch structureel moeten gaan. U weet dat er in het Relancefonds ook 2 miljoen euro opzij is gezet om hierrond te werken het komende jaar. Het lijkt mij ook daar de uitdaging om dat structureel te verankeren.
Mijn voornaamste vraag is: hebben we momenteel voldoende middelen om ook hier het Belfortprincipe op toe te passen? Als we verwachten dat lokale besturen hier hun verantwoordelijkheid opnemen, moeten we ook kijken in welke mate dat geen impact heeft op hun keuzes op andere gebieden.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, het is niet omdat het bijna zes uur is dat u een deugniet moet worden en het belfortprincipe hierbij moet betrekken. Ik denk dat we daar zuinig mee moeten zijn. Jullie hebben daar allemaal belang bij. Straks is alles wat een overheid nog doet, het belfortprincipe, en de rest laat men dan. Ik zou het ook wel willen, voor een burgemeester.
Mijnheer Brouns, nog eens gefeliciteerd voor het project waar jullie in zitten en waar u sterk in gelooft en dat er veelbelovend uitziet en waar we veel van kunnen leren. U zegt dat u de continuïteit nu toch al op een of andere manier gegarandeerd wilt weten. Maar u begrijpt ongetwijfeld mijn positie, dat ik vind dat we dat eerst rustig moeten evalueren en dan kijken wat de volgende stap kan zijn. Ik denk dat we dat goed opvolgen, een goed project, interessant, maar geef dat nog even tijd.
Daarnaast moeten we twee sporen bewandelen. Er is het spoor van de projectfinanciering voor lokale besturen. U weet dat we daarvoor 2 miljoen euro extra kunnen inzetten. Met die extra middelen kunnen we meer doen. Ze gaan niet alleen naar steden maar ook naar gemeenten, daar waar de problematiek zich stelt. Gelukkig stelt de problematiek zich niet overal even scherp. Die middelen moeten ook wel wat gefocust worden ingezet.
De tweede bezorgdheid heb ik de heer Vaneeckhout maar ook u in het verleden al eens horen uiten. We moeten ervoor zorgen dat er een structurele inbedding is. Als we niet aan elke gemeente, laat ons zeggen, een half miljoen euro kunnen geven om dat uit te bouwen, wat overigens niet efficiënt zou zijn, zorg er dan voor dat de VVSG daar een ondersteunende rol kan spelen. Vrijdag beslist de Vlaamse Regering over de subsidie van 500.000 euro om de VVSG haar kennis daaromtrent verder te laten uitbouwen. We willen de VVSG heel performant nog meer knowhow geven, nog meer mogelijkheden geven om lokale besturen te helpen die inderdaad nog in een beginfase zitten en die nog aan het opbouwen zijn en die voor een eerste keer daarmee worden geconfronteerd. Voor alle duidelijkheid: die 500.000 euro voor de VVSG is er voor vier jaar. We kunnen niet met centen gooien, maar dat zal de VVSG toelaten om haar rol als structurele ondersteuner van lokale besturen die moeten opstarten op te nemen.
Het derde spoor waaraan we werken is het draaiboek dat moet toelaten om alle gemeentebesturen die net beginnen op het spoor te zetten.
We moeten dus in vier dingen investeren. We volgen het Europese project goed op. We bekijken wat we daaruit kunnen leren en wat we daarmee kunnen doen. Ten tweede zijn er de projectsubsidies. Maar daar waar er extra uitdagingen zijn, moeten we extra middelen inzetten om innovatieve dingen te laten gebeuren. Ten derde zullen we de VVSG goed onderbouwen als facilitator en ondersteuner van de lokale besturen. Ten vierde is er het draaiboek waarmee gemeentebesturen aan de slag kunnen gaan om dingen op te starten, zodat men weet hoe men op het terrein moet verschijnen met alle mogelijke informatie die nodig is. Dat is een correct pakket, waarmee lokale besturen verder aan de slag kunnen.
De heer Brouns heeft het woord.
Mijn punt was het belang van de opgebouwde kennis. We moeten die kennis borgen voor een duurzame toekomst. Minister, ik denk dat we daar op eenzelfde lijn geraken. In welke vorm we dat zullen doen, daar zullen we de volgende maanden en wellicht nog jaren misschien nog over discussiëren. Ik heb alvast het voorstel gelanceerd van het steunpunt, dat ik graag blijf ondersteunen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.