Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, in een aantal steden, waaronder Gent, Leuven en Mechelen, wordt sinds een aantal jaar gewerkt met een vierhoeksoverleg, waarbij het lokaal bestuur, de politie, het maatschappelijk middenveld en Unia samenkomen over homohaat. Jammer genoeg wordt nog te vaak aangetoond dat initiatieven voor het voorkomen en tegengaan van homohaat absoluut noodzakelijk blijven. We horen en lezen nog te vaak berichten over holebi’s die het slachtoffer worden van fysiek en/of verbaal geweld.
Tijdens de laatste voorstelling in deze commissie van het jaarverslag van Unia verwees de Unia-directie nog naar dit vierhoeksoverleg als voorbeeld van een goede praktijk waarbij aandacht wordt besteed aan haatmisdrijven en hatespeech gebaseerd op seksuele geaardheid. Bij dergelijk overleg hoort de politie onder meer hoe ingrijpend haatmisdrijven kunnen zijn, wat volgens Unia mee zorgt voor een beter begrip voor wat een slachtoffer van een haatmisdrijf meemaakt of meegemaakt heeft. Dergelijk overleg toont ook het belang aan van een goede ondersteuning van het slachtoffer. Unia verduidelijkte ook dat dergelijke goede praktijken ook in andere steden zouden moeten kunnen worden uitgerold.
Minister, in het verleden hebt u al meermaals overduidelijk uw afkeer laten blijken van alles wat met hatespeech, haatmisdrijven en homohaat te maken heeft en hebt u meer dan eens beklemtoond dat u alles in het werk zult stellen om dergelijke fenomenen te bestrijden. Een verdere uitrol van dat vierhoeksoverleg naar meer steden en gemeenten zou daarbij zeker kunnen helpen.
Minister, kunt u het pleidooi voor een verdere uitrol van dit vierhoeksoverleg naar andere steden en gemeenten ondersteunen? Welke initiatieven wilt en kunt u daar als bevoegd minister van Gelijke Kansen toe nemen? Hebt u daarover al overleg gehad met Unia, nadat zij dit eerder hadden geopperd?
Acht u het mogelijk of aangewezen om de werking van dergelijk vierhoeksoverleg als ‘good practice’ breder bekend te maken in het kader van het gelijkekansenbeleid?
Hebt u in het verleden al het nut van de organisatie van dergelijk vierhoeksoverleg in het kader van de strijd tegen haatmisdrijven en homohaat aan de lokale besturen verduidelijkt? Zo ja, wat waren de reacties daarop?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van de Wauwer, ik dank u voor uw vraag. We krijgen vandaag inderdaad nog te regelmatig berichten over geweld ten aanzien van personen uit de regenbooggemeenschap, zij het fysiek, verbaal, materieel enzovoort. Deze gewelddelicten zijn uiteraard verwerpelijk en ik wil dan ook nogmaals duidelijk stellen dat de preventie van geweld op basis van seksuele en genderidentiteit hoog op de agenda van het gelijkekansenbeleid en de voltallige Vlaamse Regering staat.
Zoals ik eerder al aangaf in deze commissie, wil ik in kaart brengen hoe de lokale besturen een rol kunnen spelen in de strijd tegen haatmisdrijven en haatspraak in de sfeer van seksuele diversiteit.
We zijn ondertussen gestart met het onderzoek naar de prevalentie en impact van holebi-, trans- en interfoob geweld. Het was immers van 2014 geleden dat dit in kaart werd gebracht. Deze gegevens zijn belangrijk om een juiste focus in het beleid te brengen. Het onderzoek is net opgestart en loopt twee jaar. Ik laat binnen deze studie ook nagaan welke verwachtingen slachtoffers hebben ten aanzien van lokale spelers en welke rol deze kunnen opnemen vanuit het slachtofferperspectief.
Een meldpunt Geweld, zoals dat vandaag al bestaat binnen de stad Gent is, zoals eerder al gesteld, een mogelijke piste. En ook vierhoeksoverleg is een interessante manier om het lokale niveau te sensibiliseren en te activeren rond de thematiek van haatmisdrijven en haatspraak. Het kan worden georganiseerd met verschillende partners: lokale overheid, lokale politie, parket, middenveld enzovoort. Tijdens zo’n overleg kunnen cijfers en data worden uitgewisseld en acties op elkaar afgestemd.
Een interessante bijwerking van dergelijke praktijk is de sensibilisering en vorming van deze verschillende actoren rond de problematieken die op lokaal niveau spelen. Het is een praktijk die bovendien inzetbaar is rond andere thema’s, denk maar aan burenruzies, overlast enzovoort. Andere maatschappelijke fenomenen kunnen via die techniek die men dan in de vingers heeft, efficiënter worden aangepakt.
Ik laat via het netwerk voor lokale gelijkekansenambtenaren alvast nagaan of er interesse is bij de lokale besturen om zich hierin te verdiepen. Ik laat het bevragen, en laat, indien er vraag naar is vanuit de lokale besturen, de uitwisseling van goede praktijken en voorbeelden op de agenda van het lerend netwerk plaatsen.
Hartelijk dank voor de suggestie, we nemen ze op die manier mee.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij dat u die suggestie meeneemt en ermee aan de slag gaat en dat u bij het netwerk van lokale gelijkekansenambtenaren de interesse voor dit vierhoeksoverleg aftoetst.
U verwees ook naar een onderzoek dat momenteel lopende is. Het is een heel goede benadering om zowel naar het slachtofferperspectief te kijken als naar het daderperspectief, omdat dat natuurlijk nodig is om echt sensibiliserend te kunnen werken. Elk initiatief blijft nodig om homohaat de kop te kunnen indrukken. Het is heel duidelijk dat u daarvan een prioriteit maakt.
Het blijft belangrijk om te sensibiliseren, direct vanuit uw bevoegdheid, maar ook indirect via organisaties die u subsidieert, die daar een heel belangrijke rol in spelen. Bij optreden, wanneer er zich mistoestanden voordoen, is een belangrijke voorwaarde dat mensen daar melding van maken of een klacht indienen. Ook daarin hebt u een heel belangrijke sensibiliserende rol te spelen. Het is dan ook relevant om hier melding te maken van het anoniem melden van homofoob geweld. Op initiatief van mevrouw D'Hose werken we momenteel aan een voorstel van een resolutie. Ik heb daar trouwens ook verwezen naar uw bestelde onderzoek.
Minister, welke rol kan het eigen Vlaamse Gelijkekansencentrum daarin spelen?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, ik heb er al op gewezen dat een daderprofiel moet bestaan uit een etnische en een culturele component. Anders heeft dat natuurlijk weinig zin. Ik wil wijzen op de cijfers die de Vlaamse overheid in 2017 zelf naar buiten heeft gebracht in een rapport dat heet ‘Samenleven in Diversiteit’.
Zoals we allemaal weten – kijk ook naar de recente omvolkingscijfers die naar buiten zijn gebracht –, blijft de zogenaamde diversiteit zeer snel toenemen. Daaruit blijkt ook dat de Marokkanen en de Turken zeer hoog staan op dat lijstje van de zogenaamde diversiteit. Uit dat rapport ‘Samenleven in Diversiteit’ blijkt dat als je de stelling ‘holebi's moeten hun leven kunnen leiden zoals zij dat willen’ voorlegt, van de Belgische respondenten maar 2 procent – akkoord, 2 procent te veel – daarmee niet mee akkoord gaat. Marokkanen gaan daar voor 16 procent niet mee akkoord en Turken gaan er zelfs voor 31 procent niet mee akkoord.
Hetzelfde geldt voor de stelling ‘Ik zou het accepteren dat mijn kind holebi is’. Van de Belgische respondenten zegt 71 procent: “Ja, ik zou dat accepteren.” Bij de Marokkanen zegt 75 procent: “Neen, ik zou dat niet accepteren.” Dat is dus totaal het tegenovergestelde. Bij de Turken zou zelfs 81 procent niet accepteren dat zijn of haar kind holebi is. U weet dat dit mijn stokpaardje is: eenieder die inzit met de veiligheid en de vrijheid van homoseksuelen, kan er niet aan voorbij dat de islamisering, de toenemende impact van de islam in onze samenleving, alleen maar nefast is voor die veiligheid en die vrijheid van holebi’s. Dat blijkt natuurlijk ook uit de sharia, de islamitische wet, en de straffen voor holebi’s die daarin staan.
Ik rond af, voorzitter, met de pedigree van al die islamitische landen, waar homoseksuelen in het beste geval in de gevangenis belanden en in het slechtste geval gewoon worden opgehangen en gedood.
De heer Tommelein heeft het woord.
Collega Van de Wauwer brengt hier een belangrijk thema ter sprake: het belang van de lokale besturen bij het tegengaan van geweld tegen homo-, trans- en interseksuelen. Het is inderdaad belangrijk dat dat vierhoeksoverleg in de grote steden verder uitgebouwd wordt, maar we mogen ook de andere, kleinere, lokale besturen niet vergeten. Precies daar knelt het schoentje vaak: lokale bestuurders zijn vaak niet eens op de hoogte van het bestaan van regenbooghuizen – terwijl het regenbooghuis hier in Oostende zelfs ondergebracht werd in het stadhuis –, laat staan dat ze weten op welke manier die hen van dienst kunnen zijn bij de uitbouw van een lokaal beleid.
Minister, ik vroeg u eerder al of u een initiatief zou willen nemen om de schepenen van Gelijke Kansen – of bij ontstentenis daarvan, de burgemeesters – aan te schrijven om hen te wijzen op de nuttige rol die de regenbooghuizen kunnen spelen en om de lokale bewindvoerders en regenbooghuizen met elkaar in contact te brengen met het oog op een toekomstige samenwerking, overleg of adviesfunctie. Mijn vraag is dan ook of er al initiatieven in die zin werden genomen of op stapel staan.
Tevens wil ik van de gelegenheid gebruik maken om even te polsen naar de recentste stand van zaken in de opmaak van het interfederaal actieplan … (onverstaanbaar) …, kortweg de derde versie van het actieplan tegen homo- en transfoob geweld. U gaf bij de bespreking van de beleidstoelichting aan dat de vooropgestelde timing van het voorjaar niet gehaald zou worden, maar dat het eerder de zomer zou worden. Hebt u hierover al overleg gehad met de nieuwe federale staatssecretaris voor Gelijke Kansen?
Ik weet dat de heer Van Miert ook had willen tussenkomen over deze kwestie en wil dus namens de N-VA-fractie het volgende vragen. Laten we eerst heel duidelijk zijn: we vinden alles wat te maken heeft met gelijke kansen en dat vierhoeksoverleg heel belangrijk. Zoals collega Tommelein al aanhaalde, is het vooral gekend in een aantal steden. Mijn vraag is dan ook in hoeverre hier al een evaluatie van gemaakt werd, niet om het aan de kant te schuiven – laat dat heel duidelijk zijn – maar om te weten te komen of dit inderdaad zoden aan de dijk zet. Bestaat hierover al meer kennis?
Dan nog een vraag. Ik dacht dat het de bedoeling was dat ook het parket in het vierhoeksoverleg een rol zou spelen. Bij de vraagsteller, collega Van de Wauwer, heb ik dat niet gehoord. Hij spreekt wel over middenveldorganisaties. Mijn vraag is: speelt het parket nog een rol in dat vierhoeksoverleg of niet?
Minister Somers heeft het woord.
Ik zal eerst antwoorden op de laatste vraag, of het parket nog een rol speelt in het vierhoeksoverleg, voorzitter. Ik denk dat het parket nog altijd bereid is om daar een rol in op te nemen. Ik denk dat dat ook een beetje afhangt van de houding die het lokale bestuur zelf aanneemt. Je hebt een overleg met het Openbaar Ministerie. Je kan samen een actieplan opstellen. Er is daarover overleg in je lokaal integraal veiligheidsplan. En als je dat als lokaal bestuur naar voren schuift, dan is het een mogelijkheid dat het parket daar inderdaad actief bij betrokken wordt, wat volgens mij een verstandige keuze is. Dat is dus mijn antwoord op die heel specifieke vraag van collega Van Miert, verwoord door de heer Van Dijck.
Mijnheer Van de Wauwer, ik wil u natuurlijk bedanken dat u zich ontpopt tot een soort van liaisonofficier van mij in de Senaat en dat u daar wijst op het goede werk dat we hier samen in onze commissie in het Vlaams Parlement doen. Maar u hebt gelijk, dit is een thema dat aandacht blijft vragen.
Mijnheer Van Rooy, het is inderdaad zo dat die studie loopt. Ik denk dat ik daar ook in het verleden al op heb geantwoord: die studie vertrekt wel degelijk vanuit het slachtofferperspectief, maar het is uiteraard onze bedoeling om ook via de slachtoffers in beeld te brengen wat het profiel en de motivatie is van de daders. En bij een profiel hoort voor mij ook de culturele achtergrond als een van de elementen. Hoe beter we de situatie kennen, hoe meer we daaraan kunnen remediëren. Ik heb op dat punt ook heel weinig taboes. Er is maar een taboe dat ik heb. U haalde daar een aantal cijfers bij en ik heb er een genoteerd. U zegt dat 16 procent van de Marokkaanse mensen het moeilijk heeft met de idee dat holebi’s en niet-holebi’s gelijk zijn. Maar dat betekent dus eigenlijk dat 84 procent daar geen moeilijkheden mee heeft. Hoe we die cijfers interpreteren is natuurlijk altijd gevaarlijk. Ik denk dat het goed is dat we cijfermateriaal hebben, maar dan is het belangrijk hoe we daarmee omgaan. Maar die discussie gaan we zeker nog kunnen voeren op het moment dat die studie rond is. Dan kunnen we daar ook in meer detail over doorbomen.
Wat de heer Tommelein betreft: u hebt inderdaad die vraag gesteld. Ik denk dat het voor steden iets gemakkelijker is om zo’n vierhoeksoverleg op te starten, voor onze lokale besturen die ook aan de slag willen gaan met seksuele diversiteit, met homohaat, homogeweld, het beschermen van slachtoffers en het empoweren van mensen. Hoe doe je dat? Hoe voer je lokaal een regenboogbeleid? We hebben daar de Roze Huizen over bevraagd en die hebben ook een sterke zelfevaluatie gedaan ter zake. Die zijn ook meer uit hun kot aan het komen, als ik dat zo mag zeggen, ook in coronatijden. Zij zijn meer de lokale besturen aan het opzoeken, om contact te hebben met hen, met de bedoeling om hen beter te ondersteunen. Want dat is een van de taken waar onze Roze Huizen ook hun schouders onder hebben gezet. Maar ik denk dat daar nog werk aan de winkel is.
Daarom zou ik verder willen werken via het bestaand lerend netwerk van lokale gelijkekansenambtenaren. In 2021 gaan we bekijken of er rond dit specifieke thema met een aantal kleinere lokale besturen een specifieke werkgroep kan worden opgericht. Zo kunnen we kijken hoe een klein bestuur meer kan inhaken op het beleid dat vandaag vaak al sterk uitgebouwd is in onze steden, maar landelijk en bij de kleinere gemeenten toch nog wat extra impulsen dient te krijgen. Ik hoop dat dat ook een beetje een antwoord was op uw vraag, mijnheer Tommelein.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik wil altijd voor u en uw andere collega’s in de Vlaamse Regering de liaison zijn in de Senaat. Ik geloof dat we daar nog altijd waardevol werk kunnen doen.
Collega Tommelein maakt een terecht punt over de kennis rond het bestaan van en het aanbod van die regenbooghuizen naar verschillende lokale besturen. Ik denk dat zowel de minister als de Roze Huizen daar zelf al heel sensibiliserend werken, en dat er lokaal wel een grotere kennis is over die Roze Huizen, als we bijvoorbeeld kijken naar de International Day Against Homophobia, Transphobia and Biphobia (IDAHOT). Elk jaar zijn er meer gemeentebesturen die meedoen. Ik denk dat ze in Vlaanderen nu allemaal meedoen met het uithangen van de regenboogvlag. Dat is een initiatief van die regenbooghuizen. Dat is mooi, maar een echt inclusief beleid moet meer zijn dan enkel het uithangen van die regenboogvlag. Dus ik ben blij dat u de gelijkekansenambtenaren ook zou wijzen op het bestaan van die Roze Huizen.
Ik reageer kort op de heer Van Rooy. U komt telkens met datzelfde riedeltje. Ik ga daar niet verder op ingaan, voorzitter, maar ik denk dat het onderzoek naar dat daderprofiel het nodige zal uitwijzen. Ik kan tegelijkertijd ook niet ontkennen dat de aanvaardingscijfers ten aanzien van holebi’s bij bepaalde etnische groepen mager is. Maar ik denk dat er op dat vlak ook jaar na jaar verbetering in zicht is, en dat dat aanvaardingscijfer ook bij de Vlaamse autochtoon telkens in stijgende lijn is gegaan. En kijk ook maar naar uw eigen partij. Een aantal jaren geleden zat Filip De Winter hier in het parlement in het debat rond hiv nog op te roepen om de heterorelaties tot de norm te maken. Nu stelt u zich hier zelf voor als de grote verdediger van holebirechten. Dus kijk, zelfs in uw partij is er een stijging van die aanvaardingscijfers. Er is dus hoop.
De vraag om uitleg is afgehandeld.