Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, op 9 januari bleek dat psychologe Kaat Bollen afstand doet van haar titel als psychologe na een conflict met de Psychologencommissie. Ze omschrijft zichzelf vanaf nu als seksuoloog en therapeut. De bron van het conflict is, zoals u ongetwijfeld ook hebt gelezen, dat een collega haar heeft aangeklaagd vanwege de wijze waarop ze zich presenteert in haar privéleven, hoe ze zich uit, hoe ze zich kleedt, en het feit dat ze daar ook foto’s van deelt. Vanwege dat feit zou zij de titel van psycholoog oneer aandoen. Die klacht is door de Psychologencommissie tot twee keer toe als gegrond omschreven.
In een reactie geven verschillende psychologen aan hun lidmaatschap bij de Psychologencommissie in vraag te stellen uit angst te worden beoordeeld op aspecten die niets te maken hebben met de wijze waarop zij hun cliënten bejegenen, maar wel met hun privéleven en de manier waarop zij hun identiteit beleven en tot uitdrukking brengen.
De consequentie is dan natuurlijk dat er in Vlaanderen verschillende benamingen zouden ontstaan voor mensen die in wezen dezelfde dienstverlening aanbieden en vaak ook hetzelfde of een gelijkwaardig diploma hebben, simpelweg omdat zij wel bereid zijn hun cliënten op een deontologisch correcte manier te bejegenen, maar niet bereid zijn hun privéleven en hun zelfexpressie te laten onderzoeken door een commissie die hun dan mogelijk vertelt dat zij zich onwaardig gedragen om de titel te mogen dragen.
Ik denk dat dat voor cliënten verwarring in de hand werkt en drempelverhogend kan werken. Men vult hier waardigheid in op een toch wel zeer bijzondere wijze, wetende dat het concept waardigheid in de deontologische code nergens wordt omschreven en dat er dus echt ook willekeur dreigt wanneer drie individuen zich mogen uitspreken over dat concept waardigheid. Er is dus veel onrust in de beroepsgroep, met mogelijk ook effecten voor de cliënten.
Minister, hebt u kennis kunnen nemen van het hele gebeuren en de omstandigheden die aan de grondslag liggen van het conflict tussen mevrouw Kaat Bollen en de Psychologencommissie? Daarbij vraag ik u niet per se om uitspraak te doen over dit geval maar wel over het onderliggende gegeven.
Bent u van mening dat een veelheid aan beroepstitels voor equivalente zorg drempelverhogend of verwarrend riskeert te werken en het zorglandschap nodeloos complex dreigt te maken? Vindt u het in die zin dan nog altijd opportuun dat die titel wordt verleend door die Psychologencommissie en enkel kan worden verkregen door het lidmaatschap van deze commissie?
Kunt u vanuit uw bevoegdheden maatregelen nemen om dit te vereenvoudigen of de kwalijke gevolgen van de problemen binnen de Psychologencommissie te vermijden richting de zorgontvangers?
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb via de media vernomen dat mevrouw Bollen haar inschrijving als psycholoog op de lijst van de Psychologencommissie ongedaan heeft gemaakt. Van de omstandigheden die aan de grondslag daarvan liggen, ben ik behalve de informatie die ik uit de media heb vernomen, niet op de hoogte.
De Psychologencommissie valt onder de bevoegdheid van de federale overheidsdienst Economie. Ik kan me dus niet uitspreken over het concrete verloop van deze casus. Dat laat ik over aan de bevoegde minister.
Wel wil ik kort het wettelijke kader schetsen. Wie de titel psycholoog wil dragen, moet zich conform de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog inschrijven op de lijst bij de Psychologencommissie. Zich uitschrijven op deze lijst houdt bijgevolg in dat men de titel van psycholoog niet meer mag dragen.
Daarnaast, en dit is wat de erkenning betreft wel mijn bevoegdheid, is er de wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG) gecoördineerd op 10 mei 2015, waarin onder meer de bescherming is opgenomen van de titel van klinisch psycholoog alsook de beroepsbescherming.,
Op basis van deze WUG en het uitvoerend KB erkent mijn administratie sinds 1 januari 2020 klinisch psychologen. Om de klinische psychologie uit te oefenen is een visum en een erkenning als klinisch psycholoog vereist. Zonder deze erkenning is het ook niet toegelaten de beroepstitel van klinisch psycholoog te dragen.
Noch in de WUG, noch in het bijhorend KB is een inschrijving als psycholoog op de Psychologencommissie opgenomen als een erkenningscriterium. Een inschrijving als psycholoog bij de Psychologencommissie is dus niet verplicht om erkend te worden en te blijven als klinisch psycholoog.
Er zijn op dit moment twee geestelijke gezondheidszorgberoepen die erkend zijn en die men conform de wetgeving mag uitoefenen: klinische psychologie en klinische orthopedagogiek. Enkel zij die over een dergelijke erkenning en visum beschikken, mogen het beroep in kwestie uitoefenen.
Deze regelgeving is door de bevoegde federale overheid onder meer ingegeven om de nodige duidelijkheid te scheppen ten aanzien van de burger. Wat de geestelijke gezondheidszorgberoepen betreft, is er bijgevolg geen onduidelijkheid.
De WUG garandeert naast bescherming van de titel van klinisch psycholoog ook beroepsbescherming. De beroepsuitoefening van de klinisch psycholoog en de klinisch orthopedagoog is beschermd en duidelijk vastgelegd.
Problemen binnen de Psychologencommissie hebben geen impact op de erkenning en de toelating om het beroep van klinisch psycholoog uit te oefenen conform de WUG en het bijhorend KB.
Wie een beroep doet op een erkende klinisch psycholoog mag gerust zijn over de kwaliteit van de zorg die hij of zij ontvangt. Mijn administratie controleert bij de erkenning of men de nodige opleiding heeft genoten. De federale overheid waakt over de uitoefening van het beroep.
Het agentschap zal dit voor de burger extra verduidelijken op zijn website en in de communicatie, ook ten aanzien van de beroepsverenigingen.
Uw vierde vraag impliceert de opheffing of minstens een aanpassing van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog. Of een evaluatie van die wet aan de orde is, is iets wat de bevoegde federale overheid moet beoordelen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Dank u wel, minister. Even om zeker te zijn dat ik u goed heb begrepen: betekent wat u zegt dat, om jezelf psycholoog te mogen noemen, je lid moet zijn van de Psychologencommissie, tenzij je klinisch psycholoog of orthopedagoog bent en in dat geval mag je ook de titel dragen, als je visum vanzelfsprekend in orde is en je dus erkend bent, zonder lidmaatschap van de Psychologencommissie. Dat is denk ik een vraag die heel veel psychologen graag beantwoord willen zien. Het zou fijn zijn mocht u me zeggen of ik u juist begrepen heb. De vraag is namelijk hoe ze zich mogen voorstellen aan hun cliënt wanneer ze wel een visum hebben, aan alle voorwaarden beantwoorden en dus alles hebben gedaan, behalve lid zijn van de Psychologencommissie. Dat is de concrete vraag.
Een tweede vraag die ik daaraan zou willen toevoegen, is of u er eventueel voorstander van bent om de gecoördineerde wet waarin de erkenning van meerdere beroepstitels wordt geregeld - elk vanuit zijn bevoegdheid want ik besef dat u niet voor alles bevoegd bent -, te hervormen zodat het voor de gebruikers heel duidelijk is wie wat doet zonder dat de commissie zich daarin op die manier moet mengen.
Maar de eerste vraag is van uiterst belang voor duidelijkheid ten aanzien van de psychologen en ook hun cliënten.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, over de specifieke situatie van mevrouw Bollen kunnen we als parlementslid natuurlijk heel moeilijk oordelen aangezien we niet het volledige dossier kennen. Aan de ene kant wordt er gezegd: het is omdat ik te sexy naar buiten kom, aan de andere kant sijpelen er berichten door dat het is omdat er seksspeeltjes worden verkocht met de kwalificatie dat ze een psychologe is. Goed, daar ga ik me niet over uitspreken.
Maar de vraag van mevrouw Van den Bossche heeft voor mij nogmaals aangetoond dat er in de geestelijke gezondheidszorg toch een heel groot probleem is met de versnippering. Psychologen krijgen hun beroepstitel via de Psychologencommissie die federaal is en die vallen dan onder de deontologische code. Maar ben je klinisch psycholoog, dan val je onder de wet Gezondheidsberoepen en moet je federaal een visum aanvragen en krijg je van het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid automatisch een erkenning. Dat is denk ik gigantisch omslachtig en de vraag is natuurlijk waarom dat niet allemaal op een niveau kan en dan het liefst het Vlaamse.
Hoe staat u daartegenover, minister, en welke stappen wilt u in deze legislatuur zetten om dat mee mogelijk te maken?
De vraag is gesteld of de deontologische code nog voldoet aan de actuele noden en of er een bijsturing nodig is. Maar de vraag is wel of u daarover met uw federale collega, minister Clarinval, in overleg gaat.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het concrete geval van Kaat Bollen is natuurlijk een lopende procedure. Daarom kunnen er ook geen details gegeven worden. Maar het hele verhaal vind ik toch wel heel betreurenswaardig. Eerst en vooral denk ik dat het begrip ‘waardigheid van het beroep’ toch een modernere invulling moet krijgen. Daar moet volgens mij ook wat meer duidelijkheid over gecreëerd worden zodat iedereen weet waaraan hij of zij zich moet houden.
Maar wat er vooral in deze zaak naar voren is gekomen, is hoe vrouwen gepercipieerd worden. De reacties op dit geval hebben me toch wel verbijsterd, hoe er toch nog altijd gekeken wordt naar vrouwen, hoe ze zich kleden. Ik vind het goed dat dit debat opnieuw op gang is gekomen om terug die gelijke kansen tussen mannen en vrouwen naar voren te schuiven.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik voel me geroepen om even te reageren omdat er hier toch een beetje onduidelijkheid werd geschapen over de oorzaken waarom mevrouw Bollen haar lidmaatschap van de commissie heeft opgezegd.
Mevrouw Saeys, mevrouw Van den Bossche, ik wil jullie bijtreden. Het ging er wel degelijk over dat ze als psycholoog die speeltjes heeft verkocht, maar daarnaast is de vraag ook duidelijk hoe een vrouw die als psycholoog actief wil zijn, zich behoort te kleden en te gedragen en foto’s moet delen. De idee is dat de professionaliteit van en vrouw zou afhangen van hoe ze zich kleedt en presenteert. Dat is wel degelijk een probleem. Ik hoop dat iedereen die hierover vragen stelt, vindt dat vrouwen zich mogen kleden hoe ze willen en dat dit geen invloed op hun professionaliteit heeft. Ik vind het belangrijk dat met deze commissie aan te pakken.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u hebt terecht een aantal zaken afgebakend, maar het lijkt me toch goed dat deze vraag om uitleg is gesteld. Het kan om een groter probleem gaan, dat we in deze commissie zeker mogen en moeten aankaarten, namelijk seksisme in de zorg- en welzijnssector. Dat geldt voor de beoefenaars van het beroep, maar ook voor de patiënten. Ik zal hier niet te veel woorden aan vuilmaken, maar volgens mij kunnen we hierover een brede discussie houden die verder gaat dan de aanpak van dit specifieke, zeer betreurenswaardige en vage geval. Er is ten aanzien van het publiek weinig duidelijkheid geschapen, maar er is een grote indruk dat er seksisme in de zorg is. We bespreken hier zeer vrouwelijke beroepstakken. Er worden veel vrouwen verzorgd, maar er zijn ook veel vrouwelijke zorgverleners. Het is niet normaal dat ze vanwege hun identiteit of hun gender worden geviseerd. Daar moeten we beducht voor zijn. We zullen dit de komende maanden en jaren zeker nog verder en dieper kunnen bespreken.
Minister Beke heeft het woord.
Mevrouw Van den Bossche, ik zal het kort houden. De titel van psycholoog vergt een inschrijving bij de Psychologencommissie, maar de uitoefening van het beroep van klinisch psycholoog vergt dat niet. De titel van klinisch psycholoog is iets anders. Het is complex, maar zo zit het op dit ogenblik in elkaar.
Mijnheer Parys, u hebt me ook gevraagd hoe ik dit in de toekomst zie. Ik denk dat we daar beter een grotere uniformiteit in kunnen brengen. Dat is voer voor de Werkgroep Institutionele Zaken die het Vlaams Parlement pas heeft opgericht. Dit kan als een voorbeeld worden genomen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, mijn vraag blijft hoe dan ook hoe een klinisch psycholoog zich ten aanzien van een cliënt mag presenteren. Als hij geen lid van de Psychologencommissie is, mag hij zich geen klinisch psycholoog noemen. Moet hij zich dan voorstellen als iemand die de cliënt als een klinisch psycholoog zal behandelen zonder dat hij zichzelf zo mag noemen? Hoe moet hij zichzelf omschrijven? Hebt u daar een oplossing voor? Dat zijn concrete vragen die in de beroepsgroep leven.
Het gaat er natuurlijk om waar welke bevoegdheid ligt. U kunt er niets aan doen dit een beetje complex is. Dat is iets voor op langere termijn. Op korte termijn zal wel iets moeten gebeuren. Dit bevindt zich op het niveau van de federale overheid, maar misschien kunt u uw steentje bijdragen. Minister Somers heeft toegezegd federaal minister Clarinval te zullen aanspreken. Misschien kunt u er, vanuit uw eigen bevoegdheid, voor pleiten op zijn minst de deontologische code te updaten.
De waardigheid mag niet slaan op het privéleven, moet uit de deontologische code worden gehaald of moet zo worden gedefinieerd dat mensen zich weer met een gerust hart aan die deontologische code kunnen onderwerpen. Het is erg jammer dat nu heel wat psychologen zichzelf geen psycholoog meer mogen noemen en hun lidmaatschap opzeggen. Daardoor vallen ze met betrekking tot de bejegening van hun cliënten niet meer onder de deontologische code. Dat is bijzonder jammer. Misschien kunt u, vanuit uw bevoegdheid, de federale overheid de hand reiken om samen na te gaan wat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat mensen die de klinische psychologie beoefenen dit op de meest correcte en respectvolle wijze doen, dat hier toezicht op kan worden gehouden en dat die mensen zichzelf kunnen omschrijven met een vlag die de lading dekt, namelijk de titel van psycholoog. Ze mogen niet de risico’s lopen die ze nu lopen, namelijk dat ze worden beoordeeld op basis van hun privéleven, het feit dat ze vrouw zijn en de wijze waarop ze hun identiteit uitdrukken. Om die reden dreigen ze eventueel een berisping van de Psychologencommissie te krijgen. Wie het vonnis heeft gelezen, weet dat een belangrijk gedeelte van de aantijgingen gaat over de wijze waarop mevrouw Bollen haar identiteit als vrouw beleeft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.