Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Deze vraag om uitleg sluit naadloos aan op wat we hier eerder zeiden over de investerings-, participatie- en garantiestrategie van PMV. Het gaat over de verdeling van de middelen binnen België van het Europese relancefonds, waarvoor ons land bijna 6 miljard euro zal ontvangen. Het relancefonds heeft als doelstelling het investeren in onze economie en infrastructuur. De gewesten hebben, gegeven de bevoegdheidsverdeling in dit land, een serieuze vinger in de pap. Het is dan ook goed dat er intra-Belgisch overeengekomen werd dat Vlaanderen 2,25 miljard euro uit het relancefonds zal ontvangen. Vorige week vernamen we dat Vlaanderen ook kan rekenen op andere Europese steunfondsen, zoals het Brexitfonds, goed voor 200 miljoen euro.
De lidstaten moeten een herstelplan indienen om aanspraak te maken op deze Europese middelen. Ik heb begrepen dat voor Vlaanderen het plan Vlaamse Veerkracht als uitgangspunt zal dienen voor de selectie van projecten die het wil meenemen naar het federale niveau.
Minister, bij de begrotingsbespreking kondigde u aan dat u de middelen uit het relancefonds zou inzetten om te investeren in waterstof, onderzoek en ontwikkeling, kerninvestering, bedrijventerreinen, digitalisering en een circulaire en duurzame economie.
Ik heb er de EU-criteria nog eens bijgenomen. Op het federale niveau geeft men aan dat men de middelen wil oriënteren naar vijf assen. De eerste as is klimaat en de ecologische omslag. Daarop zou het grootste deel, meer dan een derde van de middelen, moeten worden ingezet. De tweede as is de digitale transformatie. Daarnaar zou minimum 20 procent van de middelen moeten worden georiënteerd. De derde as is mobiliteit en openbare werken, de vierde as mens en samenleving en de laatste as het opkrikken van onze productiviteit, die de laatste jaren absoluut stokt. Voor een aantal van die prioriteiten heeft Vlaanderen de volle bevoegdheid, voor een aantal een gedeelde bevoegdheid. Het is dan ook belangrijk om reeds op dit moment te peilen naar welke projecten de regering vanuit Vlaanderen meegeeft om in dat Belgische herstelplan op te nemen.
Waarom stel ik die vraag nu? Er zijn blijkbaar drie fasen om te komen tot een plan dat België bij Europa indient. In januari zou de eerste draft worden afgerond. Ik neem dan ook aan dat Vlaanderen op dit moment zijn projecten klaar heeft en heeft overgemaakt aan het federale niveau.
Minister, welke projecten zijn dat? Sporen die met de prioriteiten die u hebt aangegeven bij de begrotingsbesprekingen?
Zitten de verhoudingen op de lijnen van de verhoudingen die de Europese Commissie oplegt tussen de verschillende prioriteiten?
Wat wordt gefinancierd met geld van de Vlaamse belastingbetaler, uit onze eigen begroting, en wat legt men voor financiering voor vanuit de Europese middelen?
Minister Crevits heeft het woord.
Zolang de verdeling van de middelen tussen de Belgische overheden niet gekend was, heeft de Vlaamse Regering het gehele Vlaamse relanceplan ingebracht in de intra-Belgische oefening. Nu kennen we de intra-Belgische verdeling van de middelen. Alles is erop gericht om Vlaamse projecten te selecteren die in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit de Europese faciliteit voor herstel en veerkracht, Recovery and Resilience Facility (RRF).
Er zijn daarin twee stappen: eerst moet de Vlaamse Regering bepalen welke projecten van het Vlaams relanceplan ze wil indienen. Daarna is het aan de Europese Commissie om te reageren op onze ingebrachte projecten en zo te komen tot een finale lijst voor Vlaanderen ten belope van 2,25 miljard euro.
We zijn niet zeker dat al die projecten de toets van de Europese Commissie zullen doorstaan, daarom werd intra-Belgisch afgesproken dat elke overheid voor maximaal 130 procent van de hem toegewezen bedragen aan projecten kan indienen. Voor Vlaanderen komt dat neer op iets minder dan 3 miljard euro aan projecten die we effectief kunnen indienen bij Europa.
Investeringen in innovatie, waterstof en duurzame economie beantwoorden volgens mijn inschatting en die van de hele Vlaamse Regering tot de projecten die via de RRF kunnen worden ondersteund.
De investeringen in waterstof willen we bijvoorbeeld voor een groot stuk inzetten in het kader van een Europees project rond waterstof, de Important Project of Common European Interest (IPCEI). Jullie kennen dat, ik heb er al over gesproken. De Europese Commissie beveelt expliciet aan om de Europese middelen voor dergelijke projecten aan te wenden. Investeringen in waterstof zijn trouwens heel belangrijk voor de klimaattransitie van onze industrie.
Europees is bepaald dat elk nationaal herstelplan minstens 37 procent van de middelen aan de klimaattransitie moet besteden. Investeringen op het gebied van duurzame economie en innovatie sluiten zeer goed aan bij de doelstellingen van het Europees plan voor herstel en veerkracht.
Minister-president Jambon beloofde vorige woensdag tijdens de plenaire vergadering dat de lijst van ingediende projecten voor RRF-ondersteuning zou worden overgemaakt. Ik heb begrepen dat dat ook al effectief is gebeurd via de commissie Financiën en Begroting.
Binnen de regering bestaat er ook een engagement dat de Vlaamse relanceprojecten die niet via de RRF worden ondersteund, dan via andere budgetten zullen worden ondersteund.
Ik kom tot uw tweede vraag. Uiteraard zullen wij alle maatregelen van het plan Vlaamse Veerkracht uitvoeren. Het akkoord verandert daar eigenlijk niets aan. Bovendien is het ook zo dat investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) en duurzame economie voor de relance zijn ingeschreven. Het actieplan inzake bio-economie, bijvoorbeeld, is recent door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Er is ook al een eerste herverdeling naar de Vlaamse Regering voor een inhaalbeweging voor onderzoek en innovatie bij bedrijven. Die is vorig jaar al aangekomen. Enkele dossiers inzake infrastructuur worden nu samengesteld. We brengen dus eigenlijk nu al dossiers naar de Vlaamse Regering. In tijden van crisis lenigt elke investering natuurlijk een acuut geworden nood. We zouden eigenlijk met alle zaken tegen eind dit jaar van start willen gaan. Een uitzondering vormen misschien de waterstofinvesteringen, omdat die uiteraard afhankelijk zijn van het IPCEI Hydrogen op Europees niveau.
Dan de andere Europese fondsen. Er is REACT-EU (Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe). Daar verwachten we bijna 114 miljoen euro van. We krijgen ook 200 miljoen euro uit de Brexit Adjustment Reserve. Het gesprek over de inzet van die middelen is nog bezig. We mogen echter ook de reguliere Europese instrumenten niet vergeten. Het volgende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon Europe, is ongetwijfeld het belangrijkste instrument. Daaruit krijgen we geen vooraf bepaalde enveloppes. Alles hangt af van de kwaliteit van de voorstellen die de Vlaamse onderzoeks- en innovatieactoren daarvoor indienen. Klassiek doen we het in dezen eigenlijk altijd wel heel goed. Daarnaast zijn er ook nog wat kleinere programma’s zoals het programma Digital Europe of het programma voor de eengemaakte markt. Ook die programma’s zullen in de komende jaren investeringen binnen het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie mogelijk maken. Net zoals bij Horizon Europe geldt in dezen het excellentieprincipe: het beste project wordt ondersteund.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u wel. Ik neem aan dat we op de concrete projecten nog wel dieper zullen ingaan als de lijst eenmaal definitief is. 130 procent van de aan Vlaanderen toegewezen middelen voor projecten hebt u doorgegeven aan de federale overheid, om daar in het globale actieplan te kaderen. Dat lijkt me zinvol. Een aantal investeringen en hun verdeling liggen inderdaad vast, zoals u zei en zoals ik ook al had aangegeven: 37 procent klimaat en ecologie, 20 procent minimaal digitale transformatie. Wat me echter ook belangrijk lijkt om onze economie opnieuw te laten groeien, zijn de investeringen om de productiviteit toch opnieuw een boost te geven. Ook al is die nog altijd hoog in België en Vlaanderen, sinds de jaren 70 is die toch wel aan het dalen. De kern van die investeringen voor productiviteitswinst zit uiteraard bij opleiding, bij vorming, bij competentieversterking, bij innovatie-investeringen, zodat een aantal werkprocessen kunnen worden geïnformatiseerd en versneld. De andere assen van het federale plan overspannen diverse commissies, maar de productiviteitsinvesteringen zijn, denk ik, exclusief een kwestie voor onze commissie. Misschien is het goed om daar in een volgende fase ook nog eens wat dieper op in te gaan, omdat dat perfect aansluit bij het adagium ‘opleiding, opleiden, opleiden’ waarvan we hier met zijn allen toch vaak de mond vol hebben.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, ik wil eigenlijk bevestigen wat u in uw laatste tussenkomst zei. Vlaanderen zal absoluut een project inzake loopbaanoffensieven brengen. U weet dat dat een aantal onderdelen behelst. We zullen ook nog uitgebreid de gelegenheid krijgen om daarover te discussiëren. We kunnen ook onze gewone instrumenten, zoals het Europees Sociaal Fonds (ESF), inzetten voor zulke loopbaanoffensieven. Niet vergeten, je hebt relancemiddelen, maar er zijn ook de gewone middelen, de middelen die we gebruikelijk hebben binnen mijn bevoegdheid, die we kunnen inzetten.
Productiviteitsgroei zal wat mij betreft zeker ook moeten komen van innovatie. Wat me daar positief stemt, is dat we vorig jaar een record aan bedrijven hebben gesteund. Die innovatietrein is dus niet stilgevallen tijdens de coronacrisis. We hebben bovendien regulier vanuit de Vlaamse overheid 100 miljoen euro extra om te investeren in innovatie. Ook dat is een heel goede zaak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.