Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, het feit dat u onderweg bent naar een volgende afspraak is eigenlijk de perfecte metafoor van de kern van mijn volgende vraag. We zitten nu nog volop in die crisis, meer dan ooit zou ik bijna zeggen. Ik ga geen eindeloze deuren blijven intrappen om te zeggen in hoe zwaar weer de cultuur- en eventsector zich op het moment bevindt. Maar ik vind ook dat we echt lang op voorhand vooruit moeten kijken, want deze situatie dwingt ons als beleidsmakers echt wel tot reflectie en bezinning, niet alleen over de directe bedreiging, zoals de economische, sociale en financiële rampen die daar nu onmiddellijk uit gaan voortkomen. Misschien moeten we toch durven zeggen dat hier ook wat uitdagingen zijn, ja, zelfs opportuniteiten. Voor alle duidelijkheid, en om zeker niet cynisch te klinken, we zijn natuurlijk heel blij dat er nu zo veel maatregelen genomen worden. We hebben er daarnet nog een aantal kritisch doorgenomen, het is ook onze rol om dat te blijven doen. Alles wat wij doen is uiteindelijk toch om de sector te helpen overleven. Op de lange termijn moeten we natuurlijk ook zorgen dat we een relanceplan hebben. Daar wil ik het toch even over hebben.
Als er nu één vaststelling is die ik heb gemaakt naar aanleiding van de herschikking van het Kunstendecreet, in de adviezen die daarover gingen, maar ook de andere evaluaties en bijsturingen van decreten: in al die teksten lees ik, behalve het ingaan op het decreet zelf, dat men vindt dat het hoog tijd is om een analyse te maken van welke kansen en bedreigingen de sector heeft. Moeten we niet eens heel duidelijk een beeld krijgen waar die analyse op het moment zit? Als ik daar met de sector over spreek, heeft iedereen wel korte eindjes vast om te zeggen dat men daar en daar mee bezig is, maar ik heb echt niet het gevoel dat daar een gestructureerde aanpak van bestaat.
Daarom mijn volgende vragen, die heel concreet zijn. U hebt trouwens als minister-president in het verleden ook het belang onderstreept van zo’n analyse. Maar is er nu ook effectief een gestructureerde aanpak om zo’n studie te maken? Zo ja, hoe is die gestructureerd, hoe werkt die? Wie is hierbij betrokken?
Zijn er daarvan mogelijk ook al eerste kleine resultaten? En vooral, vinden we die al terug, of zijn er al kleine sporen terug te vinden in de herschikking van een decreet? Vinden we bijvoorbeeld in het Kunstendecreet al sporen terug van analyses die we, zij het dan zijdelings, gemaakt hebben over de gang van zaken van de coronacrisis en de invloed daarvan op onze kunstenaars en eventsector?
Hoe moeten we die twee zien te synchroniseren? Hoe kunnen beide processen de verdere ontwikkeling en uitrol van een nieuw Kunstendecreet, en straks ook andere decreten, en tegelijkertijd de implicaties en eventuele opportuniteiten van die covidactiviteiten op korte termijn toch op elkaar afstemmen? Hoe krijgen we die dingen toch in elkaar geschoven?
Er is in de marge ook al veel gezegd door al die insprekers, van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) tot het Overleg Kunstenorganisaties (oKo) en de expertengroep van Alden Biesen. Wat met de vele suggesties vanuit het veld om voor de hervorming van het Kunstendecreet meer tijd uit te trekken, om daar meer ruimte voor te nemen en het grondig te doen? Voor alle duidelijkheid, wij pleiten niet voor een te lang uitstel, maar om dat toch grondig te doen, om tegelijkertijd de implementatie van die analyse te kunnen doorvoeren.
Ik geef toe dat het een wat theoretische benadering is van ons hele verhaal. Maar ik vind het van fundamenteel belang in de sector om te horen hoe daar nu heel pragmatisch en direct aan gewerkt wordt. Ik ben benieuwd naar uw antwoorden. Ik hoop dat ik duidelijk was in mijn vraagstelling.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Inderdaad, mijnheer Pelckmans, het is goed om eens met wat meer afstand te reflecteren. U vroeg wie er betrokken is bij die analyse. Ik denk dat er op dit moment verschillende initiatieven zijn die de impact van de coronacrisis op het cultuurbrede beleid in kaart brengen.
In november 2020 werd een taskforce opgericht die op twee sporen werkt. Een werkgroep 'korte termijn' zal maatregelen voorstellen om de culturele en creatieve sectoren door de crisis te loodsen. In de werkgroepen is de brede sector, gesubsidieerd en niet-gesubsidieerd, vertegenwoordigd, naast leden van Cultuur, Jeugd en Media (CJM), het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), het kabinet van minister Crevits en mijn kabinet. Dan heb je een tweede werkgroep 'middellange termijn', die een visie ontwikkelt op het toekomstige functioneren van de culturele sector in een gewijzigde maatschappelijke context.
De taskforce bekijkt alle initiatieven met een overkoepelende blik en waakt erover dat er voldoende cohesie is. Deze taskforce wordt aangestuurd door het departement en bestaat verder uit twee leden van mijn kabinet, Maarten Quaghebeur van Cultuurloket en Annick Schramme van Universiteit Antwerpen (UA). Die is ondertussen ook voorzitter van de SARC.
De werkgroep 'lange termijn' concentreert zich rond Cultuurloket, met de concrete opdracht om, samen met de sectorale steunpunten, de verschillende initiatieven die al genomen werden in kaart te brengen, op elkaar af te stemmen en na te gaan wat de hiaten zijn. Het gaat hier niet zozeer om de noodzakelijke maatregelen op de korte termijn, maar om het ontwikkelen van nieuwe ideeën, werkvormen en praktijken die de culturele sector meer weerbaar moet maken in een veranderde omgeving na corona. Dit toekomsttraject 'Cultuur na corona' wordt in een eerste fase opgestart met de kunstensector.
Het is de bedoeling om met het toekomsttraject 'Cultuur na corona' heel ruim te gaan en diverse stemmen aan het woord te laten. Een voorbeeld hiervan is het project 'A fair New World?!' van Kunstenpunt, dat via een open call kunstenaars, kunstwerkers, collectieven en organisaties oproept om ideeën, nieuwe werk- en organisatievormen, samenwerkingsverbanden of tools uit te werken.
Wat de deadline betreft: de taskforce zal eind januari een eerste keer aan mij rapporteren. Van het toekomsttraject 'Cultuur na corona' verwacht ik later in het voorjaar de eerste resultaten voor de kunstensector. De andere sectoren zullen later op het jaar volgen.
U vroeg of er al voorzichtige conclusies zouden zijn en of we die zouden terugvinden in het voorontwerp van decreet. In het ontwerp van decreet zijn geen specifieke instrumenten opgenomen die ingaan op de coronacrisis, ten eerste omdat het decreet pas ingaat vanaf 2022. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat we dan terug kunnen kijken op corona. Het is dus pas van toepassing op de werkingssubsidies voor de beleidsperiode 2023-2027. Ten tweede zijn de subsidie-instrumenten die opgenomen zijn in het ontwerp van Kunstendecreet zodanig open en generiek dat deze geldig en zinvol blijven ongeacht de huidige crisis.
U vraagt hoe beide processen op elkaar afgestemd kunnen raken. Omdat het Kunstendecreet generiek is, zoals ik daarnet al aangaf, staat niets die afstemming in de weg. Ik kan me voorstellen dat er uit de analyses van het toekomsttraject 'Cultuur na corona' suggesties en ideeën zullen komen die de organisatievormen, communicatievormen, de content of de kostenstructuren van initiatieven misschien zullen veranderen, maar dat is allemaal mogelijk binnen het nieuwe ontwerp van Kunstendecreet.
De subsidie-instrumenten zijn bottom-up, wat betekent dat kunstenaars en kunstenorganisaties vrij kunnen kiezen hoe ze hun initiatieven vormgeven en organiseren, voor zover ze daarbij professioneel te werk gaan. Het Kunstendecreet voorziet vooral in generieke voorwaarden, beoordelingscriteria en principes om de artistieke kwaliteit, de diversiteit en internationale vernetwerking van het kunstenlandschap binnen de Vlaamse Gemeenschap te garanderen. Dat is sedert het eerste Kunstendecreet van 2004 de belangrijkste doelstelling, wat in het ontwerp van Kunstendecreet duurzaam gecontinueerd wordt en het situationele overstijgt.
Het enige wat ik momenteel zie dat misschien voor aanpassing vatbaar zou kunnen zijn, zijn de nadere bepalingen, of met andere woorden de nuanceringen, van de generieke subsidievoorwaarden en -criteria. Het is denkbaar dat je bij die nadere bepalingen iets zou kunnen opnemen dat gaat over uitzonderlijke situaties zoals een pandemie. Dat is op zich niet zo moeilijk om aan te passen als de regering daar eensgezind over is. Maar het is maar de vraag of je dat wilt laten meespelen in de artistieke beoordeling, het is tenslotte iets waar iedereen op moet reageren, het lijkt me niet iets waar je op filtert.
Wat met de vele suggesties om meer tijd uit te trekken? De ontwikkelings- en besluitvormingsprocedure voor een decreet duurt minstens anderhalf jaar. Meer tijd nemen of wachten met de herziening van het Kunstendecreet zou betekenen dat de hervormingen die zich los van de huidige crisissituatie opdringen, niet zouden kunnen worden toegepast op de toekenning van meerjarige werkingssubsidies, waarvoor de uiterste aanvraagdatum nu al met een jaar is uitgesteld: van 1 december 2020 naar 1 december 2021, op het einde van dit jaar.
De genoemde gewenste hervormingen gaan over de voornemens geformuleerd in het regeerakkoord en de strategische visienota Kunsten, maar komen er op vraag van de kunstensector zelf. Het gaat dan met name over werk- en planlastvermindering, efficiëntieverhoging, meer proportionele procedures, een betere toepassing van integriteitsregels, fair practices en cultural governance, grotere coherentie tussen cultuurdecreten, optimalisaties van het digitaal platform Integraal Opvolgsysteem Kunsten (KIOSK), enzovoort. Daarmee kun je niet nog eens vijf jaar wachten. Dit dient toegepast te kunnen worden op de werkingssubsidies waarvoor de aanvragen eind dit jaar worden ingediend. De belangenbehartiger van de structureel gesubsidieerde organisaties binnen de kunsten, het Overleg Kunstenorganisaties, heeft er zelf ook voor gepleit dit uitstel niet met nog een jaar te verlengen.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor het antwoord. Dat stelt mij al een stuk gerust. Ik denk inderdaad dat je ervan doordrongen bent dat we uit deze crisis moeten leren. Maar het verhaal van die lange termijn, dat is niet niets. Hoe daarmee wordt omgegaan, wordt niet duidelijk gecommuniceerd, denk ik. Iedereen vraagt zich af hoe dat gecoördineerd wordt. Het is goed dat daar een werkgroep voor bestaat, ik vraag mij alleen af – ik wik mijn woorden – of we niet wat meer mensen van buitenaf, van buiten de sector moeten betrekken. Die hebben een andere inkijk. Met alle respect voor de mensen die daarin zitten, maar het is mijn eerste gevoel dat het opnieuw een incrowd is. Moeten we zo’n studie niet een beetje extern bestellen, weliswaar gedreven door de sector?
Er zitten natuurlijk heel veel uitdagingen in, en ik ben het ook niet helemaal met u eens dat we uit die nieuwe decreten, die dan heel genieriek moeten zijn, later op de een of andere manier een uitvoeringsbesluit kunnen halen. Ik ga er een element uithalen: alles wat zich afspeelt op het internationale niveau, de ervaringen die we daar nu mee hebben en de analyse die we daar moeten maken, heeft volgens mij heel veel impact op het Kunstendecreet met betrekking tot de internationale werking. Ik twijfel of de ernst daarvan echt wel doorgedrongen is.
De vraag is dan ook concreet: moeten we toch ook niet van buitenaf mensen en expertengroepen daarbij betrekken, die misschien ook met andere inzichten die analyse echt tot op het bot maken? Ik zeg dat met alle respect voor de mensen die daar nu mee bezig zijn, ook van de administratie.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik dank collega Pelckmans voor de vraag, want het is een belangrijke vraag: hoe gaan we dit veld in de toekomst, postcorona, verder vormgeven? Ik vind het een uitstekend initiatief van de taskforce, minister-president.
U spreekt van een incrowd, collega Pelckmans. Ik denk dat dat onder het voorzitterschap van Annick Schramme, ook een goede collega van mij aan de Universiteit Antwerpen en toch een groot expert in Vlaanderen, wel al een stuk gegarandeerd is. Maar het is een goede suggestie om daarnaast ook een expertengroep van academici, eventueel uit het buitenland, in te zetten.
Voor mij is het zeer belangrijk dat we in het nieuwe Kunstendecreet rekening houden met de postcoronatijd. We hebben het er vorige week over gehad. We hebben al verschillende keren gesteld dat het niet weer business as usual mag worden. Er is wel degelijk een postcoronatijdperk. De sector heeft veel geleerd over de pijnpunten en is bereid hiermee aan de slag te gaan. Het Overleg Kunstenorganisaties geeft dit ook aan. Ik roep dan ook opnieuw op om hier rekening mee te houden. Wat hebben we geleerd om die sector te versterken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Pelckmans, ik wil een suggestie doen. Het zou misschien niet slecht zijn de voorzitter van die werkgroep 'lange termijn' eens in de commissie te laten vertellen wat haar plan van aanpak is en met wie ze overleg wil plegen. Dat moet natuurlijk redelijk ruim worden opengetrokken. Het is aan jullie om dit te plannen, maar ik denk dat het niet slecht zou zijn dat ze haar aanpak eens in de commissie toelicht. Ze kan dan eventueel met jullie overleggen hoe dit eventueel moet worden bijgestuurd, zodat de werkgroep 'lange termijn' al van in het begin met een brede acceptatie kan starten. Mijnheer Pelckmans, mevrouw Segers, deze suggestie is mijn antwoord op jullie vragen.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw uitnodigend antwoord. Het blijft een feit dat er complicaties zijn met betrekking tot het een en ander. De sector is duidelijk wat verward. Ik denk dat hierover wat helderder moet worden gecommuniceerd.
Voorzitter, met betrekking tot de suggestie de voorzitter van de werkgroep 'lange termijn' uit te nodigen, zal ik even uit de biecht klappen. Ik heb toevallig gisteren met haar lang over dit thema gebeld. Het thema is me niet onbekend en ik heb begrepen dat zij bereid is ook met het academisch niveau rekening te houden. Ik stel voor dat we hier op korte termijn werk van maken. Het is belangrijk dat we hierop inzetten.
Minister-president, u hebt aangetoond dat u met betrekking tot het Vlaams virtueel museum onmiddellijk actie hebt ondernomen, in middelen hebt voorzien en een plan hebt opgesteld. Dat is niet cynisch bedoeld. Ik daag u uit om voor dit minstens even belangrijke onderdeel een gelijkaardige inspanning te leveren. Ik zal de twee niet tegen elkaar afwegen. Ik waardeer uw concreet voorstel. Ik stel voor dat we de voorzitter van die werkgroep op korte termijn uitnodigen. We wachten hier liefst niet te lang mee.
De vraag om uitleg is afgehandeld.