Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, de problematiek van de leegstand van assistentiewoningen heb ik eerder al ter sprake gebracht in de commissie. Naar aanleiding van een advies van de Vlaamse Ouderenraad doe ik dat vandaag graag opnieuw. Dat advies is te lezen via de geëigende wegen.
De problematiek kwam onder meer al ter sprake in de commissievergadering van 23 juni van vorig jaar. Mensen die een assistentiewoning huren voor specifieke problemen, maar ook mensen die een assistentiewoning aankochten om die zelf te bewonen of te verhuren, raken vaak in een moeilijke positie door de leegstand van die assistentiewoning. Zo dreigen huurders of eigenaars in een gebouw terecht te komen dat voor een groot deel leeg staat en waar de zorg zo onder druk komt. Eigenaars worden bij leegstand niet enkel geconfronteerd met het feit dat er niet kan worden verhuurd, maar ze moeten ook hoge leegstandskosten betalen.
De Vlaamse Ouderenraad vraagt daarom in een recent advies om verder werk te maken van een sterkere bescherming van de rechtspositie van eigenaars-bewoners, maar zeker ook van huurders, in assistentiewoningen. Getuigenissen van ouderen maken immers duidelijk dat de positie van ouderen die een assistentiewoning kopen om erin te wonen, tot op vandaag bijzonder kwetsbaar is. Er wordt op gewezen dat er, door de vele leegstand, niet zelden wordt overgegaan tot herbestemming van de woningen of van alle woongelegenheden in een bepaald gebouw. Ook gebeurt het dat erkenningen niet kunnen worden verkregen. Dat heeft als gevolg dat de zorg die gekoppeld is aan een assistentiewoning, niet meer gegarandeerd is, maar ook dat er soms aanzienlijke kosten moeten worden betaald ter compensatie van bijvoorbeeld het verlaagde btw-tarief dat bij de bouw van assistentiewoningen wordt toegekend. De Vlaamse Ouderenraad doet daar een aantal aanbevelingen voor.
Ik wijs ook op de problematiek dat als je in een gebouw woont met bijvoorbeeld twintig assistentiewoningen en er zijn er maar drie of vier verhuurd of verkocht, het daar natuurlijk ook niet aangenaam wonen is voor de ouderen. Het zet de zorgcomponent onder druk, maar het geeft gewoon ook niet het sociale weefsel en het veiligheidsgevoel waarin die mensen dachten te gaan wonen toen ze de assistentiewoning kochten of huurden. Dat is nogal duidelijk.
Tijdens de commissievergadering van 23 juni 2020 stelde ik een aantal pistes voor om de leegstand van assistentiewoningen aan te pakken. Toen antwoordde u, minister, onder meer dat u mee wilde onderzoeken in hoeverre assistentiewoningen meer zouden kunnen worden opengesteld voor bewoners met zorgnoden die jonger zijn dan 65 jaar. Momenteel mag er maximum 25 procent worden toegewezen aan mensen die jonger zijn dan 65. Als dat aandeel zou kunnen worden opgetrokken, zou dat kunnen leiden tot een hogere bezettingsgraad.
Op welke manier zult u de leegstand in assistentiewoningen aanpakken, en dan vooral de gevolgen voor de mensen die volledig te goeder trouw een assistentiewoning gekocht of gehuurd hebben?
Hebt u al kennis genomen van het advies van de Vlaamse Ouderenraad over een sterkere rechtsbescherming voor eigenaar-bewoners van assistentiewoningen? Wat is uw reactie daarop?
Zal u met uw federale collega in overleg gaan om, in geval er wordt overgegaan tot herbestemming of wanneer er geen erkenning kan worden toegekend, een gespreide terugbetaling van de btw toe te staan?
Hebt u al verder onderzoek gedaan naar mogelijkheden om assistentiewoningen meer open te stellen voor zorgbehoevende mensen die jonger zijn dan 65 jaar en dus de huidige norm van maximum 25 procent jongere bewoners aan te passen?
Minister Beke heeft het woord.
De problematiek rond leegstand binnen groepen van assistentiewoningen is niet nieuw. Onder de vorige legislatuur werden hierover al een aantal initiatieven ondernomen, zoals bijvoorbeeld de mediacampagne om huurders of kandidaat-huurders en kopers of kandidaat-kopers beter te informeren. Via de website van het agentschap Zorg en Gezondheid is er nog steeds een folder ter beschikking die uitlegt wat een assistentiewoning is en wat men ervan kan verwachten. De folder bevat ook een checklist die men kan gebruiken als men een assistentiewoning wil kopen of huren.
Het is en blijft essentieel dat zowel initiatiefnemers als huurders of kandidaat-huurders en kopers of kandidaat-kopers van een groep van assistentiewoningen, vooraleer zij het initiatief wensen te realiseren of aan te kopen, zich voldoende informeren over het bestaande aanbod en de vraag in de regio.
In uitvoering van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 werd om die reden vanaf 1 januari 2020 de verplichting ingevoerd om bij een aanvraag tot het verkrijgen van de voorafgaande vergunning voor een groep van assistentiewoningen het bewijs toe te voegen van een ontvankelijke aanvraag van een omgevingsvergunning. De verleende voorafgaande vergunning blijft voortaan ook slechts vijf jaar geldig.
Omdat enerzijds het verschil tussen erkende en aangemelde voorzieningen vaak niet gekend was door bewoners of kandidaat-bewoners, en anderzijds er geen zicht was op de kwaliteit van het aanbod van aangemelde assistentiewoningen, werd bovendien vanaf 1 januari 2020 een erkenningsplicht ingevoerd voor groepen van assistentiewoningen. Alle aangemelde groepen van assistentiewoningen zullen dus op termijn erkend moeten worden en aan de minimale erkenningsvoorwaarden en kwaliteitseisen moeten voldoen. Het is aannemelijk dat minder kwaliteitsvolle initiatieven, die mogelijk vaker met leegstand te kampen hebben, op die manier ook zullen verdwijnen uit het aanbod van assistentiewoningen.
Aangezien ik het advies van de Vlaamse Ouderenraad nog maar recent, met name op 16 december, heb ontvangen, maakt dit advies momenteel voorwerp uit van verdere bespreking. Het is daarom nog te vroeg om hierover al conclusies te trekken of concrete acties mee te delen.
Voor wat de btw-problematiek betreft, ben ik uiteraard bereid om dit aan te kaarten bij mijn federale collega, maar uiteindelijk is het deze federale collega die hieromtrent een beslissing zal moeten nemen binnen zijn wettelijke mogelijkheden.
Binnen de huidige erkenningsvoorwaarden is bepaald dat per erkende groep van assistentiewoningen maximaal 25 procent van het totale aantal erkende assistentiewoningen van de groep kan worden aangeboden aan gebruikers die jonger zijn dan 65 jaar. Bewoners jonger dan 65 jaar die samenwonen met een persoon van 65 jaar of ouder worden hierbij niet meegerekend.
Op vandaag is het overschrijden van het maximum van 25 procent van het aantal erkende wooneenheden met bewoners jonger dan 65 jaar in een groep van assistentiewoningen al mogelijk, mits een gemotiveerde aanvraag van de initiatiefnemer en schriftelijke goedkeuring door het agentschap Zorg en Gezondheid. Het kan in dat geval gaan over bijvoorbeeld een specifieke doelgroep of een samenwerking met andere welzijnsactoren waarbij jongere bewoners worden opgenomen binnen de infrastructuur van de groep van assistentiewoningen.
Tegelijk blijft een groep van assistentiewoningen per definitie een woonzorgvoorziening die zich richt tot ouderen. We moeten er dus over waken dat de 65-plusser die op zoek is naar een aangepaste woning met zorg en ondersteuning op verzoek de voornaamste doelgroep blijft.
Ik ben bereid na te gaan of er veel afwijkingen gevraagd worden op de huidige norm van maximum 25 procent jongere bewoners en of dit aangepast kan worden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik denk dat de assistentiewoningen, sinds ze een aantal jaren geleden opgang hebben gemaakt, en wanneer het gaat over echte assistentiewoningen, voor heel wat ouderen echt een hele mooie tussenoplossing kunnen zijn wanneer men niet langer zelfstandig in de eigen woning kan wonen, of wanneer die woning te groot is of niet aangepast is. Dat geeft ook de kinderen en kleinkinderen vaak heel wat meer zekerheid, daarvan kan ik zelf ook getuigen. Als er iets is, is de zorg toch altijd in de buurt, zelfs al is een woonzorgcentrum dan nog niet nodig. Maar dan moeten de mensen daar ook wel de veilige en zorgende omgeving vinden die ze verwachten.
In die zin is de website Check assistentiewoning zeker een goede zaak. Ik denk ook dat die verder bekend moet worden gemaakt. Ondanks dat blijft er heel wat leegstand, en dat komt natuurlijk ook omdat ook projectontwikkelaars zich toch wel op die markt hebben gestort op het moment dat er geen erkenningen nodig waren. Ik denk dat we dat ook wel moeten durven te benoemen. Zij zagen hierin vaak een aantal mogelijkheden. Mensen die daar dan kopen of huren zijn daar eigenlijk het slachtoffer van, want ze krijgen niet de zorg, of ze komen in een gebouw terecht waar er veel leegstand is.
Minister, ik weet niet in hoeverre er ook kan worden nagekeken of die initiatiefnemers ook altijd genoeg worden aangezet om al die flats te laten bewonen en de nodige zorg te leveren. Want vaak moeten de mensen zelf, de eigenaars, ook een serieuze leegstandsvergoeding betalen aan de exploitant, die eigenlijk al een stuk van die kosten dekt. Daardoor is men dan misschien minder geneigd om te verhuren. Ook dat is een element dat in rekening moet worden genomen, denk ik.
Verder zou ik u inderdaad willen vragen om toch verder te bekijken om misschien ook andere groepen bijkomend toegang te kunnen geven, want leegstand is het allerlaatste wat we daar willen, denk ik.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is een interessante vraag. Leegstand is daarnet al aan de orde geweest, en de vraag is of we die niet kunnen gebruiken voor de wachtlijsten die er momenteel zijn voor aangepaste huisvesting. Personen met een beperking hebben meestal dezelfde noden wat betreft toegangsbreedte, aangepast sanitair en dergelijke. En dat is veelal aanwezig in die assistentiewoningen. Maar daarvoor zouden we wel die leeftijdsgrens van 65 jaar moeten opheffen of die drempel van 25 procent. Die zorgcomponent zou dan flexibeler moeten zijn. Minister, onze vraag is hoe u staat tegenover die aanpassing.
Een tweede punt dat ik hier wil aanhalen, en waar collega Parys in het verleden al mee bezig is geweest, gaat over het woonzorgdecreet van 2019, waarin de definitie van ‘groep assistentiewoningen’ aangepast is van gebouwen die functioneel een geheel vormen naar een organisatorisch geheel. In de praktijk is gebleken dat er daardoor toch een aantal problemen zijn, onder andere omdat die op dezelfde verdieping moeten liggen. Daar stellen we vast dat er bij herbestemming toch een voldongen feit ontstaat. De vraag is of u bereid bent om aan die definitie te werken, om die drempel weg te werken. Alvast bedankt voor uw antwoord op die twee bijkomende vragen.
Minister Beke heeft het woord.
De verleende afwijkingen op de vergunningen inzake de leeftijdsvoorwaarden worden niet systematisch opgelijst, noch voor de gekoppelde assistentiewoningen, noch voor de voorzieningen. Die zijn echt wel dossiergebonden. Uit een rondvraag van het agentschap blijkt dat een uitzondering op de norm van 25 procent zeer uitzonderlijk wordt gevraagd. We hebben kennis van twee gekoppelde assistentiewoningen, een in het arrondissement Leuven waar het gaat over een gekoppelde assistentiewoning met slechts drie woongelegenheden, waarvan er een wordt gebruikt door een persoon met een beperking, en een in West-Vlaanderen waarbij het gaat over een samenwerking met een zorgpartner, waar voor mensen met een beperking een aangepast woonkader voor een kleinschalige leefgroep is ingericht.
De burgers die een assistentiewoning aankopen, hebben kunnen genieten van een bepaald fiscaal gunstregime. Ze dragen zoals eenieder die een woning koopt, ook een vastgoedrisico. De overheid kan niet alle vastgoedrisico's of beleggingsrisico's van burgers zomaar op zich nemen. De mogelijkheid om ook andere zorgvragers jonger dan 65 jaar te laten wonen in assistentiewoningen, wordt momenteel ook al geboden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, de groepen van assistentiewoningen worden vaak gebouwd in zones voor gemeenschapsvoorzieningen. In die zin is een herbestemming niet vanzelfsprekend en zeker ook niet aangewezen. Ze zijn bestemd om er mensen met een zorgnood te laten wonen. Er zijn veel mensen met een zorgnood die daar gebruik van kunnen maken. Dat zijn ouderen, en ook mensen met een beperking of mensen die een andere zorgnood hebben en niet kunnen beschikken over een aangepaste woning.
Binnen de sociale huisvestingssector is het aandeel aangepaste woningen zeer beperkt en er zijn veel noden. Het is toch belangrijk om te bekijken of de leegstand niet kan worden ingevuld door andere mensen met een zorgnood die daar beter gebruik van kunnen maken. Zo zouden organisatoren ertoe worden aangezet om dat op die manier in te vullen in plaats van uit te kijken naar een herbestemming of een leegstand te laten bestaan, want dat is zeker niet goed voor het beperkte aantal mensen dat er dan vaak wel woont.
De vraag om uitleg is afgehandeld.