Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, op 14 januari stelde ik u de vraag of de woonzorgcentra in het licht van de uitbraak van een nieuw longvirus in de Chinese stad Wuhan voldoende voorbereid waren om infectieuze aandoeningen het hoofd te bieden. U stelde toen in uw antwoord dat de dienst Infectiebestrijding bij Zorg en Gezondheid ingelicht moet worden bij het vermoeden van een nieuwe uitbraak van besmettelijke ziekte en dat deze dienst ter plaatse kan gaan om een onderzoek te voeren en bijstand te verlenen. Ook stelde u dat de woonzorgcentra verplicht waren een beleid te voeren inzake de preventie van zulke besmettelijke ziekten en plannen moesten hebben om bewoners die getroffen waren door zo'n ziekte in afzondering te plaatsen.
Dit werd gecontroleerd door de Zorginspectie, die naging of de instructies met betrekking tot handhygiëne en basisvereisten inzake persoonlijke hygiëne voldoende omschreven waren en of de afspraken gekend waren bij het personeel. Er werd ook nagegaan of er voldoende preventiemateriaal aanwezig was, en of de richtlijnen van de dienst Infectiebestrijding opgevolgd werden.
Ondertussen weten we dat dit kader onvoldoende was om dat nieuwe longvirus uit onze woonzorgcentra en onze samenleving te houden. Ze werden dan ook vervangen door vele heel specifieke richtlijnen die vanuit het agentschap werden bezorgd aan de voorzieningen. Ondertussen waarschuwt de Wereldgezondheidsorganisatie dat er in de toekomst nog andere infectieuze aandoeningen kunnen opduiken. Daarom heb ik enkele vragen.
Minister, hoe evalueert u het beleid inzake infectiepreventie en specifiek infectiepreventie in de woonzorgcentra zoals het een jaar geleden bestond?
Zullen de richtlijnen die ondertussen uitgevaardigd zijn door het agentschap omtrent de preventie van het coronavirus op een bepaald moment hun weerslag vinden in de algemene richtlijnen? Dat zijn die richtlijnen waar ik u vorig jaar een vraag over stelde. Op welke wijze zullen lessen uit deze crisis getrokken worden, en zullen die leiden tot een verandering of aanscherping van het regelgevend kader? Welke timing plaatst u daarbij in het vooruitzicht?
Worden er op dit moment door het agentschap Zorg en Gezondheid of de dienst Infectiebestrijding aangepaste richtlijnen voorbereid om het hoofd te kunnen bieden aan mogelijk meer besmettelijke varianten van het huidige coronavirus of voor andere infectieuze bedreigingen? Zo ja, tegen wanneer worden die verwacht? En welke rol zullen de resoluties uit de coronacommissie hierin spelen?
Op welke wijze wilt u erover waken dat de expertise en de inzichten die inzake preventie zijn opgebouwd in de sector en bij het personeel bewaard blijven in de toekomst?
Tot slot plaatste deze crisis het spanningsveld tussen maximale preventie en persoonlijke vrijheden of het welbevinden van al wie in collectiviteiten verblijft op scherp. Lijkt het u aangewezen om ook de richtlijnen inzake bezoek en uitgaansregeling mee te verankeren in de toekomstige versies van de regelgeving omtrent infectiepreventie en handhaving?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, in de woonzorgcentra verblijven zoals u weet mensen met de meest kwetsbare algemene gezondheid en een zeer grote gevoeligheid voor diverse infectieziekten. Bovendien is er – en op psychosociaal vlak gelukkig maar – vaak een intense interactie tussen de bewoners onderling, en tussen bewoners en personeel.
Dat creëert een omgeving die uitbraakgevoelig is. Woonzorgcentra zijn een thuisvervangende omgeving, waarbij huiselijkheid en gezelligheid belangrijke karakteristieken zijn. De initiatiefnemers waren voor 2020 misschien wat terughoudend om zeer sterk in te zetten op infectieziektebestrijding, onder meer omdat dit misschien het beeld zou oproepen van een steriele ziekenhuisomgeving. Dat geeft natuurlijk een moeilijk spanningsveld.
Zorg en Gezondheid heeft sinds 2009 wel al handhygiënecampagnes gevoerd in de woonzorgcentra. Ondertussen gaat het over vijf campagnes, waarvan de laatste in het najaar 2019. Daarover hebben we het al enkele keren gehad in deze commissie.
De laatste twee campagnes werden telkens uitvoerig toegelicht in provinciale infosessies. Alle woonzorgcentra werden hiervoor uitgenodigd, maar de respons was matig tot laag.
In 2009 werden naar aanleiding van de pandemische griep in een interfederale samenwerking eerste korte richtlijnen gemaakt rond de preventie en aanpak van uitbraken van griep, een ziekte die naar overdracht gelijkaardig is aan COVID-19.
In 2012 is dan, in een samenwerking met de KU Leuven en de preventiedienst IDEWE, een draaiboek of werkinstrument infectieziektepreventie ontwikkeld voor de sector. Het instrument, dat ook richtlijnen bevat voor de aanpak van virale luchtweginfecties en specifiek griep, werd in 2019 grondig geactualiseerd en eind 2019 gelanceerd. Ook dit werkinstrument werd uitvoerig toegelicht op de provinciale infosessies van de laatste handhygiënecampagne.
Pogingen om de infectieziektepreventie sterker wettelijk te verankeren lagen in het verleden gevoelig bij de sector. Het warme hart van de sector voor het creëren van een echte thuis overwon het meestal op infectiepreventienoden.
Na beheersing van de pandemie zullen de nu opgemaakte ziektespecifieke COVID-19-richtlijnen zeker worden ingepast in het werkinstrument infectieziektepreventie. Daartoe is een evaluatie van de bijzonder uitgebreide covid-richtlijnen nodig. 2021 kondigt zich nog aan als een coronajaar, vanaf 2022 voorzien we integratie van de richtlijnen.
Zonder vooruit te lopen op de zaak zal de inpassing waarschijnlijk gaan om een verbreding en verdieping van de in het instrument opgenomen procedures voor de preventie en aanpak van virale luchtweginfecties. Dat deel is momenteel sterk toegespitst op griep.
Daarnaast heb ik de ambitie om ook het regelgevend kader van de woonzorg aan te passen, en het infectiepreventiebeleid er meer en sterker in te verankeren. Ik heb daartoe de opdracht aan de administratie gegeven. Uiteraard zal dat in samenspraak met de sector gebeuren, maar wel met het duidelijke doel om infectiepreventie er een meer prominente rol in te geven.
Momenteel is het binnen Zorg en Gezondheid nog steeds alle hens aan dek voor de beheersing van de pandemie. Het gaat dan om de hygiëneopleidingen ter plaatse, telefonische en ter plaatse inhoudelijke ondersteuning van de woonzorgcentra met een uitbraak, inspectiebezoeken, aanpassen van de bestaande COVID-19-procedures en -richtlijnen aan de evoluerende epidemiologische context, vaccinatie-implementatie enzovoort.
Bij de mogelijk meer besmettelijke varianten is niet de besmettingsroute anders, maar wel het risico op transmissie. Dit maakt dat er niet zozeer nood is aan aangepaste richtlijnen, maar dat vooral de huidige richtlijnen, zowel de algemene hygiënerichtlijnen als de meer specifieke met betrekking tot infectiebestrijding en gebruik van persoonlijk beschermingsmateriaal, strikt moeten worden toegepast.
Uiteraard zullen bij de latere inpassing van de covidrichtlijnen in het al bestaande werkinstrument, de resoluties van de coronacommissie een van de inspiratiebronnen zijn. Ze zijn immers ook al meegenomen in de covidrichtlijnen.
Ik kan melden dat op 18 januari het platform ZWIEP online gaat met een e-learningmodule over infectiepreventie waarop alle personeelsleden uit collectiviteiten of in de thuiszorg hun kennis over infectiepreventie permanent kunnen updaten en actueel houden. ZWIEP staat voor Zorg en Welzijns Infectiepreventie E-learning Platform. We leggen er de ZWIEP op.
Het is duidelijk dat een versterkte infectiepreventie in de woonzorg ook een cultuuromslag vergt, en dat is per definitie iets wat tijd vraagt. Toch denk ik dat de ervaringen van het afgelopen jaar maken dat men klaar is voor deze cultuurwijziging.
Ik meen dus dat we ook in de toekomst moeten blijven investeren in sensibiliseren, motiveren en het verhogen van kennis en vaardigheden inzake infectiepreventie in de woonzorg. Daar zijn we zelf met de mobiele equipes goed mee bezig door ter plaatse in de woonzorgcentra onderricht te geven rond hygiëne en gebruik van persoonlijk beschermingsmateriaal. Dat werk moet lange tijd worden voortgezet om blijvend impact te hebben.
Sinds begin juli 2020 werden in de woonzorgcentra corona-inspecties uitgevoerd waar de focus lag op de volgende aspecten: besmettingen voorkomen, naleving basishygiëneregels, organisatie om te handelen wanneer er zich een besmetting voordoet. Hierbij had Zorginspectie ook aandacht voor maatregelen die een bewezen effect hebben voor preventie van uitbraken in de woonzorgcentra.
Er werden een vijfhonderdtal corona-inspecties afgerond. Daarnaast werden ook een tweehonderdtal plaatsbezoeken uitgevoerd.
In de inspectieverslagen werden verbeterpunten om uitbraken te voorkomen of in te dijken opgenomen. Aan de voorzieningen werd gevraagd om aan de slag te gaan met alle eventueel vastgestelde verbetermogelijkheden. Wanneer nodig kon doorverwezen worden naar ondersteuningsmogelijkheden of informatiebronnen.
Naast de individuele verslagen leidden die vaststellingen ook tot een aantal overzichtsrapporten, die besproken werden met de sector. Aansluitend werd met de koepels ouderenzorg een project opgestart. Er zal nu in samenspraak met de betrokken actoren, die van binnenuit de sector het beste kennen, ook gekeken worden op welke manier die kennis verder vergroot en verankerd kan worden. Aan de koepelverenigingen is een subsidie toegekend om zowel de initiatie als het verankeren van de noodzakelijke cultuurverandering mee uit te werken.
Zoals ik al aangaf, zullen de COVID-19-richtlijnen deels worden geïntegreerd in het werkinstrument infectieziektepreventie. Het afwegingsproces daarvoor zal door interne en mogelijk externe experten gebeuren. Zonder daarop vooruit te lopen, zal het daarbij waarschijnlijk zowel om elementen voor de preventie van uitbraken als voor het beheersen van uitbraken gaan.
Het werkinstrument is zeker niet de plaats om algemeen geldende elementen rond bezoek- of uitgaansregeling op te nemen. De regelgeving stelt nu als uitgangspunt dat bezoek altijd mogelijk is, behalve als het gaat om organisatorische of medische redenen. Het uitgangspunt is dus altijd dat bezoek mogelijk is én dat is goed en dat moeten we ook zo houden. Als een toekomstige brede epidemie algemeen geldende beperkingen noodzakelijk zou maken, moet dat goed overwogen worden op dat ogenblik. Het uitgangspunt moet altijd zijn dat we opschorten van bezoek zo lang mogelijk willen vermijden.
Het zeer tijdelijk opschorten van bezoek of nieuwe opnames in geval van een welomschreven uitbraak in een specifiek centrum, kan daarentegen wel een instrument van uitbraakbeheersing zijn. Dat is trouwens niet nieuw, zo is het ook bij het norovirus eerder gebeurd.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik heb een aantal elementen. Ik ben zeker blij dat u zegt – ook al kunt u nog niet vooruitlopen op de exacte inhoud ervan en moet u daarvoor experten raadplegen – dat de richtlijnen deels zullen worden geïntegreerd met wellicht zowel de aspecten preventie van een uitbraak als het beheersen van een uitbraak. Daar ben ik blij om. Er is van alles bijgeleerd. Ik denk dat we niet kunnen uitsluiten dat in de toekomst nogmaals risicovolle ziekten onze samenleving en onze woonzorgcentra zullen bereiken. Dus op dat vlak ben ik heel tevreden dat u dat aan het voorbereiden bent. Ik denk overigens dat we ook nu – nu we nieuwe varianten van het coronavirus zien – in de eerstkomende periode dynamisch zullen moeten kunnen schakelen tussen maatregelen: wat strengere, wat minder verregaande maatregelen nemen naargelang de aard van de virussen, hoe gevaarlijk ze zijn en hoe besmettelijk ze zijn. Als u richtlijnen kunt maken die toelaten om snel te schakelen tussen varianten van aanpak, dan lijkt me dat zinvol.
U zegt, en ik begrijp ook waarom, dat er een verlangen is naar huiselijkheid in woonzorgcentra, dat er een spanningsveld is tussen preventiemaatregelen en dat verlangen naar huiselijkheid, dat dat voor een groot deel de terughoudendheid heeft verklaard van voorzieningen om goed te werken rond infectiepreventie. Ik hoop dat we na deze gezondheidscrisis hebben gezien dat werken aan die preventiestrategieën uitermate belangrijk is, levensbelangrijk is zou ik zelfs zeggen, zeker voor die doelgroep.
Er moeten volgens mij manieren mogelijk zijn om de aspecten van preventie ook te integreren in een huiselijk kader. Ik denk dat we allemaal moeten beseffen dat wanneer de situatie echt gevaarlijk wordt, we mogelijk een aantal aspecten van preventie zullen moeten opdrijven, ook wanneer dat betekent dat een en ander iets minder huiselijk wordt. Begrijp me goed: ik heb het niet over het verliezen van elementair menselijk contact wat natuurlijk erg belangrijk is.
Ik zou u willen vragen om in de toekomst wanneer u een en ander organiseert over infectiepreventie, zoals wat u deed over handhygiëne – en daar komt quasi niemand op af –, dat u toch met wat gestrengheid het belang van dat soort maatregelen gaat onderstrepen en dat u naast bewustmaken en motiveren – waarover u het hebt, toch heel duidelijk; u hebt verwezen naar de Zorginspectie – ook gaat controleren, want het is belangrijk dat we vanzelfsprekend goed zorgen voor de oudere mensen die in onze woonzorgcentra verblijven.
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb hier niets bijzonders aan toe te voegen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.