Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Een efficiënte en effectieve aanpak van dak- en thuisloosheid kan maar worden gerealiseerd door een goede afstemming van doelstellingen op het vlak van Welzijn en van Wonen. Deze afstemming krijgt voor deze legislatuur vorm in het nieuwe actieplan ter voorkoming en bestrijding van dak- en thuisloosheid 2020-2024. Het plan bevat acties met betrekking tot vier strategische doelstellingen, namelijk de preventie van uithuiszetting, het vermijden van dak- en thuisloosheid bij jongvolwassenen, de aanpak van chronische dak- en thuisloosheid en een geïntegreerd beleid met betrekking tot dak- en thuisloosheid. Een actieplan dat ook is opgenomen in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2020-2024.
Voor wat het beleidsdomein Wonen betreft, slaan de acties voornamelijk op het ondersteunen van woonactoren en het verhogen van de toegankelijkheid en uitbreiden van een betaalbaar en kwaliteitsvol woonaanbod. Minister, voor wat uw beleidsdomein betreft, is het inzetten op preventieve woonbegeleiding en intersectorale samenwerking van cruciaal belang.
Minister, hoe evalueert u dit actieplan in zijn totaliteit? Waarin verschilt het van het vorige actieplan? Hoe wordt er in het actieplan specifiek tegemoetgekomen aan het fenomeen van het grote aantal jongvolwassenen die dak- of thuisloos zijn? Hoe wilt u de lokale besturen, die ook een belangrijke rol spelen in de realisatie van dit actieplan, sensibiliseren en activeren?
Kunt u toelichten hoe u de dak- en thuisloosheidsproblematiek numeriek in kaart gaat brengen? Kunt u de dedicated teams en andere vormen van preventieve woonbegeleiding in het kader van Housing First wat nader toelichten? Werd u al door uw federale collega bevoegd voor de dak- en thuislozenproblematiek gecontacteerd voor het ontwikkelen van een geïntegreerde aanpak van dak- en thuisloosheid?
Minister Beke heeft het woord.
Het nieuwe actieplan zorgt inzake de hoofddoelstellingen voor continuïteit met het vorige plan. Het gemengd platform dak- en thuisloosheid had bij de evaluatie van het vorige actieplan ook al aangegeven dat die doelstellingen nog steeds actueel zijn. Bij het formuleren van de acties in het nieuwe actieplan werd rekening gehouden met de stand van zaken en de resultaten van de uitvoering van de acties van het vorige plan.
Bovendien vormen de acties ook de vertaling van beleidskeuzes van het recente Vlaamse regeerakkoord op dat vlak. Voor mijn bevoegdheden denk ik dan bijvoorbeeld aan de consolidatie van de 'Housing First'-methodiek, in het bijzonder voor de doelgroep van verslaafde daklozen met een multiproblematiek, aan het belang en de rol van lokale besturen in de preventie en de aanpak van dak- en thuislozen, de inzet van social impact bonds als een motor voor innovatie in de jeugdhulp.
Daarnaast is ook gevolg gegeven aan de vraag van het genoemde gemengd platform om meer en expliciet aandacht te schenken aan de situatie van kinderen bij de preventie van uithuiszetting. Om die reden is overigens ook het Kinderrechtencommissariaat toegevoegd aan het gemengd platform. Ik wil daarbij nog meegeven dat enkele acties waarvoor ik bevoegd ben nog verder uitgewerkt zullen worden in overleg met de relevante actoren op het terrein. Dat is voor enkele acties, zoals over de samenwerking met lokale adviescommissies en intersectorale samenwerking nog onvoldoende kunnen gebeuren. Zoals u weet, waren heel wat actoren net zoals wij, sterk bezig met de aanpak van de acute noden door de covidpandemie, ook voor wat betreft de dak- en thuisloosheid. We zullen daarnaast het plan in zijn geheel opvolgen en desnoods ook aanpassen in het licht van de huidige coronacrisis of andere evoluties in de samenleving. Het vermijden van dak- en thuisloosheid bij jongvolwassenen was in het vorige actieplan al een belangrijke doelstelling en dat is in het nieuwe plan niet anders.
De keuze voor laagdrempelige outreachende hulpverlening en tegelijkertijd ook de inzet op aanklampend werken wordt in het plan geconcretiseerd. Er is daarbij bijzondere aandacht voor jongeren die de jeugdhulp verlaten. Op dat vlak zijn er in Vlaanderen initiatieven ontwikkeld die waardevolle resultaten opleveren. Tijdens deze legislatuur wordt ingezet op de verspreiding en de verankering van die initiatieven. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de installatie van een aantal lokale zogenaamde Coalitions of the Willing, A Way Home, aan het structurele erkennings- en financieringskader voor de experimentele kleinschalige woonvormen voor de overgang -18/+18 en aan de inzet van burgerinitiatieven in dit kader.
De lokale besturen spelen inderdaad een belangrijke rol in de realisatie van het actieplan. Zij voeren immers de regie over het lokale woonbeleid. Het lokaal woonoverleg en het lokaal sociaal beleid zijn daarvoor belangrijke instrumenten. Het plan heeft dan ook expliciete aandacht voor die rol. Het plan wijst daarbij op het kader lokaal woonbeleid dat eind 2018 werd vastgelegd en dat voor de lokale beleidscyclus 2020-2025 drie Vlaamse beleidsprioriteiten bepaalt, namelijk met betrekking tot een divers en betaalbaar woonaanbod afhankelijk van de woonnoden, met betrekking tot de kwaliteit van het woningpatrimonium en de woonomgeving en met betrekking tot informatie, advisering en begeleiding van inwoners met vragen over wonen.
Uiteraard is het huisvestingsbeleid voor kwetsbare doelgroepen ook een onderdeel van het lokaal sociaal beleid. Ik verwijs in het plan ook specifiek naar de functies en werkingsprincipes van het geïntegreerd breed onthaal voor die doelgroep.
Het spreekt voor zich dat we daarvoor zullen samenwerken met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), die we betrekken als vertegenwoordiger van lokale besturen en als actor, maar die we ook subsidiëren voor de ondersteuning van de regierol van lokale besturen op het vlak van lokaal sociaal beleid.
Daarnaast zijn er vanzelfsprekend voor het woonbeleid waar collega Diependaele voor bevoegd is, heel wat hefbomen bij de lokale overheden. Die komen ook aan bod in het plan, denk bijvoorbeeld aan de middelen voor de noodwoningen. Het spreekt voor zich dat we daarvoor zullen samenwerken met de VVSG die we betrekken als vertegenwoordiger van de lokale besturen en als actor, maar die we ook subsidiëren voor het ondersteunen van de regierol van de lokale besturen op het vlak van het lokaal sociaal beleid.
Punt 2.5 van het plan heeft het specifiek over de monitoring van dak- en thuisloosheid in Vlaanderen. De telling van dak- en thuisloosheid is al verschillende jaren een terechte vraag vanuit de terreinactoren. Zo is er in het verleden al heel wat werk verricht, onder meer met de nulmeting in Vlaanderen, de MEHOBEL-studie over de definities en onderverdeling van dak- en thuisloosheid en de opvolging via de interfederale werkgroep Monitoring.
Op basis van dat eerdere werk zijn de lokale besturen en de onderzoekers van de KU Leuven aan de slag gegaan om lokaal tellingen op te zetten zoals in Gent, Leuven en Limburg. Daarop willen we inhaken en dat mee helpen opschalen om zo een correct beeld te krijgen voor Vlaanderen.
Om het aantal dak- en thuislozen in Vlaanderen in kaart te brengen, hebben we de intentie om de wetenschappelijke begeleiding en de verwerking van de lokale tellingen van dak- en thuislozen op initiatief van de lokale besturen te ondersteunen. Concreet willen we de methodische ondersteuning van die tellingen financieren zodat we komen tot gegevens die een goede indicatie zijn voor de situatie in het Vlaamse Gewest.
In het kader van het samenwerkingsakkoord inzake dak- en thuisloosheid nemen we dit op in de werkgroep monitoring dak- en thuisloosheid van het interfederaal Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting.
De CAW’s zetten de ‘Housing First’-module in als een specifieke aanpak voor een welbepaalde doelgroep, namelijk mensen die langer dan een jaar dakloos zijn of gedurende de voorbije drie jaar meerdere periodes van dakloosheid hebben gekend en die met een verslaving of een psychiatrische problematiek kampen. De CAW’s zetten prioritair in op de categorieën 1,2 en 11 van de ETHOS-typologie, namelijk mensen zonder vaste verblijfplaats, mensen in noodopvang en mensen in tijdelijke niet-conventionele woningen met een complexe problematiek.
De dedicated teams vormen een werkvorm waarin de CAW’s met andere kernactoren samenwerken om de doelstelling inzake de woonbegeleiding te realiseren. Die samenwerking ontwikkelt zich op het niveau van de zorg op maat en verschilt bijgevolg naargelang de casus of de noodzaak. De kernpartners van de CAW’s zijn de geestelijke gezondheidszorg, de voorzieningen voor personen met een handicap, de gespecialiseerde drughulpverlening en dergelijke. De CAW’s krijgen specifieke middelen die met 6,41 vte’s overeenkomen om bij de kernpartners expertise voor de dedicated teams in te huren.
De dedicated teams zijn doorgaans actief in de ‘Housing First’-module, maar in enkele regio’s worden ze ook ingezet in andere situaties met een dreigende dak- en thuisloosheid voor mensen die niet tot de doelgroep van de ‘Housing First’-module behoren. Dat is concreet het geval in West-Vlaanderen en in Limburg.
Met de preventieve woonbegeleiding willen we vooral op de preventie van uithuiszettingen inzetten. De focus op het vermijden van dak- en thuisloosheid is het belangrijkste verschil met, bijvoorbeeld, de ambulante woonbegeleiding. De CAW’s zetten de module inzake preventieve woonbegeleiding in wanneer ze aan de woonsituatie van een cliënt werken met de focus op het behoud van de woonst op de private of de sociale huisvestingsmarkt.
De geboden hulp wordt aangeboden in de driehoek tussen de huisvester, de cliënt en het CAW. Die hulp is aanklampend, outreachend en mobiel, maar wordt ook altijd met aanklampende nazorg gecombineerd. De doelstellingen zijn onder meer het werken aan de woonproblematiek om uithuiszettingen te vermijden, het in kaart brengen hoe de problemen zijn ontstaan, de aanpak van de onderliggende problemen, het stimuleren van de sociale inclusie, de bemiddeling tussen de woonverstrekkers en de cliënt en een kwaliteitsvolle zorg en nazorg.
Mijn kabinet heeft al contacten met federaal minister Lalieux gehad, onder meer in de taskforce Kwetsbare groepen, waarvoor mijn kabinet is uitgenodigd. Minister Lalieux heeft beslist de middelen voor het Federaal Winterplan te versterken. Naast de tweedelijnswinteropvang in Brussel houdt dit plan ook financiële steun voor de grootsteden in. Tijdens een bilateraal kennismakingscontact tussen beide kabinetten is gesproken over de dossiers die we de komende legislatuur allebei belangrijk vinden. Het samenwerkingsakkoord inzake dak- en thuisloosheid is hierbij aan bod gekomen. In het federaal regeerakkoord is sprake van een herziening. Vanuit Vlaanderen staan we open voor een aanpassing aan de huidige realiteit en vragen en voor duidelijke afspraken tussen de bevoegdheidsniveaus. Hierover zijn nog geen verdere concrete afspraken gemaakt.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoorden. Zoals u weet, ligt deze problematiek me na aan het hart. De eerste vraag om uitleg die ik in het Vlaams Parlement heb gesteld, ging ook over de dak- en thuisloosheid. Ik heb toen gevraagd dat beter in kaart te brengen en ik ben blij te horen dat dit uitdrukkelijk in het plan is genomen.
Het is me echter nog niet volledig duidelijk of het enkel om een nulmeting gaat of dat die cijfers jaarlijks zullen worden gemonitord. U hebt dat in uw antwoord misschien aangehaald, maar het is niet altijd duidelijk of het hier gaat om een nulmeting of om iets wat jaarlijks wordt gemonitord. Bent u er, als dit niet het geval zou zijn, voorstander van een instrument uit te werken om die evolutie wel jaarlijks te monitoren?
Ik hoorde u ook al zeggen dat de lokale besturen zeker in de meting betrokken zullen worden. Ik hoop dan ook dat wij elke gemeente zullen meekrijgen om een duidelijker beeld te hebben.
De heer Veys heeft het woord.
Ik vind het een heel belangrijk actieplan. Ik heb het in de vakantie kunnen lezen. Het is soms een beetje warrig. Daarom heb ik nog enkele bijkomende vragen. Mijn eerste vraag gaat over het federale luik. Ik heb opgezocht wat minister Lalieux daarover in haar beleidsnota heeft ingeschreven. Zij gaf aan dat zij een interfederaal plan als doelstelling heeft, maar eerst wat terreinonderzoek wil doen. Zij vindt onder andere dat de ontplooiing van de 'Housing First'-programma’s prioritair is. Ik vind dat heel waardevol. Minister, ik heb vooral een budgettaire vraag. Ik zie daar 800.000 euro vermeld staan. Komt er daar in de komende jaren meer bij? Dient dat enkel om die 6,7 vte – als ik mij niet vergis – bij het CAW te ondersteunen? Wat gaat u daar precies mee doen? 800.000 euro is niet weinig. Maar als het over stenen gaat, zoals ik veronderstel, geraak ja daar toch niet ver mee.
Mijn tweede vraag gaat over de monitoring. Het is een zeer goede zaak dat Vlaanderen de methodische ondersteuning van een daklozentelling zou willen verzekeren. Begrijp ik het goed dat hiervoor personele inzet wordt ondersteund? Moet dat dan van het lokale bestuur komen? Is dat iets wat vandaag al werkt of moet dat nog ontwikkeld worden?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Iedereen is het erover eens dat het belangrijk is om de problematiek eens in kaart te brengen, om een beleid te kunnen voeren dat afgestemd is op de noden van de verschillende doelgroepen. Ook ik heb een vraag over de lokale besturen. Het is goed om lokale besturen te betrekken bij tellingen. Het is moeilijk om dat vanuit Vlaanderen te coördineren. Maar hoe gaat die ondersteuning van de lokale besturen gebeuren? Als het vandaag nog niet gebeurt, wat is dan de timing, en kunnen de lokale besturen daarvoor dan kaders en instrumenten krijgen?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Organisaties op het terrein maken gewag van een toenemend aantal daklozen die geen onderdak vinden. In deze winter waarin de levensomstandigheden door de coronacrisis en de verplichte avondklok nog meer onder druk staan, is dat heel jammer. Iedereen in Vlaanderen heeft recht op bescherming tegen gezondheidsrisico’s in deze barre wereld en op een plek waar je warm de nacht kunt doorbrengen. Buiten een armoedebeleid dat adequaat kan inspelen op de genoemde acute noden en dat investeert in structurele oplossingen voor dak- en thuisloosheid, is het op heel korte termijn noodzakelijk om extra kwaliteitsvolle slaapplaatsen te garanderen zodat niemand nog het jaar rond op straat moet slapen.
Ik heb volgende bijkomende vraag. Ontvangt u signalen op het terrein dat er een tekort is aan slaapplekken voor dak- en thuislozen? Of hebt u dat probleem onder controle?
Minister Beke heeft het woord.
Er is sprake over de methodologie. Het gaat eigenlijk niet om een nulmeting. Er is al eens een meting gebeurd. Het gaat erom of we dat jaarlijks kunnen monitoren of dat toch op regelmatige basis kunnen doen. Het is uiteraard belangrijk dat wij dat samen met de lokale besturen kunnen doen. Zoiets kun je niet louter en alleen vanuit Brussel uitvoeren.
Dan kom ik tot de financiering. Housing First gaat inderdaad over middelen die via de CAW's worden verdeeld.
Inzake de onderzoeken wordt er een methodologie ontwikkeld die al her en der wordt gebruikt. Daarvoor loopt onder andere een project met de Koning Boudewijnstichting en de KU Leuven, waarop ook bepaalde lokale besturen hebben ingetekend. Dat willen we nu verder uitrollen in Vlaanderen. We gebruiken dus praktijkmodellen die nu al getest zijn en gebaseerd zijn op zowel Vlaams als federaal onderzoek. Op basis van de lessen uit de eerste tellingen proberen we dit op te schalen. De onderzoekers geven ondersteuning aan de lokale besturen om de telling te organiseren en dat willen we ondersteunen. Het tellen zelf is meestal een samenspel tussen lokale besturen, CAW's en het middenveld.
De opmerking over de plaatsen van de opvang is een bevoegdheid van de lokale besturen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik vind het goed om te horen dat dit elk jaar gemonitord zal worden en dat lokale besturen opnieuw worden betrokken. In Limburg doen we dit al. Ook mijn gemeente doet die telling elk jaar. De ene dag gaat dat bij wijze van spreken over vijftien personen en drie dagen later zijn er dat misschien twaalf. Het varieert dus ook altijd.
Het actieplan is een stap in de goede richting en heeft het voordeel dat de acties duidelijk omschreven zijn en dat de opvolging door het parlement gemakkelijker is. Ik zal daar dan ook gebruik van maken en u te gepasten tijde bevragen over de vooruitgang van dit plan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.