Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over de correspondentietesten die de Vlaamse Regering heeft aangekondigd vlak voor het kerstreces. Ik denk dat het sowieso een goede zaak is dat een stap vooruit wordt gezet in het proberen meten van de verschillende vormen van discriminatie op onze arbeidsmarkt en op de woonmarkt. En als ik het goed heb begrepen, zouden die testen ook worden toegepast op de Vlaamse administratie zelf, aldus minister Somers.
Dat Vlaanderen een stap vooruit zet en effectief zal meten welke discriminatie er is, is een goede zaak waar heel wat academici en experten al jarenlang voor pleiten en die zij hier al jarenlang op de agenda proberen te zetten. Nu komen die correspondentietesten er dus na overleg met verschillende experten.
Tegelijkertijd is dit ook een heel kwetsbare stap vooruit. Het gaat om een meting, een foto van de discriminatie die aanwezig is op die verschillende domeinen maar dit hangt wel voor een heel groot stuk af van vrijwilligheid. Wanneer het bijvoorbeeld gaat over de arbeidsmarkt, zijn het de sectoren die er zelf vrijwillig voor kunnen kiezen om daarop in te tekenen. Het wordt dus niet vanuit Vlaanderen uitgerold over de hele arbeidsmarkt om op die manier een totaalfoto te krijgen. Er zullen dus gaten zitten in die foto, men zal geen volledig helder zicht hebben. Als we dan kijken naar andere domeinen zoals de woonmarkt, dan is het nog een beetje koffiedik kijken op welke manier dat daar zal worden aangepakt. Het is dus een stap vooruit maar wel een kwetsbare, fragiele stap vooruit die voor een deel inefficiënt zal zijn omdat de foto die zal worden genomen van de discriminatie op de verschillende domeinen niet volledig genoeg zal zijn. Ik heb dan ook een aantal vragen voor u, minister.
Als ik me niet vergis, heb ik gelezen dat voor het kerstreces de helft van de sectoren vanuit de arbeidsmarkt had ingetekend. Ik weet niet of dat klopt. Hoeveel sectoren hebben ingetekend op die correspondentietesten of zullen daarmee aan de slag gaan?
Op welke manier wilt u het systeem verder uitrollen en opvolgen, zodat het maximaal verspreid is over de verschillende sectoren in de Vlaamse arbeidsmarkt en de foto zo helder en scherp mogelijk is?
Wanneer verwacht u zelf de eerste resultaten?
Wat als er problemen blijken te zijn met hardnekkige overtreders? Hoe zou u dat dan willen aanpakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Annouri, ik dank u voor uw interessante vraag. U hebt het niet gemeld, maar voor mij is het superpositief dat we voor het voeren van een antidiscriminatie- en inclusiebeleid, een addendum voorzien bij het sectorconvenant dat men met Vlaanderen kan afsluiten en dat daar ook een budget tegenover staat dat gekleurd is. Het gaat hier over gekleurde middelen, om de strijd tegen discriminatie te voeren. Net als over de sectorconvenanten wordt er over die addenda ‘discriminatie en inclusie’, waarin de sectoren hun engagementen op het vlak van non-discriminatie en inclusie opnemen, onderhandeld. Die onderhandelingen zouden tegen volgende vrijdag, 22 januari, afgerond moeten zijn. Het is voor mij vandaag moeilijk om een definitief cijfer te geven.
Wat u zegt, klopt: de nulmeting is een van de instrumenten die je in je convenant kunt opnemen. Voor mij is het heel belangrijk dat we die nulmeting mee als aanvaard en waardevol instrument konden opnemen bij de acties die sectoren kunnen nemen op het vlak van non-discriminatie. Dat is voor mij stap één, een heel belangrijke stap, die nu is gezet. Voor ons is dat een goed instrument. U hebt natuurlijk wel gelijk: het gaat om een nulmeting, en er zijn sectoren waarvan we sowieso weten dat er eigenlijk weinig discriminatie is bij het aanwerven van mensen, maar waar andere acties veel nuttiger zijn. We moeten ons de vraag stellen hoe die middelen het best worden ingezet. Ik heb het gevoel dat elke sector daar heel nauwgezet mee aan de slag gaat.
Ik zal er volgende week meer zicht op hebben. We hebben tot nu toe heel wat inspanningen gedaan om het systeem van de nulmeting uit te leggen aan de sectoren en hen te tonen hoe ze daarmee aan de slag kunnen gaan. Er is ook een call geweest met de experten, die hebben uitgelegd hoe het in elkaar zit. Collega Annouri, ik zal eind volgende week meer duidelijkheid kunnen geven over de stand van zaken.
Voor mij is het echt van belang dat ik draagvlak zoek bij sectoren. Ik vind het van belang om de strijd tegen discriminatie als een positieve strijd te zien. We hebben het vanmorgen al gehad over het potentieel aan arbeidskrachten dat we moeten uitputten. Het zit soms in kleine dingen. Daarom vind ik het eigenlijk een beetje jammer dat we het meteen in verband brengen met sancties enzovoort, omdat dat heel wat bedrijven afschrikt. Er zijn zelfs bedrijven die die nulmeting wilden doen om een zicht te krijgen op onbewuste processen die zich afspelen, zonder kwade bedoelingen. Daarom is het voor mij echt van belang dat sectoren er zelf voor kiezen. En daarom ook, collega Annouri, is het van belang dat we nu een budget hebben dat gekleurd is en waarmee acties moeten worden gevoerd. Dat betekent dat je het budget niet kunt aanwenden wanneer je doelgerichte acties niet worden uitgevoerd. Dat is cruciaal.
Er is snel geschakeld en tot nu toe heel, heel goed gewerkt.
Het instrument werd ontwikkeld door Stijn Baert en Miet Lamberts die samen een rapport hebben opgesteld. Dat is uitgebreid aan bod gekomen in het parlement.
Dat rapport is begin november 2020 opgeleverd. Ik heb haast gemaakt zodat dat nog net binnen de timing van de sectorconvenanten zou zijn, want anders hadden we dat helemaal niet kúnnen meenemen. Dat zou nog erger geweest zijn.
Het budget is dus 3,2 miljoen euro, zo’n 85.000 euro per sector. Collega’s, het is de allereerste keer dat er gekleurde financiering wordt voorzien voor de aanpak van discriminatie en het voeren van een inclusiebeleid. Dat op zich, collega’s, is wat mij betreft al een mijlpaal.
De methodiek ontwikkeld door Stijn Baert en Miet Lamberts biedt een inhoudelijke houvast. Het is geen verplichting, maar als je een ander instrument wilt gebruiken, dan zal het beschreven moeten worden in een sectorconvenant. Dat wordt sector per sector bekeken.
Het convenant heeft een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022. Ik verwacht dus nog concrete resultaten deze periode.
Op uw laatste vraag heb ik eigenlijk al deels geantwoord, maar voor mij is vertrouwen, ook het vertrouwen dat het goed is om die metingen te doen, cruciaal. Mijn mensen hebben ook gemerkt dat het echt werken is om een draagvlak te creëren en om te melden dat dit geen motie van wantrouwen is naar ondernemingen toe, maar net een opportuniteit om extra aandacht te hebben voor hoe je aanwerft.
Wat de flagrante voorbeelden betreft, stellen de onderzoekers in hun rapport ook voor om een opvolgmeting te doen. Concreet houdt dit in dat er na de nulmeting bekeken wordt welke acties genomen kunnen worden om daarna een opvolgmeting uit te voeren. Deze opvolgmeting kan georganiseerd worden in de volgende generatie sectorconvenants. Ik hoop ook dat de sectoren die nu niet deelnemen aan de nulmeting, door de ervaring die opgedaan wordt, in de volgende generatie ook gaan meedoen.
Maar de sprong is voor mij het gekleurde budget waarin nu voor het eerst is voorzien om actie te ondernemen. Ik vind dat een heel goede zaak.
En de sociale inspectie doet uiteraard haar werk: als er flagrante discriminatievoorbeelden zijn, dan grijpt ze in; ze moet dat ook doen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Begrijp me niet verkeerd. Ik vraag al zes jaar aan een stuk om te meten, omdat het volgens mij van cruciaal belang is om die cijfers haarfijn en haarscherp in beeld te krijgen. Er is al zo vaak wetenschappelijk onderzoek geweest, door middenveldorganisaties, en dan werd er altijd een soort van legitimiteitsvraag gesteld. Als je dat nu vanuit de overheid doet, dan overvleugel je dat voor een stuk en kun je het debat ook op een serieuze manier gaan voeren.
Mijn punt van kritiek – en ik ga ervan uit dat u, als CD&V-politica, me mijn enerzijds-anderzijdsretoriek in dezen niet kwalijk zult nemen – is dat dit weliswaar een stap vooruit is, die evenwel kwetsbaar blijft. De foto die we gaan maken zal dus vaag zijn en ik vind dat jammer. Na jarenlang die vraag te stellen zetten we niet de meest efficiënte stap vooruit. We zetten een stap vooruit, maar niet de meest efficiënte. Het meest efficiënte zou zijn om ervoor te zorgen dat je een sectorbrede foto hebt om dan te doen wat u ook aanhaalt: de gesprekken aangaan op basis van een helder beeld en kijken wat er gebeurt en wat eraan gedaan kan worden, hoe dat geremedieerd kan worden. Dan heb ik het uiteraard niet over de hardnekkige overtreders.
Wat er uit die metingen natuurlijk zal komen – en dat zal ons ook niet verbazen, als je kijkt naar steden die al met dit soort testen werkt –, dan merk je dat het eerdere wetenschappelijk onderzoek uit het middenveld voor een stuk wordt bevestigd. Voor alle duidelijkheid, het gaat niet enkel over mensen met een migratieachtergrond, maar ook heel vaak over leeftijdsdiscriminatie, het gaat over mensen met een functiebeperking, zoals uit de studies in Antwerpen bleek, heel verrassend. Het gaat dus om een maatschappijbreed probleem waarbij Vlamingen, omdat ze van de zogezegde norm afwijken, hun basisrechten op de woonmarkt en arbeidsmarkt niet kunnen opnemen en geen gelijke kansen krijgen.
Als het gaat over de arbeidsmarkt, ben ik het ook volledig met u eens: het gaat niet enkel over een moreel vraagstuk – discriminatie is een moreel vraagstuk –, maar het is ook compleet inefficiënt, omdat mensen met potentieel en capaciteiten die kunnen bijdragen en meeschrijven aan het arbeidsmarktverhaal, die er mee voor kunnen zorgen dat we die tewerkstellingsgraad van 80 procent halen en Vlaanderen mee uit deze crisis kunnen halen, nu op een muur zouden botsen.
Als u aanhaalt dat de kans er nu zeker zal zijn, omdat er heel wat mensen aangeworven moeten worden en er heel veel mensen dus extra kansen zullen krijgen, dan wil ik toch graag mijn punt herhalen dat daar toch een risico aan verbonden zit: als heel veel bedrijven weer mensen moeten aanwerven, dan zullen ze waarschijnlijk niet kiezen voor oudere personen, personen met een functiebeperking of personen met een migratieachtergrond, maar eerder voor de ‘usual suspects’. Die kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt zouden tijdens de relance dus wel eens extra kwetsbaar kunnen zijn.
Een laatste opmerking: ik begrijp dat ik nog een week te vroeg ben en dat u op 22 januari de resultaten verwacht. Mijn vraag is of u op basis daarvan dan een toelichting kunt geven over de stand van zaken, misschien de laatste week van januari of begin februari, maar dat moeten we dan via de voorzitter afspreken.
Die laatste suggestie zullen we bekijken bij een volgende regeling der werkzaamheden. Misschien kan het ook iets breder, over de nieuwe generatie van sectorconvenanten.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Het is geen geheim, u kent ons standpunt hierover. Het wordt nu correspondentietest genoemd, maar eigenlijk is het principe hetzelfde. Of het correspondentietest of praktijktest is, het doel van dat onderzoek is om een bepaalde keuze uit te lokken. Het onderzoek werd ook opgemaakt vanuit het oogpunt om een heleboel Vlamingen op voorhand al te beschuldigen van discriminatie. En het wordt ook zo gecommuniceerd, dat het steeds de fout is van de Vlaming, van de werkgever. Maar voor ons wordt er te weinig gewezen op de verantwoordelijkheden van de werkzoekenden, de kunde, het cultuurverschil of eventueel het gebrek aan kennis van de taal, de werkhouding. De conclusie is altijd: de Vlaming is racist. Maar naar de achterliggende reden waarom iemand niet geschikt is voor een bepaalde job, wordt niet gepeild.
Mijnheer Annouri, u sleurt er ook altijd onder meer andersgeaarden of andersvaliden bij. U misbruikt hen om op die manier discriminatie van personen van een andere afkomst aan te tonen, terwijl de problematiek van andersvaliden duidelijk anders is dan die van personen van een andere afkomst. Het is duidelijk dat wij op dit vlak niet overeen zullen komen.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Malfroot, wij gaan ook niet overeenkomen op dat vlak. Dat weten we. Discriminatie is wat ons betreft gewoon onaanvaardbaar. Dat is echt afbreuk doen aan de integriteit van elke persoon. Hem zelfs niet de kans geven, puur vanwege zijn afkomst, om aan de slag gaan en bij te dragen aan onze samenleving, dat kunnen wij nooit, maar dan ook nooit tolereren.
Daarom, collega's, vinden wij het akkoord dat over de correspondentietesten gesloten is, een heel belangrijke doorbraak. Het is eigenlijk de eerste keer dat dit op een systematische manier zal gebeuren. Het is een nulmeting. Het past ook helemaal in het rapport dat gemaakt is door de experten. Het is interessant om dat ook eens te lezen, collega Malfroot. Als u dat leest, zult u zien dat dat wel degelijk wetenschappelijk onderbouwd is en dat dat niet de intentie heeft om meteen iedereen in de hoek van racisme te duwen. Daar is echt academisch over nagedacht. Het is volgens mij ook een heel goed systeem om die nulmeting te doen.
Die nulmeting is een eerste van drie fases, zoals het rapport naar voren schuift. Evident is het belangrijk dat er dan ook acties komen – dat is de tweede fase – en dat, ten derde, de resultaten daarvan ook worden opgevolgd. Het is cruciaal dat die eerste fase, de nulmeting, nu alvast wordt opgestart. Ik sluit me aan bij de vraag van collega Annouri. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk sectoren daaraan deelnemen en dat het in zoveel mogelijk van die sectorconvenanten wordt opgenomen. We kijken met zijn allen uit naar 22 januari. We hopen dat de sectorconvenanten zo maximaal mogelijk dat addendum gaan hebben, waar men dus die nulmetingen zo maximaal mogelijk gaat opstarten, om op die manier de eerste fase in gang te steken.
Minister, er zal ook een cruciale rol weggelegd zijn voor de intersectorale adviseurs. Het zijn er een drietal, heb ik begrepen. Eén van die drie die nu de komende dagen in dienst worden genomen, zal zich ook bezighouden met antidiscriminatie. Is hij of zij al aan de slag? Wat gaat zijn of haar plan concreet zijn om de intersectorale akkoorden zoveel mogelijk te laten uitvoeren en op te volgen? Kunt u wat duidelijkheid geven over de rol die die persoon daarin zal spelen?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik denk dat onze fractie hier de rol van het moedige midden, de revolutie van de redelijkheid, zal spelen en zich een beetje tussen de twee kampen in zal plaatsen. Wat hier op tafel ligt qua correspondentietesten, is een goed verhaal. Onze fractie steunt dat ook. En ik zal aangeven waarom. Ten eerste wordt er niet op individueel niveau gekeken of gesanctioneerd. Er volgt dus geen sanctie.
Twee, het is de sector zelf die autonoom een bureau aanstelt. Zoals collega Ongena ook zei, het zullen de sectorfederaties zijn die zullen moeten...
Collega Ronse, u viel even weg. Kunt u even hernemen?
Wij vinden dit dus goed omdat dit niet op individueel niveau wordt bekeken, laat staan gesanctioneerd. Ook laten we sectoren zelf autonoom kiezen welk bureau of instantie dat uitvoert. Drie, dit ligt ook in lijn met het beleid dat collega Muyters toen hij minister was in gang heeft gezet in de dienstenchequesector.
Wat verwachten wij nu van die correspondentietesten? Minstens een foto, zoals collega Annouri mooi zei, van hoe het nu staat met de mate waarin competentie het enige criterium is op basis waarvan men mensen aanwerft, en hoe wij dat dan vertalen. Ik denk toch dat we het daar allemaal over eens zijn. Dat hoop ik toch. Competentie en het potentieel van mensen, dat is eigenlijk het enige dat zou mogen tellen bij een aanwerving. Er zijn helaas, en we zijn het daar allemaal over eens, nogal wat vooroordelen over mensen bij het aanwervingsproces. Ikzelf ben in een vorig leven ook nog in een situatie geweest waarin ik mensen mocht aanwerven. Als een 55-plusser of een 60’er solliciteerde voor bepaalde vacatures, kan ik niet ontkennen dat er ook een aantal vooroordelen waren: zal die persoon zich snel kunnen inschakelen, zal die op het vlak van ICT snel mee zijn? Er zijn dus een aantal vooroordelen over heel wat groepen. Zijn die per definitie fout? Niet altijd. Als je dat in zijn context neemt, kunnen die zelfs begrijpelijk zijn. Het is ook daarom dat wij vinden dat daar geen strafmaat of sanctie tegenover moet staan. Het is echter wel goed dat we foto’s nemen, dat we een inzicht krijgen in waarom die vooroordelen bestaan en hoe we die uit de weg kunnen ruimen, want niks kan zo demotiverend zijn als een job niet hebben wegens een arbitraire reden. Toen ik net van de schoolbanken kwam en solliciteerde voor bepaalde jobs, kreeg ik soms zelfs geen toegang tot de eerste ronde, gewoon omdat men zei dat ik nog geen ervaring had of vond dat ik nog te jong was. Dat zijn allemaal arbitraire kenmerken. Ik vind dat we daar echt vanaf moeten. We moeten naar een andere, nieuwe arbeidsmarkt. Gedaan met ouderwetse dingen. Ik denk dat dit op dat vlak een meerwaarde kan zijn.
Dit zijn voor ons helemaal geen praktijktesten. Aan praktijktesten hangt een andere semantiek vast. Praktijktesten, dat is echt uitlokking. Dat is op individuele basis. Dat is door de overheid uitgevoerd. Correspondentietesten staan daar toch wel haaks op, wat ons betreft. Ze zijn een slimme manier om evolutie te brengen, en geen revolutie. Voorzitter, zo blijf ik bij mijn retoriek van het moedige midden. Ik zie u glunderen, dus dan stop ik.
Het is een mooi moment voor iedereen, denk ik.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Collega Ronse, dat moedige midden gaat u niet altijd even goed af. Ik zie u liever met iets meer vuur.
Mevrouw Malfroot, wat de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt betreft, men moet stoppen met dat in twijfel te trekken. Het is een feit dat ook hoogopgeleide mensen met migratieroots minder kansen hebben op de arbeidsmarkt, en in dat geval kan je bezwaarlijk spreken van structurele competentiehandicaps. Laten we dus gewoon, in het belang van die mensen, maar ook in het belang van de werkgevers en onze globale arbeidsmarkt en economie, ervoor zorgen dat die discriminatie, die soms bewust is, maar heel veel vaker onbewust, tot het verleden behoort. Ik ben het immers eens met collega Ronse dat we er niks aan hebben als we niet al ons potentieel mobiliseren.
Dus correspondentietesten, een monitoringsysteem of praktijktesten: what’s in a name? We willen gewoon dat de kat muizen vangt, de kleur doet er voor ons minder toe. Wat wel belangrijk is, is dat er maatwerk geleverd wordt. In eerste instantie is meten, weten. Maar aan enkel een transparant systeem dat in kaart brengt dat er wel degelijk gediscrimineerd wordt, hebben we niets. Er moet dan heel snel actie volgen. Dat moet inderdaad maatwerk zijn op sectoraal niveau.
Ik heb dan ook een heel concrete vraag. Wat zullen die drie intersectorale adviseurs – die weggetrokken werden uit de sectoren – doen? Wanneer treden zij in dienst?
Collega’s, er zijn zelfs mensen in deze commissie die erin slagen om discriminerend te spreken over discriminatie. De ene discriminatie zou de andere niet zijn. Wat ons betreft, is discriminatie op de arbeidsmarkt hoe dan ook uit den boze. Het is niet alleen wettelijk strafbaar, het is ook gewoon dom en nefast voor onze economie en onze arbeidsmarkt, want veel bedrijven kampen met de krapte op de arbeidsmarkt.
We zijn dus blij, minister, dat u en uw medewerkers uit de administratie en het kabinet, samen met uw collega’s in de regering, een doorbraak hebben kunnen realiseren met de correspondentietesten, die een draagvlak hebben in de sectoren. Het is bijzonder belangrijk dat die sectoren daar nu ook massaal op intekenen. Zo kan ervoor gezorgd worden dat het welles-nietesdebat over de praktijktesten overstegen wordt en dat discriminatie effectief wordt aangepakt. Ik kan dus alleen maar hopen dat er zoveel mogelijk sectoren zullen participeren zodat er een stap vooruit gezet wordt en op een slimmere manier omgegaan wordt met het schaarse talent in Vlaanderen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik vind dit een zeer belangrijk debat. Het is zo dat we met de sectorconvenanten aan alle sectoren de verplichting opleggen om te werken aan bepaalde onderwerpen, zoals non-discriminatie. Wij leveren als overheid het inhoudelijke kader en geven ook inspiratie, maar zij kunnen zelf de acties invullen. We volgen dat ook op. We zoeken altijd naar een evenwicht tussen wat de sectoren zelf willen en wat wij als overheid willen en proberen daar maximaal op in te spelen.
Collega Annouri, ik vind dat we een heel grote sprong voorwaarts maken. Dat hebben bepaalde collega’s ook bevestigd. Het ‘gekleurde budget’ klinkt misschien wat raar, maar ik vind dat er toch een groot verschil is tussen een algemeen budget voor sectorconvenanten of een partieel budget waarmee men verplicht wordt om daar een specifieke bestemming aan te geven. We wilden natuurlijk de financiële drempels voor die nulmeting ook uit de weg ruimen. Dat houdt in dat een sector die een nulmeting wil doen, daar ook een budget voor ontvangt en ook begeleiding krijgt. We doen dat net om het comfortabeler te maken om het te doen, al blijven ze natuurlijk vrij om die keuze te maken.
Collega Malfroot, ik vind alle vormen van discriminatie even belangrijk. Ik vind het belangrijk dat we met een neutrale bril kijken naar zowel een 55-jarige die niet meer aan de slag geraakt als naar iemand in een rolstoel, die letterlijk fysieke drempels ervaart om te gaan werken. We moeten iedereen alle kansen geven. Zoals de voorzitter opmerkte, zou ik dus niet discriminerend spreken over discriminatie.
Zoals collega Ongena terecht opmerkte, is het de allereerste keer dat we concreet aan de slag gaan. We hebben ook een academisch instrument ter beschikking. Dat is goed.
Een aantal collega’s stelden vragen over die intersectorale adviseur. Hij wordt ingebed binnen de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Die persoon is aan de slag en begeleidt sectoren in het opzetten van acties rond discriminatie, zoals de nulmeting. We kunnen die niet in een sector steken, omdat hij net alle betrokken sectoren wil begeleiden. Zo is er ook een intersectorale adviseur aan de slag op het vlak van intersectorale opleidingen. Jullie dringen er toch ook allemaal op aan dat we bruggen bouwen tussen sectoren.
Mijnheer Ronse, u hebt vandaag een christendemocratisch pilletje genomen of u bent zo wakker geworden. U bent al de hele ochtend zo. Ik vind dat heel aangenaam. Wellicht heeft de sneeuw daar goed aan gedaan.
Mevrouw Gennez, het is helemaal niet zo dat christendemocratie vuur en passie zou verhinderen. Dat vond ik toch een kwalijke vergelijking, als ik zo vrij mag zijn.
Ik heb niet over de christendemocratie gesproken, minister. (Gelach)
U hebt wel gezegd dat u de heer Ronse liever met een beetje meer vuur ziet. (Opmerkingen)
Wij hebben daar trouwens opleidingen voor.
Ik vind persoonlijk dat er vandaag ook wat vuur in zit.
De bedoeling is dat onze intersectorale adviseurs naar kruisbestuivingen en samenwerkingen zoeken, naar hoe men goede praktijken deelt en lerende netwerken opzet.
Mijnheer Ronse, ere wie ere toekomt: ik heb mij inderdaad laten inspireren door mijn voorganger, de heer Muyters. De dienstenchequesector is voorloper, maar we hebben daar ook veel uit geleerd, want niet alle ervaringen waren positief. Daarom was het nodig om nu ook een academisch instrument te hebben.
Mevrouw Malfroot, de correspondentietesten zijn echt ontworpen om discriminatie vast te stellen. Er zal gewerkt worden met sollicitaties met volledig gelijke kenmerken, waarbij er alleen verschillen zijn op het vlak van afkomst, leeftijd en handicap. Het is niet zo dat er geen rekening wordt gehouden met de kenmerken van de betrokkene zelf.
Collega’s, ik heb trouwens een persoonlijke ervaring met discriminatie. Lang geleden, toen de dieren nog konden spreken, was ik parlementslid. Op een bepaald moment ondervond ik problemen om vragen om uitleg goedgekeurd te krijgen door mijn commissievoorzitter. Ik heb toen de vraag om uitleg laten stellen door een collega, die nu gouverneur is van West-Vlaanderen. Het enige wat aan de vraag veranderde, was de naam van de ondertekenaar. Mijn vraag werd geweigerd en die van mijn collega werd aanvaard. Dat was voor mij een heel kwalijk moment. Ik vond dat niet zo aangenaam. Ondertussen is er een heel nieuw circuit van hoe vragen worden beoordeeld. Dat heeft wel wat teweeggebracht. Ik vind dat zeker een bruikbaar instrument.
Hopelijk is er nu ook duidelijkheid over die intersectorale adviseurs. Een werkt rond non-discriminatie, een rond opleidingen zoals levenslang leren en een rond werkbaarheid. Er zijn tot mijn verbazing wel wat vragen over die intersectorale adviseurs. De vraag kwam van de sectoren zelf om meer in te zetten op kennisdeling en die adviseurs zijn daar dus het antwoord op. Ik heb al vaker gezegd dat dat intersectorale werk op veel terreinen veel meer aan bod moet komen.
Dank u wel voor alle opmerkingen.
De heer Annouri heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw antwoord en bedankt, collega’s, om aan te sluiten.
Mevrouw Malfroot, ik heb collega Dewinter ook al horen zeggen dat de discriminatie van mensen met een functiebeperking of een bepaalde leeftijd misbruikt zou worden om een pleidooi te houden voor praktijktesten, waarbij het dan gaat over discriminatie tegenover etnisch-culturele minderheden. Ik vraag me af wat de debatfiche zou zeggen mocht het gaan over de discriminatie van een 55-jarige man met migratieroots die homoseksueel is en in een rolstoel zit. Ik ben eens benieuwd wat we volgens u dan moeten doen.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoorden. Ik blijf bij mijn standpunt dat het risico nu wel groot is. Zoals collega Ongena zegt, wordt er inderdaad een stap vooruit gezet. Dat is ook het eerste wat ik heb gezegd. Maar dit is ook een heel kwetsbaar iets, en de kans op een wazige foto is groot. Dat is natuurlijk wel een inefficiëntie en een gemiste kans. U hoort zelf ook wel waarom dat zo is. Correspondentietesten mogen geen praktijktesten worden genoemd en er speelt een politiek compromis. Ik kijk natuurlijk vooral naar het resultaat, en daaraan gekoppeld zal ik mijn punt nog eens herhalen.
Het is goed dat er volgende week duidelijkheid komt over wat de sectoren zullen doen. Ik zou met u dan graag het debat voeren over wat daaruit voortgekomen is en op welke manier dat zal worden aangepakt. ‘To be continued.’
De vraag om uitleg is afgehandeld.