Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik vind dit een heel delicaat thema. Ik neem hier een heel persoonlijk standpunt over in. Het controleren van bedrijven op het respecteren van telewerk, wringt bij mij heel erg. Ik geloof heel sterk in het geven van vertrouwen aan ondernemers en bedrijven. Ik geloof ook heel sterk in de vrijheid van ondernemen. We bevinden ons echter in een ongeziene context, die we niet verwacht hadden. Vandaag blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat nogal wat besmettingen gebeuren door contacten op de werkvloer. In die zin kan ik wel begrijpen dat men telewerk zoveel mogelijk wil stimuleren. Ik vind echter wel dat er grenzen zijn aan de handhaving. Ik werd gecontacteerd door bedrijven waar controles uitgevoerd werden, die soms echt absurd waren. De vragen die gesteld werden, de manier waarop ze worden aangesproken en de ingesteldheid van sommige federale controleurs, vind ik niet altijd de juiste manier om een draagvlak te vinden voor die maatregelen.
Wat me nog het meest van al verraste, was dat tot voor kort de Vlaamse overheid – tenzij ik me vergis – op geen enkele manier toegang had tot de informatie over die federale inspectierondes. Er zou nu wel een samenwerkingsprotocol opgemaakt zijn, waardoor ook de Vlaamse Sociale Inspectie voortaan informatie kan krijgen en doorspelen aan de federale collega's.
Hoe verloopt die samenwerking? Welke afspraken werden gemaakt? Hoe zal die informatiedoorstroming georganiseerd worden?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, mijn gevoel hierover verschilt wel met dat van u. De regel is telewerk. We zitten in een zware pandemie. Ik vind het dan ook echt van belang dat de regels nageleefd worden. Ik vind wel dat er altijd rekening gehouden moet worden met de specifieke context en dat de zaken wel proportioneel bekeken moeten worden. Ik geef een voorbeeld. Er is een groot verschil tussen een bedrijf met 100 werknemers waar er slechts 2 aanwezig zijn op de werkvloer en een bedrijf met 100 werknemers waar ze met 75 op elkaar gepropt zitten. Dat is een persoonlijk aanvoelen.
U weet dat de controles een federale bevoegdheid zijn. Het is de federale Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst die de controles op telewerk plant, samen met de sociale inspectiediensten en met medewerking van de bevoegde arbeidsauditeurs. Ze zijn gestart in de loop van januari 2021, deze maand dus.
De controles worden op het terrein gecoördineerd vanuit de arrondissementele inspectiecellen. Deze cellen worden georganiseerd op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen en worden voorgezeten door de lokale arbeidsauditeur. In deze cel zit naast de federale sociale inspectiediensten ook de Vlaamse inspectiedienst.
De Vlaamse inspectiedienst levert informatie aan voor de uitvoering van deze controles in de sectoren die onder onze Vlaamse bevoegdheid vallen. In eerste instantie ligt hierbij de focus op de dienstenchequesector. De inspecteurs zullen ook ondersteuning bieden bij de uitvoering van die inspecties, waarbij elke dienst vanuit zijn eigen bevoegdheidskader zal optreden.
Binnen het recent ondertekende samenwerkingsprotocol werd voor elke betrokken inspectiedienst een Single Point Of Contact (SPOC) aangeduid. Op die manier werd een centraal kanaal gecreëerd dat zeer specifiek is. Wanneer de federale inspectiediensten nood hebben aan bepaalde informatie, stellen ze die vraag aan onze SPOC op Vlaams niveau. Deze zal de informatiegegevens verzamelen en overmaken aan de SPOC van de federale inspectie. Het omgekeerde is uiteraard ook voorzien.
Daarnaast biedt het samenwerkingsprotocol een juridische basis om snel informatie aan elkaar door te geven, zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering van inspectie- en controleopdrachten. Dit gebeurt met inachtneming van de regelgeving over de bescherming van persoonsgegevens. Ik ben dus bijzonder tevreden dat ik deze afspraken met mijn federale collega heb kunnen vastleggen in een samenwerkingsprotocol. Dat geeft meer armslag en mogelijkheden tot samenwerking tussen onze Vlaams sociale inspectie en de federale diensten.
Intussen heb ik via onze werkgeversorganisaties een reeks opmerkingen gekregen over de controles die gebeuren sinds begin dit jaar. Mijn kabinet heeft daar al overleg over gevoerd met het kabinet van collega Dermagne om rekening te houden met de vragen die bestaan over die proportionaliteit.
De heer Ronse is het woord.
Met dat laatste ben ik het volledig eens. Het zou goed zijn dat Vlaanderen rekening houdt met de proportionaliteit, en ervoor zou zorgen dat de controles redelijk en menselijk zijn en dat ze rekening houden met de uitzonderlijk moeilijke context waarin die bedrijven zich bevinden en met de uitzonderlijke inspanningen die heel veel ondernemers en bedrijven vandaag al leveren om ervoor te zorgen dat hun medewerkers in de meest veilige omstandigheden kunnen werken. Deze inspanningen kosten ook wel geld. Het gaat om investeringen om aan te duiden wie waar en wanneer kan werken. Wanneer de insteek vanuit deze Vlaamse Regering in dit verhaal is om rekening te houden met proportionaliteit, menselijkheid en redelijkheid, dan staat onze fractie volledig achter die aanpak.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik heb nog een vraag van een iets andere aard. U zegt dat er controles zullen gebeuren maar wordt er dan ook gewerkt met kliklijnen of met een klachtenlijn? Wordt rekening gehouden met klachten van bijvoorbeeld ondernemers die vermoeden dat een bepaald bedrijf zich niet houdt aan de telewerkmaatregelen? Wanneer er een klacht wordt ingediend, binnen welke termijn volgt er dan een controle door de bevoegde diensten? En wat gebeurt er bij het niet-naleven van die telewerkmaatregelen?
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de bezorgdheden van de heer Ronse. We zijn er allemaal van overtuigd dat die controles nodig zijn. Ik denk dat het weinig uitmaakt of dat nu Vlaamse, federale of andere controleurs zijn. Die controles zijn echt nodig, we moeten daar geen onduidelijkheid over laten bestaan, maar ze moeten wel redelijk zijn.
Ik zou iets anders willen vragen. Ik stel de vraag ook aan u, minister, vanuit uw bevoegdheid van Werk, en ik zal ze ook stellen aan uw collega van Onderwijs. Ik krijg namelijk vanuit hogeronderwijsinstellingen het signaal dat zij het heel moeilijk vinden om vandaag stages in te richten voor studenten. Men is nu bezig nieuwe stageplaatsen te openen. Ze vinden het specifiek moeilijk vanwege de controles en de onduidelijkheid over telewerk. Er zijn daarrond heel wat vragen: wat mag wel, wat mag niet? Mag dat bij de opstart van een stage? Hoeveel dagen per week? Eén of twee dagen? Wat bij stagebegeleiding: mogen dan die stagiair, plus de werknemers die de stagiair begeleiden, komen? Ik herhaal: ik zal de vraag ook stellen aan de minister van Onderwijs, maar dit heeft ook te maken met bedrijven die onduidelijkheid signaleren en daarom erover twijfelen om die stagiairs te laten starten.
Minister, wilt u dat opvolgen, daar eens naar kijken vanuit uw kabinet? Kunnen we duidelijkheid geven aan de bedrijven, in overleg met de sociale inspectie, zodat er wat richtlijnen komen en die stageplaatsen niet onnodig in het gedrang komen? Ik dank u.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik sluit graag aan bij de vraag van collega Ronse. Zoals u zelf terecht hebt aangehaald, is de regel in de pandemie vandaag telewerk en moeten we dat maximaal naleven. Want volgens de laatste cijfers vinden vier op de tien besmettingen met corona plaats op de werkvloer. Dat is natuurlijk niet weinig. En wat je voelt, is dat het motivatiepeil om dat telewerk in te richten, aan het afkalven is, omdat men dan botst op de lastige structuren, de eenzaamheid, het organiseren. Net zoals we maatschappijbreed zien dat het motivatiepeil om zich aan de regels te houden, afbrokkelt omdat het nu wel heel lang duurt en het zicht op perspectief wat beperkt blijft, zie je dat ook bij werkgevers.
Minister, ik stel mijn vraag vanuit een iets andere invalshoek: wat kunnen we vanuit Vlaanderen doen, los van de controles die er moeten zijn op het federale niveau – en daarin volg ik u ook –, om het motivatiepeil om dat telewerk op een deftige manier te blijven organiseren en dat niet te lossen, op peil te houden, en niet in de val te trappen van demotivatie? Het is een van de cruciale factoren om ervoor te zorgen dat dat wordt gerespecteerd. Er verschijnen af en toe verhalen in de krant van mensen die niet willen komen werken omdat ze voorzichtig willen zijn, maar worden gedwongen om dat wel te doen, omdat werkgevers om tal van redenen denken dat het beter is om niet te telewerken. Die dingen moeten we vermijden. Daarom stel ik u deze bijkomende vraag over het motivatiepeil.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, het motivatiepeil is op dit ogenblik om veel redenen iets heel zwaars. Het sneeuwt wel een beetje, maar het is natte sneeuw. Het is donker, het is koud. Mensen willen elkaar zien en vastpakken. De belangrijkste les voor mij in deze crisis is dat we eigenlijk allemaal knuffeldieren zijn. Ik dacht van mezelf dat ik dat niet was, maar dat blijkt niet waar te zijn. Het is ongelooflijk hoe zwaar we die contacten missen, dat is althans bij mij zo, maar ik denk bij veel mensen.
Terug naar een minder romantisch gegeven. Eerst en vooral, collega Malfroot, het is altijd mogelijk om klacht in te dienen bij de sociale inspectie. De termijn van opvolging hangt echter ook af van de prioriteiten die worden gegeven. Ik gruw van een samenleving waarin alles begint af te hangen van kliklijnen, maar ik denk niet dat dat de teneur is van uw vraag. Er komen wel gerichte meldingen over zware inbreuken en dan is die informatie natuurlijk wel nuttig om vaststellingen te kunnen doen. Ik heb u de hele ketting gegeven van prioriteiten, hoe er afspraken worden gemaakt. Het gaat niet van: ‘Er zijn er zeven die hebben geklikt, we gaan daar eens kijken.’ Het gebeurt op een veel meer georganiseerde wijze.
Collega Ongena, die vraag over de stages is ook al tot bij mij gekomen. We zijn in overleg met het Departement Onderwijs. Bij duaal leren stelt zich ongeveer hetzelfde probleem. Want dat zit net in de categorie waar er afstandsonderwijs is, en die gaan dan wel naar de bedrijven. We zijn daarover in nauw overleg. Het is mijn bedoeling om daar snel helderheid in te brengen, samen met minister Weyts.
Collega Annouri, op het vlak van telewerken is de boodschap vooral dat telewerken goed georganiseerd moet worden. Vorige week heb ik in het kader van ‘Alle hens aan dek’ gezegd dat telewerken voor mij een blijver is, niet fulltime, maar toch als iets wat structureel ingebed wordt in de arbeidsorganisatie. Daarom hebben wij de werkbaarheidscheques uitgebreid naar telewerken. Als je dat goed organiseert in een bedrijf, dan is dat iets wat kan marcheren, maar je moet die sprong wel maken en je moet je daarin laten begeleiden. Een promocampagne van de Vlaamse overheid zal op dat vlak minder uithalen dan begeleiding op maat van een bedrijf. Zij die denken dat fysiek werken of telewerken hetzelfde is, dat is gewoon niet zo. Dat is totaal anders. De contacten die je legt zijn ook anders. Vandaar dus die werkbaarheidcheques.
Wij voorzien ook nog in een oproep om de telewerkskills te versterken, bijvoorbeeld rond het leidinggeven op afstand. De rol van de leidinggevende – en ik zie dat ook bij mezelf hier op het kabinet – is toch wel cruciaal om dat telewerken motiverend te houden voor iedereen. Ik heb zelf de neiging te denken dat mensen verlof hebben, als ik ze niet zie. Dat is een krak in mijn hoofd, maar dat is totaal onjuist. Er wordt zeer intens gewerkt, ook in telewerken. Maar je voelt toch dat je ook op dat vlak scholing nodig hebt om dat anders te gaan bekijken. Het is een eenvoudig voorbeeld, maar aan jezelf ken je de anderen, collega’s.
Wij voorzien daarrond, samen met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), wetenschappelijk onderbouwde informatie en ik zie, collega’s, dat die pagina met die informatie ook een groot succes is. Men is dus wel op zoek naar manieren om dat goed in te bedden.
Collega Ronse, u weet dat de telewerkverplichting gezamenlijk tot stand is gekomen op een Overlegcomité. Ik sta daar ook achter, al ben ik ook een grote fan van terugkeermomenten. Ik heb tijdens de diverse Overlegcomités ook gevraagd om daar toch aandacht voor te hebben, omdat dat – en dan switch ik nog even naar collega Ongena en collega Annouri – net motiverend kan werken. Telewerken is geen probleem als er ook momenten zijn waarop je je collega’s fysiek ziet. Op dit ogenblik liggen die terugkeermomenten moeilijk, maar ik hoop dat hier binnen afzienbare tijd perspectief rond kan worden geboden, omdat dat voor mij een overgang kan zijn van telewerken naar weer meer fysiek werken. En het kan ook een motivatie zijn om dat telewerken net structureel in te bedden.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, eerst en vooral, ik weet niet of ik u er gelukkig mee kan maken, maar als de crisis gedaan is, dan krijgt u van mij als eerste een heel warme en oprechte knuffel. Nu hoopt u wellicht dat die crisis nog zeer lang zal duren – of net niet.
Ik ben het eigenlijk met u eens. Ik ben blij dat we hierover hebben kunnen spreken, omdat dat toch al even op mijn maag lag, die controles in het kader van telewerken. Ik ben blij dat u ook volledig kiest voor de aanpak van proportionaliteit en menselijkheid. Tegelijk zijn er conclusies die aan dat verhaal worden gekoppeld, namelijk dat er aan dat telewerken ook goede zaken zijn en dat het een blijver mag zijn op een aantal vlakken. Het verhaal van die werkbaarheidscheques is een goede zaak. Hier in de commissie zijn dat zaken die we allemaal goed kunnen opvolgen.
Daarmee zijn mijn vier vragen in deze commissie gesteld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.