Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
De zeeboerderij is in deze commissie vorig jaar al aan bod gekomen. Na de gebruiksvergunning heeft Codevco, een onderdeel van de Colruyt Group, half december nu ook de milieuvergunning verkregen voor de exploitatie van een zeeboerderij in zone C, de Westerdiepzone, 5 kilometer voor de kust van Nieuwpoort.
Met die twee vergunningen op zak zal de groep in de eerstvolgende maanden partners zoeken voor de installatie en het onderhoud van de mossellijnen, de kweek en oogst van Belgische mosselen, en de verwerking en verpakking ervan. Men hoopt in het najaar de eerste mosselen te kunnen kweken. Daarbij zou een kwart van de zone waarvoor nu de vergunningen werden afgeleverd worden benut. Later is het de bedoeling om ook oesters, zeewier en misschien nog andere aquacultuurproducten te kweken.
Het is een open deur intrappen wanneer ik zeg dat we hier met innovatie zitten, en dat het dus altijd heel moeilijk is om een evenwicht te zoeken om alle kansen te bieden aan die aquacultuur, die heel wat mogelijkheden biedt voor Vlaanderen. Als je hier kansen wilt bieden, moet je uiteraard ook in ruimte voorzien. Maar zoals op land is ook op zee de ruimte beperkt. Er zijn nog heel veel andere gebruikers van die zee. Ik begrijp natuurlijk ook dat er bij die andere partners heel wat bezorgdheden leven. Ik denk dat we er in deze commissie allemaal van overtuigd zijn, na het vele wetenschappelijk onderzoek en de afgelopen diverse proefprojecten, waarbij we op het punt staan dat aquacultuur in Vlaanderen een belangrijk issue wordt dat nu ook vermarktbaar wordt, dat we dit alle kansen moeten geven, maar, nogmaals, met alle begrip voor alle andere gebruikers van de zee. Telkens er iets nieuws komt, is het een logische reactie om dat te bekijken als een bedreiging.
De stad Nieuwpoort heeft zich verzet tegen de gebruiksvergunning en geeft ook aan dat zij zich zal blijven verzetten tegen de milieuvergunning. Er zijn ook al een aantal milieuverenigingen die naar de Raad van State trekken.
In een vorige commissievergadering bleek al dat we het er ook met z’n allen over eens zijn dat we in dergelijke zaken heel voorzichtig te werk moeten gaan en dat we vooral voldoende draagvlak moeten creëren. We moeten overleggen met elkaar en luisteren naar elkaars bezorgdheden. Vaak zijn er oplossingen mogelijk. Begrip hebben voor elkaars bezorgdheden en samen zoeken naar oplossingen en kansen om die bezorgdheden weg te werken, is in dit geval van cruciaal belang.
Ik denk dus dat we in de eerstvolgende maanden voor een grote uitdaging staan.
Minister, u hebt zelf al aangegeven dat u daar zeker een intermediaire rol in wilt spelen. Hebt u tot op heden al acties ondernomen om meer lokaal draagvlak voor dit concrete aquacultuurproject tot stand te brengen? De belanghebbenden zijn niet alleen de stad Nieuwpoort, maar ook de pleziervaart en de visserijsector. Als we daar goed naar luisteren, hebben we een overzicht van de grootste bezorgdheden.
Minister, zijn er mogelijkheden om aan die bezorgdheden en bekommernissen tegemoet te komen? Hoe zult u trachten de angst voor het onbekende ten aanzien van aquacultuur om te buigen naar een positief verhaal? Als we een positief verhaal vertellen, zitten we goed. Welke win-winsituatie kunnen we zoeken voor de aquacultuur en de visserijsector, die in volle transformatie is, en ook voor alle andere belanghebbenden? Welke rol wilt u daarin spelen, samen met alle stakeholders? Ik denk in het bijzonder aan de Colruyt Group zelf, die aangeeft in gesprek te willen gaan met alle stakeholders die daarin betrokken zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Het is niet de eerste keer dat deze vraag op de agenda staat, maar ondertussen gaan de dingen voort. Uit de antwoorden die ik al heb gegeven op vorige vragen, weet u dat voor mij de aanwezigheid van een lokaal draagvlak voor innovatieve projecten uitermate belangrijk is, zeker voor projecten als de zeeboerderij in Nieuwpoort omdat het hier om een echt pioniersproject gaat.
Ik heb daarom in samenwerking met de provincie West-Vlaanderen getracht om de verschillende partijen op constructieve wijze met elkaar in contact te brengen. Ik heb zelf ook afzonderlijk contact gehad met de twee meest nauw betrokken partners, zijnde Colruyt en het lokale bestuur van Nieuwpoort, om uit te zoeken of het mogelijk is een dialoog op te starten om tot dit lokale draagvlak te komen. Dat is niet zo eenvoudig. De beroepsprocedures over de toegekende uitbatingsvergunning en milieuvergunning zijn lopende. Zowel de stad Nieuwpoort als een aantal leefmilieuorganisaties zoals Natuurpunt en de Bond Beter Leefmilieu hebben aangegeven in beroep te gaan tegen de vergunningen. Als je in een procedure zit, is het natuurlijk altijd moeilijk om intensief te overleggen, al sluit ik dat persoonlijk niet uit.
Wat zijn de bezorgdheden? In het kader van de aanvraag voor de milieuvergunning werd een publieksconsultatie gelanceerd waarbij ieder zijn bezorgdheden rond het dossier kon uiten. Het volledige proces wordt gecoördineerd door de federale Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM).
De bezorgdheden zijn divers, zoals het verlies van rijke visgronden, verlies van ruimte voor recreatieve doeleinden en toerisme, onduidelijkheid over de potentiële milieu-impact en de economische meerwaarde voor de lokale gemeenschap. Het is dan ook noodzakelijk om de lokale belanghebbenden bij het project te betrekken. Ik heb tot vandaag nog geen signaal ontvangen dat de betrokken partijen op dit vlak vooruitgang hebben geboekt. Een volledig gedragen dossier kan enkel tot stand komen door constructief overleg tussen alle partijen, het luisteren naar elkaars bezorgdheden en het voorleggen en bespreken van de concrete ideeën.
Ik ben van mening dat er in dit dossier niet zozeer angst is voor het onbekende ten aanzien van aquacultuur, maar veeleer voor de neveneffecten die komen kijken bij een dergelijk grootschalig project van één grote, sterke speler. Zelf ben ik de aquacultuur enorm genegen. Dat biedt enorme opportuniteiten voor de toekomst, maar er is natuurlijk een impact op de mariene ruimte en het marien milieu, er is onduidelijkheid over het meervoudig ruimtegebruik en er zijn ook potentiële voor- of nadelen voor lokale gemeenschappen, voor economie en tewerkstelling. Dat kan positief en negatief zijn, dat weet u ook. De pleziervaart in Nieuwpoort maakt zich grote zorgen of ze nog goed buiten zal geraken.
Je voelt dat er, wat mij betreft, veel te weinig gesproken wordt met elkaar en zoals wel vaker gebeurt, veel over het project. Daar moet echt aan gewerkt worden.
Het welslagen van dergelijk project kan bijdragen aan een positieve maatschappelijke perceptie over aquacultuur op voorwaarde dat het duurzaam aangepakt wordt zowel op economisch, ecologisch als sociaal vlak. Daar is nog wat werk aan de winkel.
De zoektocht naar voordelen voor beide sectoren wordt momenteel volop onderzocht in het project SYMAPA, dat de synergie tussen maricultuur en passieve visserij bestudeert. Dit project is nog steeds lopende en gaat overigens door in de betrokken projectzone. Indien er een ruimtelijke impact is van maricultuurprojecten op zee, bijvoorbeeld bij implementatie in de zones voor commerciële en industriële activiteiten, zullen er ongetwijfeld ook effecten zijn op de huidige gebruikers van dergelijke zones. Het is bijgevolg van belang om zoveel mogelijk de alternatieve pistes en het potentieel tot samenwerking tussen de verschillende partijen in kaart te brengen. De visserijsector heeft overigens reeds decennia een waardevolle ervaring verworven op zee, die ook nuttig kan zijn bij de uitrol en exploitatie van maricultuurprojecten. Waar mogelijk kunnen beide sectoren op dat vlak overgaan tot samenwerking en kennisdeling.
Zoals eerder gesteld, werden de externe stakeholders geconsulteerd in de brede publieke consultatie die voorafgegaan is aan de milieuvergunning. Ik hoop dat het niet bij deze consultatie blijft, maar dat er constructief overleg volgt waarbij alle belanghebbenden bij het project betrokken worden in de zoektocht naar een win-winsituatie.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het met u eens dat, als we de maricultuur in Vlaanderen – ik geloof daar echt in – alle kansen willen geven, we een draagvlak moeten zoeken, overleg moeten plegen, luisteren naar elkaars bezorgdheden en de neveneffecten zo goed mogelijk moeten oplossen.
U sprak over een aantal onduidelijkheden met impact op het mariene milieu. Is er nog nood aan bijkomende onderzoeken om die impact te verkleinen en die onduidelijkheden te verduidelijken? We moeten veel meer kijken naar alle voor- en nadelen. We moeten dus inderdaad weg van de stellingname ‘wij zijn voor’ en ‘wij zijn tegen’. We moeten zoeken naar de voor- en nadelen voor de verschillende partners en die bij elkaar brengen. Men moet goed luisteren naar elkaar. Wat zijn de specifieke bezorgdheden van de pleziervaart en zijn daar geen oplossingen voor? De volgende maanden zullen cruciaal zijn voor de stakeholders die naar elkaar willen luisteren en samen oplossingen willen zoeken. Ik heb geen enkele aanwijzing dat – ondanks de juridische procedures die lopen – er geen wil zou zijn om samen aan tafel te gaan zitten. Dat is al belangrijk.
Verder is het SYMAPA-onderzoek belangrijk, dat loopt nog tot halverwege 2022. Het is gestart in oktober 2019. Hebben we daar tussentijds al mogelijke resultaten? Kunnen we dan al zien waar het potentieel zit om de visserijsector met maricultuur te laten samenwerken? Waar zit de win-win voor beide? Als we dat allemaal samenleggen met de goede wil van iedereen in de sector – en ik heb dus geen aanwijzing voor het tegendeel – kan men daar verder op werken. Kunt u dat draagvlak dat we zo hard nodig hebben, verder versterken?
De heer Tommelein heeft het woord.
Ik heb nog een vraagje aan de minister. Minister, tijdens de bespreking in de commissie van 14 oktober vorig jaar hebt u er terecht op gewezen dat dit project intrinsiek toekomstgericht is en waardevol. Ik deel uw mening. Het is inderdaad gevoelige materie, in het bijzonder voor de vissers – dat heb ik al gemerkt – en ook voor de inwoners van steden en gemeenten aan de kust. We worden hier toch wel geconfronteerd met een socio-economische paradox. Iedereen is het erover eens dat we in Vlaanderen werk moeten maken van toekomstgerichte projecten op het vlak van aquacultuur, op het vlak van maricultuur. Maar zodra die concreet worden of dichtbij komen, raakt dat wel een bepaalde gemeenschap in haar wezen en in haar belangen. Ik begrijp dat. Maar dat betekent niet dat we achteruit moeten gaan. U hebt inderdaad gewezen op de absolute noodzaak van het creëren van een lokaal draagvlak. Maar u hebt er ook op gewezen dat een dergelijk project niet het enige project moet zijn, maar dat er ook ruimte voor andere projecten moet blijven.
Een beetje in dezelfde lijn heb ik u vorig jaar ondervraagd over de garnalenkweek, waarvoor een project opgestart zou worden. Ook daar hoorde ik onmiddellijk zeggen: dat hoeft toch niet, wij vangen ook garnalen. Een klein detail is dan dat het niet over dezelfde garnalen gaat en dat je dan natuurlijk aan de mensen moet vragen: wat heb je liever, dat we zelf garnalen gaan kweken die we hier niet kunnen vangen, of dat ze van Azië of elders komen, waarbij ook een aantal bedenkingen gemaakt kunnen worden?
Ik herinner er wel nog eens aan dat het visserijeffectenrapport over het project spreekt over gemiddeld 1,5 procent van de besomming van de vaartuigen afkomstig uit dit gebied tot maximaal 8 procent voor een van de vaartuigen. Dat plaatst het project toch in een correct perspectief. Wat wel klopt, is dat het rapport slechts beperkte mogelijkheden ziet voor omschakeling naar alternatieve passieve visserijmethodes.
We weten dat het project lokaal tot heel wat actie aanzet. Ik hoor dat ook. Maar het ontslaat ons – noch u, minister, noch mezelf als lokaal beleidsmaker – er toch niet van om te kijken naar de opportuniteiten die dit soort commerciële activiteiten ook biedt voor de kustgemeenten en de kuststeden. Wij moeten dus ook hier wel opletten dat we het kind niet met het badwater weggooien, zeker nu er een brexitakkoord is dat onze Vlaamse visserij op middellange termijn – vijf en een half jaar – toch voor een aantal onzekerheden plaatst. We werden de laatste maanden al verschillende keren in onzekerheid geplaatst. We hebben nu een uitstel. We weten nu ongeveer waar we aan toe zijn. Maar dat betekent toch ook wel dat we de opdracht hebben om werk te maken van innovatie, van alternatieven om onze productie op het vlak van vis op peil te houden.
Ik deel zeker en vast de mening dat we dit project met de nodige omzichtigheid moeten behandelen, maar ook met de grootste openheid. Ik heb u de vorige keer al gezegd dat wij daar vanuit Oostende met de grootste openheid naartoe willen kijken. Dat betekent niet dat we alles zomaar aanvaarden. Dat betekent wel dat je bereid moet zijn tot overleg en dat je toch wel een klein beetje ambitie mag tonen. Ik vraag me ook af in welke mate we projecten als de zeeboerderij, maar ook andere aqua- en maricultuurprojecten, kunnen inzetten om de economische nadelen van het brexitakkoord, die er ook zijn voor onze visserij, om te zetten in economische opportuniteiten.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil gerust mijn tondeuse eens op uw hoofd loslaten, collega Tommelein. Ik ben daar trouwens heel goed in. Maar het staat u wel, die krulletjes, het is eens wat anders.
Collega’s, eerst en vooral, ik weet dat ik dubbel ben in het antwoord. Voor mij bieden die aquacultuur en de mogelijkheden ter zake enorme perspectieven, maar, collega Coudyser, u verwees ook naar dat onderzoek waarnaar ik verwees. Er is de impact op het mariene milieu. Wat de nood aan bijkomende onderzoeken betreft, die lopen. We hebben ook al twee onderzoeken gefinancierd met Europese en FIVA-middelen (Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquacultuursector). Dat alles loopt volop. Er is dus geen nood aan extra onderzoek ter zake. Een gedachtewisseling in de commissie over aquacultuur, ook met het ILVO en de Blauwe Cluster, lijkt me ook een nuttige suggestie, ook om het thema eens onder de aandacht te brengen, want er zijn echt wel veel mogelijkheden, ook voor de toekomst. Dat hangt van jullie agenda af, maar ik wil dat zeker aankaarten bij de mensen van het ILVO. Dan moet het echter breder gaan dan louter het project van Colruyt. Er zijn immers nog opportuniteiten.
Collega Tommelein, wat de socio-economische paradox betreft, zijn we allebei fan van die aquacultuur. Het Belgische deel van de Noordzee heeft ongeveer de grootte van West-Vlaanderen. Er zijn dus veel verschillende gebruikers. Daarom is het zo belangrijk om te proberen die win-winsituaties te puren uit de zoektocht naar een eenvoudig ruimtegebruik. Collega’s, voor de visserij is er niet alleen de vangstbeperking, maar ook de vrees dat er omheen de gebieden voor aquacultuur en windturbines moet worden gevaren. Daarbij moet er dan een perimeter worden gerespecteerd, voor de veiligheid. We moeten daar rekening mee houden. Onze vissers moeten uiteraard nog kunnen werken.
Aquacultuur en blauwe economie houden zeker economische opportuniteiten in. Ik heb dat ook al herhaaldelijk aangestipt. Onze vissers hebben echter ook geïnvesteerd in bepaalde vistechnieken. Het ombouwen van die vaartuigen voor die inschakeling voor mosselkweek kost ook veel geld. Wat mij betreft, moet er dus zekerheid zijn dat ze ook lang genoeg kunnen worden ingeschakeld. Over al die zaken moet er veel en intenser dan vandaag worden overlegd. Ik heb dat ook aan de mensen van Colruyt gezegd: ze mogen echt niet onderschatten hoe belangrijk dat lokale draagvlak en dat stakeholderoverleg zijn om met dat project vooruit te kunnen. Ik heb het gevoel dat ze dat ook wel hebben begrepen, en hoop dat daar de komende weken ook vanuit Colruyt zelf intens werk van zal worden gemaakt.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Wat die stakeholders betreft, dat is en blijft heel belangrijk. De visserijvloot heeft bepaalde vistechnieken. Er zouden andere technieken moeten worden gebruikt om eventueel mee de schouders te zetten onder aquacultuurprojecten. U verwees daarnaar in het laatste deel van uw repliek. Is er een mogelijkheid om in Europese of andere middelen te voorzien voor vissers die daar toekomstgericht in willen investeren? In het kader van de brexit en de transformatie van de visserijsector zou dat immers een mogelijkheid kunnen zijn.
Aangezien ze instemmend knikt, denk ik dat de minister deze suggesties ook wel meeneemt.
Minister Crevits heeft het woord.
Er wordt in subsidies voorzien daarvoor. Het antwoord is dus gewoon ja.
De vraag om uitleg is afgehandeld.