Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Volgens cijfers die de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) publiceerde, vindt de helft van de Vlamingen ondernemerschap een goede carrièrekeuze. Dat is op zich geen slecht resultaat, maar bij onze noorderburen ligt dit cijfer beduidend hoger: daar ligt het percentage op 82 procent. De angst om te falen is voor Vlamingen een sterke belemmering om een eigen zaak te starten. Daarom pleit de SERV voor een Vlaams actieplan dat inclusief ondernemerschap promoot. Iedereen die wil ondernemen, moet daar volgens hen de kans toe krijgen.
Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) zijn de ruggengraat van onze Vlaamse economie. Onze kmo’s hebben de laatste weken en maanden enorm veel creativiteit en veerkracht getoond en aan de dag gelegd, maar het is ook belangrijk dat we ze na deze crisis alle mogelijke kansen geven. We moeten ook zorgen dat we mensen warm maken voor het ondernemerschap en een gunstig klimaat creëren waarin ondernemingen kunnen starten en doorgroeien.
Hoe beoordeelt u dit SERV-advies?
Welke maatregelen zult u nemen om ondernemerschap in Vlaanderen te blijven aanwakkeren?
Welke gevolgen zult u geven aan het flankerend beleid dat wordt voorgesteld in dit advies?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, collega.
Het aandeel zelfstandigen in de bevolking tussen 15 en 64 jaar bedroeg in 2019 in het Vlaamse Gewest 9 procent. Dat is een stabiel aandeel. En het is vrij vergelijkbaar met het EU-gemiddelde van 9,2 procent. We scoren daarmee beduidend hoger dan Noorwegen, Zweden, Denemarken, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland en ongeveer gelijk met Finland. Nederland en het Verenigd Koninkrijk laten een hoger aandeel zelfstandigen optekenen, maar uit de enquêtes van Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) en Graydon bleek gisteren dat het aantal starters in 2020 stabiel gebleven is en zelfs licht gestegen is ten opzichte van 2019, en dat ondanks corona. Wat ondernemerschapscultuur betreft, zien we dat meer dan de helft van alle Vlamingen ondernemen als een interessante carrièrekeuze beschouwt. Dat zijn dus vrij hoopgevende cijfers.
Ik vind het SERV-advies op zich een positief signaal. De SERV levert hiermee, in zijn rol als huis van het sociaal-economisch overleg, een belangrijke bijdrage aan onze gemeenschappelijke doelstelling om ondernemerschap in Vlaanderen te bevorderen. Voor het kerstreces heb ik een overleg laten inplannen met de studiedienst van de SERV, mijn kabinet en het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), om te bekijken hoe we hier concreet mee aan de slag kunnen gaan. Dat overleg vindt volgende week plaats. U bent dus eigenlijk een weekje te vroeg met de vraag.
Het is een uitgebreid advies. Veel krachtlijnen vinden we terug in ons beleid, maar er staan een paar heel goede nieuwe voorstellen in, waar ik ook achter kan staan. Ik geef nu al een paar elementjes mee die voor mij essentieel zijn.
Eerst en vooral is er de vraag om het actieplan Ondernemend Onderwijs te vernieuwen. Ik steun die vraag volledig. Er zijn nuttige elementen in het bestaande plan die niet verloren mogen gaan, maar zeker nu er ook eindtermen op komst zijn, denk ik dat we dat moeten doen.
Een tweede belangrijk punt in het advies is de vraag naar een vernieuwing van het actieplan Ondernemerschap. Daarbij verwijs ik naar het contract ondernemerschap dat deze zomer door de Vlaamse Regering is toegewezen aan elf structurele partners. In totaal zetten we jaarlijks ongeveer 30 miljoen euro in op het stimuleren en begeleiden van onze ondernemers. De filosofie achter het contract ondernemerschap strookt ook met de aanbevelingen in het advies. Ook de doelgroepen waar de SERV aandacht voor vraagt, komen in ons contract aan bod: vrouwelijke ondernemers, kansarme jongeren, mensen met een arbeidshandicap en doelgroepen die verder van het ondernemen af staan, via de startlabo’s. Het contract ondernemerschap heeft ook bijzondere aandacht voor de thematieken die het SERV-advies beklemtoont: digitalisering, internationalisering enzovoort. Het is dus voor een stuk ook een bevestiging van de beleidskeuzes die we met het contract ondernemerschap gemaakt hebben.
Maar de wendbaarheid en de veerkracht die we vandaag van onze ondernemers verwachten, moeten we zelf ook aan de dag leggen. Ik ga dus absoluut akkoord met de aanbeveling om te kijken hoe we dat contract postcovid zo goed mogelijk kunnen bijsturen, als dat nodig zou blijken.
Welke maatregelen zal ik nemen? Ik heb al enkele krachtlijnen meegegeven. Op deze bijkomende initiatieven wil ik nu al inzetten. Eén, de verdere uitbouw van de frontoffice voor de ondernemer via VLAIO, ook digitaal via het e-loket. Tijdens de laatste maanden bleek heel duidelijk het belang van een goed aanspreekpunt voor ondernemers binnen de overheid. Twee, we willen bijkomende aandacht geven aan werkbaar werk voor zelfstandigen. We verhoogden in dat verband de jaarlijkse steun aan Dyzo al. Drie, op regelgevend vlak wil ik, conform het regeerakkoord en in goed overleg met de sectoren, werk maken van de vereenvoudiging van de regelgeving rond ambulante handel. En ‘last but nog least’ zijn we vanmorgen in deze commissie ook gestart met een gedachtewisseling over het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) ‘Alle hens aan dek’, waarvoor 190 miljoen euro extra wordt uitgetrokken.
Welke gevolgen zal ik geven aan het flankerend beleid? Ik wijs graag op onze ambitie in het relanceplan om ook voor ondernemers een aantal drempels weg te werken via administratieve vereenvoudiging en het versnellen van procedures.
De problematiek van de winkelleegstand moeten we gericht aanpakken via ons beleidstraject Werk aan de Winkel.
Het belang van voldoende beschikbaarheid van personeel is elementair. We verwijzen naar het nieuwe STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering and Mathematics) dat in voorbereiding is.
Ik neem heel graag de uitgestoken hand van de SERV aan. Volgende week hebben we een vergadering, maar ik wilde nu al ingaan op een aantal zaken die ik zelf heel belangrijk vind.
De heer Gryffroy heeft het woord.
We zullen daar dus zeker nog op terugkomen bij de bespreking van volgende week. We moeten ook niet met alles in dit SERV-advies akkoord gaan. Dat u zou spreken over onderwijs had ik wel verwacht. Het is inderdaad ook een belangrijke factor.
Ik wil er een aantal klemtonen uithalen die u dan eventueel kunt meenemen in uw bespreking van volgende week. Het zijn er volgens mij een drietal. Het gaat, zoals u zei, over het promoten van het ondernemerschap bij werkzoekenden. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Dat lijkt mij interessant. Voor sommige – niet alle – werkzoekenden is dat inderdaad een goede optie.
Een andere klemtoon is dat het digitaal ondernemen een must is.
Maar dan hebben ze ook een hoofdstuk over ondernemers die moeten kunnen vallen en weer opstaan. En daarin maakt men de bemerking dat het aantal frauduleuze faillissementen systematisch wordt overschat. Daar heb ik wel een probleem mee. Want ik heb wel wat contacten bij curatoren en rechters-commissarissen. We stellen telkens opnieuw vast dat heel wat faillissementen eigenlijk lege dozen zijn. Als men ter plaatse aankomt, is er niets meer, totaal niets. Diegenen die echt bezig zijn met hun bedrijf zijn niet diegenen die een faillissement gaan opzoeken, omdat het voor hen een probleem is, ook psychologisch enzovoort. Ik zou het aantal frauduleuze faillissementen zeker niet beschouwen als een overschatting. Het is een blijvend aandachtspunt, want er wordt veel gefraudeerd.
Anderzijds is er een groep gefailleerden die het misschien niet verdienden om gefailleerd te zijn, en die het dan wel verdienen om goed te worden begeleid, via Dyzo enzovoort. Het psychologische aspect van een tweede kans is iets wat wij nog onvoldoende kennen. Een gefailleerde blijft nog tien jaar opgenomen in de databanken van de banken en kredietkaarten, enzovoort. We zouden een gefailleerde veel sneller opnieuw de kans moeten geven om weer op te starten, indien die inderdaad te goeder trouw is geweest. Ik zou graag hebben dat er ook daaraan aandacht wordt besteed.
Ik herhaal de drie klemtonen. Ten eerste, het digitale aspect, maar ik denk dat we daarmee in de running zijn. Ten tweede, de werkzoekenden, maar daar zie ik nog wat mogelijkheden. En ten slotte, het verhaal van de gefailleerden: mensen moeten kansen krijgen, maar anderzijds zijn er ook veel frauduleuze faillissementen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, ik gaf daarnet wat commentaar op uw opmerkingen. Ik zei aanvankelijk dat we het vandaag al heel vaak hebben gehad over het toeleiden van werklozen naar het ondernemerschap. Dat is echt onderschat. Het is een potentieel dat we moeten aanboren. U maakte die opmerking en ik zei dat we dat al een aantal keren hebben gezegd.
We geven ook heel stevige steun aan Dyzo richting heropstart. U zegt dat falen geen schande is. Dat vind ik zeer juist. In een van mijn startinterviews, toen ik minister werd, heb ik dat ook benadrukt. Het is eigen aan onze cultuur, de idee dat je niet mag falen. Dat is een van de grote drempels voor mensen om niet te starten als zelfstandigen: ze zijn bang voor de schandvlek van het falen. Het is aangenaam als je niet faalt, maar je mag niet bang zijn om te falen, want dat verhindert innovatiekracht. Daaraan wordt gewerkt, samen met de partners en met Dyzo.
Ik neem dat zeker mee. Ik heb bewust niet lang stilgestaan bij onderwijs, omdat ik wist dat u er gevoelig voor zou zijn, dat ik niet alles naar onderwijs schoof. Maak u geen zorgen, ik heb werk genoeg in mijn eigen winkel.
Het is mooi dat er zo op elkaars gevoeligheden wordt gelet.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voor mij mag men gerust over het onderwijs beginnen; ik zou het ondersteunen. Ik denk dat de kiem van ondernemerschap voor een deel in het onderwijs ligt. Punt aan de lijn. Je leert het daar voor een deel of je leert het niet. Je kunt het ook van thuis meekrijgen.
Een faillissement is wel degelijk een gevoelig iets. Ik weet dat het voor een groot deel een federale bevoegdheid is, maar de kunst van een groep mensen die gefailleerd zijn om voortdurend te veranderen van adres, waardoor de curatoren en de rechters-commissarissen hen niet meer kunnen vinden, zou ik toch niet onderschatten. Dat vind ik een beetje raar in het rapport van de SERV. Men zegt daar dat het aantal frauduleuze faillissementen wordt overschat, terwijl ik het aantal niet zou onderschatten. Er zijn er wel degelijk heel wat en ze geven een negatieve connotatie aan die mensen die failliet gaan buiten hun wil om. U doet inspanningen, maar misschien moeten er nog meer inspanningen gebeuren wanneer het over het mentale welzijn gaat, maar ik denk dat het vooral een federale bevoegdheid is
De vraag om uitleg is afgehandeld.