Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Uit het Jaarverslag Sociale Economie blijkt dat er eind 2019 6607 personen in dossier bij VDAB waren met een advies voor tewerkstelling in de sociale economie. Die waren nog niet geregistreerd als niet-werkende werkzoekenden. Die personen waren dus nog niet aan de slag binnen de sociale economie, waardoor de potentiële doelgroep werknemers groter blijft dan de groep die effectief aan de slag is in de sociale economie
Concreet gaat het hier om adviezen voor tewerkstelling in het collectief maatwerk of in de lokale diensteneconomie (LDE). Hoewel het aantal personen dat wordt tewerkgesteld binnen het collectief maatwerk, tussen 2018 en 2019 sterk is gestegen en de minister ook recent nog plaatsen bij creëerde, blijft het schrijnend dat duizenden kwetsbare personen in de werkloosheid moeten wachten tot de regering het nodige bijkomende budget wil vrijmaken. Bovendien waren er eind 2019 ook 4407 niet-werkende werkzoekenden met een advies arbeidszorg, maar tegelijkertijd daalde het aantal personen dat in arbeidszorg zat, sterk tussen 2018 en 2019.
Het plan Vlaamse Veerkracht pompt miljarden in de economie. Ook via ‘Alle hens aan dek’, waar we het vanmorgen nog over hadden, gaat 190 miljoen euro naar opleiding, vorming en tewerkstelling. De sociale economie blijft echter wat ondergesneeuwd, terwijl het net gaat over de meest kwetsbare mensen. Het zou zonde zijn hen in de kou te laten staan.
Minister, hoe wordt de inschatting gemaakt of personen het advies tewerkstelling in het collectief maatwerk krijgen? En hoeveel personen met een dergelijk advies zijn er vandaag?
Hoe wordt de inschatting gemaakt of personen het advies tewerkstelling in de lokale diensteneconomie krijgen? En hoeveel personen met dit advies zijn er vandaag?
Dezelfde vraag voor mensen met een advies arbeidszorg. Wat zult u doen om deze niet-werkende werkzoekenden met een advies voor tewerkstelling in de sociale economie aan de slag te krijgen?
En dan de hamvraag: zult u op korte termijn bijkomende, nieuwe plaatsen creëren?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, ik dank u voor uw interessante vraag, al vind ik de toon – vergeef me mijn woorden – wel een beetje ongenuanceerd. U schrijft dat het schrijnend zal blijven, tot ik het nodige budget wil vrijmaken, en dat ik mensen in de kou laat staan. Dat strookt totaal niet met mijn persoonlijke overtuiging. U weet dat ik zeer bezorgd ben over de meest kwetsbare personen en ik zal dat via een aantal zaken proberen te duiden.
Wat de tewerkstelling in collectief maatwerk betreft, kan de inschatting tot dergelijk advies collectief maatwerk op twee manieren gebeuren: ofwel op basis van de medische attesten, als die voorhanden zijn, ofwel op basis van een ICF-onderzoek (International Classification of Functioning, Disability and Health).
Op basis van sommige medische attesten, bijvoorbeeld een attest buitengewoon secundair basisonderwijs (buso) onderwijsvorm type 2 (OV 2), of aan personen met een matige of ernstige mentale handicap, kan een rechtstreeks recht op dit advies collectief maatwerk worden toegekend. In alle andere gevallen wordt een psychologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij het huidig functioneren van de persoon en de impact op zijn functioneren op de werkvloer in kaart wordt gebracht aan de hand van gesprekken en psychologische testen. De bevindingen van dit onderzoek worden genoteerd volgens de ICF-methodiek.
Eind november 2020 hebben 6620 niet-werkende werkzoekenden een advies collectief maatwerk gekregen. Een belangrijke nuance hierbij is dat niet al deze personen momenteel in een traject naar werk in de sociale economie hoeven te zitten. Uit een analyse van VDAB blijkt dat een bepaalde groep personen met een advies collectief maatwerk die al langer dan twee jaar inactief is, niet meer in een specifiek traject naar sociale economie zit, maar dat andere tewerkstellingsbevorderende acties intussen meer aangewezen zijn. Van de door VDAB onderzochte dossiers heeft bijvoorbeeld 40 procent inmiddels een ander advies gekregen of wordt er gewerkt in de richting van reguliere tewerkstelling. Hierin liggen dus belangrijke kansen voor het toekomstige individueel maatwerk, waarbij mensen onder begeleiding ook in reguliere bedrijven aan de slag kunnen gaan op individuele basis .
De inschatting LDE wordt gemaakt op basis van een onderzoek waarbij het functioneren van de persoon in kaart wordt gebracht volgens de ICF-methodiek, om op basis daarvan na te gaan of de persoon in aanmerking komt voor een advies tewerkstelling in LDE. Eind november 2020 waren er 1028 niet-werkende werkzoekenden met zo’n advies LDE.
De inschatting voor arbeidszorg wordt gemaakt op basis van de gesprekken van de VDAB-bemiddelaar met de werkzoekende, al dan niet aangevuld met een psychologisch onderzoek. Eind november 2020 hadden 3979 niet-werkende werkzoekenden zo’n advies arbeidszorg.
In 2020 werd op verschillende manieren zuurstof gegeven aan de sector van de sociale economie. Ik som vijf acties op. Ten eerste werd in het najaar van 2020 de regel van de automatische herverdeling van onbenut contingent in collectief maatwerk voor het eerst toegepast. Concreet betekent dit dat, wanneer een maatwerkbedrijf op jaarbasis minder dan 90 procent van zijn toegekend contingent effectief invult, het verschil in plaatsen tussen de feitelijke invulling en 90 procent van het toegewezen contingent automatisch in mindering wordt gebracht. De plaatsen die op die manier vrijkomen, worden onmiddellijk herverdeeld onder die maatwerkbedrijven met een invullingsgraad die groter is dan 95 procent. Op die manier werden bijna driehonderd plaatsen herverdeeld onder die maatwerkbedrijven die er het meest nood aan hebben. Deze automatische herverdeling leidt tot een betere effectieve invulling van de beschikbare plaatsen in het collectief maatwerk.
Ten tweede keurde de Vlaamse Regering op 16 oktober 2020 op mijn initiatief het ontwerpbesluit betreffende arbeidsmatige activiteiten – de vroegere arbeidszorg – in de sociale economie principieel goed. Het dossier staat morgen op de agenda van de regering voor definitieve goedkeuring. Dat is zeer belangrijk, want dit nieuwe regelgevend kader zal vanaf 1 april 2021 de drie subsidievormen van arbeidszorg in de sociale economie in een regelgevend kader integreren. Dat zal een vereenvoudiging, meer eenduidigheid en een betere feitelijke invulling van het beschikbare contingent opleveren. Voor de organisaties die op 31 december 2020 over een erkenning overeenkomstig de arbeidszorgreglementering beschikken, voorzie ik een automatische toekenning van een contingent arbeidsmatige activiteiten.
Ten derde stelde ik begin december 2020 een nieuw groeipad ter beschikking van maatwerkbedrijven en maatwerkafdelingen. In totaal voorzie ik hiervoor in 5 miljoen euro recurrent, goed voor een bijkomende tewerkstelling van circa 215 voltijdequivalenten (vte’s) doelgroepwerknemers. Dit zal vanaf 1 april 2021 kunnen worden ingevuld.
Ten vierde keurde de Vlaamse Regering op 18 december 2020 op mijn initiatief de wijziging aan het uitvoeringsbesluit bij het decreet over de lokale diensteneconomie definitief goed. Tegelijk met deze aangepaste regelgeving werd een actieplan ten bate van de LDE opgesteld. De LDE-organisaties die niet voldoen aan de vooropgestelde werkelijke invulling van 90 procent, worden actief gestimuleerd om samen met de betrokken actoren een actieplan op te maken.
Ten vijfde besliste de Vlaamse Regering op 18 december 2020, in uitvoering van het voorakkoord van het zesde Vlaams intersectoraal akkoord (VIA6), om het kwaliteitsbudget voor de maatwerksector te versterken. Daar zal ik bij een volgende vraag nog verder op ingaan.
Er moeten zeker voldoende plaatsen in de sociale economie zijn. Door deze vijf ingrepen komen we aan die bezorgdheden tegemoet. We willen bovendien de samenwerking tussen de sociale economie en de reguliere arbeidsmarkt bevorderen, zodat doelgroepwerknemers voor wie het mogelijk is, kunnen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Op die manier komen er opnieuw plaatsen vrij in de sociale economie.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de cijfers. Die bevestigen dat u inderdaad een aantal inspanningen doet. Dat heb ik ook gezegd in mijn vraag, minister. Onder andere de 215 extra plaatsen die in december werden aangekondigd, zijn zeker een goede zaak. Maar wanneer ik heel snel het rekensommetje maak van de mensen die het advies collectief maatwerk, arbeidszorg en lokale diensteneconomie krijgen, dan kom ik aan ongeveer 12.000 mensen. En dan zijn die 215 extra plaatsen een te beperkte injectie.
We hebben in deze commissie, over grenzen van oppositie en meerderheid heen, al vaker aangegeven dat de sociale economie en de medewerkers die dat advies krijgen, zeker een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan onze arbeidsmarkt en onze economie. Dat is ook gebleken tijdens de crisis waarbij heel wat sociale-economiebedrijven ook voor toelevering hebben kunnen zorgen naar de zorgsector via de productie van handgels, mondmaskers enzovoort. Het is dus zeker een sector met een belangrijke economische maar ook maatschappelijke meerwaarde. In die zin zullen we u ook de komende maanden en jaren blijven steunen en aanmoedigen om extra middelen en vooral ook extra plaatsen te creëren, met de nadruk uiteraard op die extra middelen en plaatsen, maar ook met aandacht voor doorstroming naar het normale economische circuit, waar dat kan.
Dit wordt in elk geval vervolgd. Ik denk effectief dat we die 12.000 mensen niet in de kou moeten laten staan en ik ben ervan overtuigd dat uw hart en uw engagement eigenlijk hetzelfde zijn.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik wil in de eerste plaats reageren op de teneur van de vraag. Het is misschien niet zo bedoeld, maar het is toch onjuist om te zeggen dat de minister de meest kwetsbaren in de kou zou laten staan. De Vlaamse Regering investeert juist in de economie en we mogen juist blij zijn, want het zijn de ondernemers die garant staan voor jobs. Dat moeten we toch erkennen.
We hebben in deze commissie al vele debatten gevoerd over de beleids- en begrotingstoelichting (BBT). Daarin staat duidelijk dat er werk wordt gemaakt van een groeipad voor het collectief maatwerk. Het gaat over 280 extra plaatsen die dit jaar worden uitgerold. Daarnaast hebben we, zoals de minister aangaf, heel wat bijkomende ondersteuningsmaatregelen genomen om die maatwerkbedrijven door deze crisis te loodsen. Zo zijn de doorstroomtrajecten en de 90 procentregel opgeschort, is er geen vermindering van de maandelijkse voorschotten enzovoort.
De beste maatregel om die plaatsen open te stellen is het realiseren van doorstroming. Dat is volgens mij even belangrijk als het creëren van extra bijkomende plaatsen. Dat is een huzarenstukje en een uitdaging. Het is goed dat de focus op die doorstroming ook in deze moeilijke tijden en tijdens deze crisis behouden blijft.
Naast die enclavewerking is het individueel maatwerk belangrijk, als we stappen vooruit willen zetten. 2021 is een cruciaal jaar waar onze fractie constructief aan mee wil werken. In die zin ben ik benieuwd naar de modaliteiten en de timing van het individueel maatwerk.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, ik was eigenlijk blij dat collega Claes aanvulde, omdat er in uw vraag toch een zekere dedain zat ten opzichte van de inspanningen die we leveren. Ik vond dat onterecht, maar in uw repliek was u anders. We hebben daar eigenlijk eerder een gezamenlijk engagement opgenomen om zeker in voldoende plaatsen te voorzien.
Jullie stelden beiden een vraag over het individueel maatwerk. Dat moet wat mij betreft zo snel mogelijk klaar zijn. Ik heb daar vorige week met mijn leidend ambtenaar een gesprek over gehad. Niet iedereen zal altijd terechtkunnen in die sociale economie. Ook in de reguliere economie moet men onder begeleiding terechtkunnen. Doorstroming is daar heel belangrijk, maar die is vandaag niet evident, voor de sociale economie noch voor het normaal economisch circuit. De coronacrisis heeft daar ook wat roet in het eten gegooid.
Collega Claes, ik was blij met de nuance waar u het over had. Dit voorjaar moet het ontwerp van decreet klaar zijn, ik wil dat dit jaar rond krijgen omdat ik ervan overtuigd ben dat we in de relance de sprong moeten wagen naar die kansen voor individueel maatwerk. U weet dat een van mijn grote zorgen ook de terugkeermogelijkheid is. Ik vind het niet kunnen dat mensen naar het individueel maatwerk overstappen en als het daar niet lukt, opnieuw achteraan in de rij moeten aansluiten. Dan zal het niet lukken. We moeten voorzien in goede modaliteiten om ervoor te zorgen dat dit als een hefboom werkt, maar het moet degenen voor wie het niet lukt, ook de geruststelling geven dat zij terug kunnen naar de oude … (onverstaanbaar)…
Mevrouw Gennez, bent u gerustgesteld?
Ik zal zeker vragen blijven stellen op een constructieve toon en ik wil toch nog eens, voor wie dat in twijfel trekt, letterlijk de zin uit mijn vraag herhalen: “Hoewel het aantal personen dat wordt tewerkgesteld binnen het collectief maatwerk, tussen 2018 en 2019 sterk is gestegen en de minister ook recent nog plaatsen bij creëerde, blijft het schrijnend dat duizenden kwetsbare personen in de werkloosheid moeten wachten tot de regering het nodige bijkomende budget wil vrijmaken.” De minister heeft zelf de cijfers gegeven. Het gaat over 12.000 mensen. Ik denk dan ook dat er nog ruimte is voor heel wat bijkomende inspanningen en ik ga er ook van uit dat die er zullen komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.