Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Het is algemeen geweten dat tijdens de coronacrisis het aantal onder elektronisch toezicht gestelden is toegenomen. Zo zijn er tijdens de coronacrisis 25 procent meer enkelbanden uitgedeeld, dit als gevolg van de beslissing van het federale niveau tijdens de coronacrisis om meer in te zetten op enkelbanden om coronabesmettingen in de gevangenissen te beperken. Vlaanderen moest maar volgen – u haalde het daarnet ook aan, minister. Elektronisch toezicht wordt dus meer en meer ingezet als noodoplossing, zonder dat het bewezen is dat het effectief helpt tegen de overbevolking in de gevangenis.
Minister, u gaf in De Zondag aan dat u vreest dat er een gevoel van straffeloosheid zou ontstaan. U zei over de enkelbanden het volgende: “Enkelbanden dienen niet om gevangenissen leeg te maken. Ze zijn een gunst die zich moet beperken tot uitzonderlijke gevallen.” Minister, het valt misschien niet al te vaak voor, maar ik kan niet anders dan u hier volmondig in bij te treden.
Deze bestraffingsmogelijkheid dreigt nu echter, zoals u ook stelde, uitgehold te worden door oneigenlijk gebruik met het oog op inderdaad ‘leegmaken van gevangenissen’. Er moet dus dringend actie ondernomen worden om ervoor te zorgen dat elektronisch toezicht zeker niet oneigenlijk, als noodoplossing, wordt gebruikt om het hoofd te bieden aan een volkomen falend gevangeniswezen met reeds jarenlang overvolle gevangenissen.
U gaf in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 2 juni 2020 al aan dat de stijging van het aantal mandaten elektronisch toezicht en de afhankelijkheid inzake de instroom via de gerechtelijke en administratieve opdrachtgevers, een belangrijk aandachtspunt is waar op een structurele wijze overleg en afstemming rond nodig is. U lichtte toe dat u dit al aangekaart had bij uw federale collega-minister van Justitie. Maar blijkbaar zonder effect, aangezien er nu, enkele maanden later, nog altijd geen verbetering merkbaar is. Meer zelfs, de toestand wordt stilaan dramatisch, zeker nu de overheidsopdracht voor de aankoop van elektronische enkelbanden om nog steeds onbekende redenen werd stopgezet en er op korte termijn niet in nieuw enkelbandenmateriaal zal kunnen worden voorzien om de toename van enkelbandgestraften verder op te vangen. Maar daar hebben we het daarnet uitgebreid over gehad, dus daar zal ik niet verder op ingaan.
Minister, kunt u de stand van zaken met betrekking tot het overleg met uw federale collega-minister van Justitie toelichten?
Welke initiatieven neemt u, mogelijk in overleg met uw federale ambtsgenoot, om het gebruik van enkelbanden te beperken tot uitzonderlijke gevallen?
Minister Demir heeft het woord.
U ziet het, wij blijven niet stilzitten, ook niet in verband met uw eerste vraag, met de procedure van de aanbesteding van de enkelbanden. U moet ook weten dat, toen ik aangesteld ben als minister, dat dossier ook wel bij de administratie zat. De leidend ambtenaar was bezig met die procedure tot aanbesteding van enkelbanden. Op een bepaald ogenblik vraag je het als kabinet ook op en ga je het zelf in handen nemen, en dan juridisch advies vragen, en nog eens juridisch advies vragen, de Inspectie van Financiën enzovoort, en dan tot de beslissing komen dat we dit echt niet gaan voortzetten. Ik heb het contract met de huidige leverancier verlengd, zoals ik daarstraks gezegd heb. Ik heb tot nu toe al drie keer materiaal bijbesteld en indien het nodig is zal ik nog materiaal bijbestellen. Ik denk dat we daar geen risico’s moeten nemen. Ik zal mijzelf dus altijd verzekeren van voldoende materiaal in stock. Alleen – en dat is natuurlijk van belang – moet ook het personeel in het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht (VCET) dat ook allemaal kunnen blijven bolwerken. Je hebt x aantal personeelsleden, en je moet ineens veel meer gestraften met een enkelband gaan opvolgen: die aanwervingen gaan ook niet in een-twee-drie. Als men federaal beslist om meer op enkelbanden in te zetten, om de gevangenissen te ontvolken, dan duurt dat even. Vanaf februari komt daar dus geleidelijk aan extra personeel bij om zowel de stijging van de laatste jaren als de huidige stijging op te vangen. Ik heb daarstraks 16 personeelsleden gezegd, maar het zijn er 18, ik heb mij daarstraks even vergist. Tegen eind april moeten al die 18 mensen worden aangeworven. Die komen boven op die 62 mensen die er vandaag al werken. Dat is een aanzienlijke verhoging, natuurlijk ook om al die gestraften veel beter te kunnen monitoren, veel beter op te volgen en op die manier, als er iets verkeerd gaat, ook de nodige instanties in te kunnen schakelen.
Het klopt dat ik overleg heb gehad met de vorige federale minister. Dat was iets moeilijker omdat de meningen daar wat verdeeld waren over hoe je moet inzetten op enkelbanden. U moet weten dat ik daar helaas niets over te zeggen heb. Tot zover de autonomie. Maar met mijn huidige collega heb ik ook voor het kerstreces al samengezeten. Ik heb opnieuw de problematiek aangekaart en gezegd wat ons standpunt is. Enkelbanden dienen niet om gevangenissen te ontvolken en wij willen al zeker geen enkelbanden voor tienerpooiers, verspreiders van kinderporno, drugsdealers, omdat die natuurlijk hun criminele activiteiten eenvoudigweg thuis voortzetten. Men moet goed kijken aan wie men een enkelband geeft en aan wie niet. Dat moet een gunst, een uitzondering zijn. Dat kan bijvoorbeeld naar het einde van je strafuitzitting zijn, als je aan het re-integreren bent. Maar dat mag sowieso geen algemene regel zijn, zeker niet in die gevallen waar je als tienerpooier of als drugsdealer gewoon je criminele activiteiten thuis voort kunt zetten onder elektronisch toezicht. Wij monitoren natuurlijk, maar wij zien niet wat er binnen die vier muren gebeurt. Wij krijgen de signalen: waar gaat de man naartoe, hoe beweegt hij zich, gaat hij buiten het huis, volgt hij de weg die hij moet volgen als hij naar zijn werk moet gaan, maar wij zien natuurlijk niet wat de man of vrouw in kwestie thuis doet – het zou misschien ook raar zijn vanuit de privacy. Vandaar dus in die gevallen geen elektronisch toezicht. Ik heb dat meegedeeld, ook aan de huidige minister. Hij ging er werk van maken, hij heeft mij dat beloofd, zeker in de gevallen zoals tienerpooiers, zedendelinquentie enzovoort. Wij gaan dat de komende maanden ook verder opvolgen.
Het is natuurlijk ook de magistratuur die de beslissingen neemt, uiteraard dikwijls het gevolg van federale beslissingen. Ik heb zelf het College van Hoven en Rechtbanken voor het kerstreces een brief gestuurd om de situatie in Vlaanderen aan te kaarten. Ik heb begin februari ook overleg met hen. Wij proberen dus langs alle kanten met iedereen te spreken en zo goed mogelijk samen te werken. In ieder geval heeft de federale minister alvast beloofd om in die gevallen, als het gaat over tienerpooiers enzovoort, te kijken wat hij kan doen om die enkelband niet te voorzien. Wij volgen dat verder op en de samenwerking gaat goed, moet ik zeggen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Dank u wel voor uw zeer uitgebreide antwoord, minister. Ik ben blij dat u zelf ook begint over de tienerpooiers en zedendelinquenten en drugsdealers. Tijdens de begrotingsbesprekingen op 17 december 2020 hebben we het er ook al over gehad. U hebt daar heel duidelijk gesteld dat zij daar inderdaad niet voor in aanmerking mogen komen. Ik denk dat we op dat vlak zeer goed overeenkomen.
De enige vraag die ik mij daar dan bij stel, is: op welke manier volgt u het dan precies op? U zegt wel dat u samenzit met uw federale collega, maar op welke manier volgen zij dat dan op? Gezien de scheiding der machten denk ik dat het niet zo evident is om te zeggen dat u ervoor zult zorgen dat tienerpooiers en consoorten niet in aanmerking kunnen komen voor een enkelband. Op welke manier kunnen u en uw federale collega dan verzekeren dat dergelijke criminelen effectief niet in het circuit van elektronische monitoring terechtkomen?
Minister Demir heeft het woord.
Het blijft natuurlijk een federale beslissing. De federale minister had er oor naar, zeker in die gevallen. Ik denk dat hij daar het nodige voor zal doen en ons ook op de hoogte zal houden, bijvoorbeeld via een omzendbrief of zo. Wij zullen dat verder opvolgen, hoe dat verder wordt geregeld. De verantwoordelijkheid zit federaal. Maar wij hebben onze bekommernissen, en ook hoe wij het zien, op een goede manier aan de federale minister kunnen overmaken. Wij volgen dit dus verder op.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Samen met u zullen wij het ook zeker verder opvolgen, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.