Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de rol van de lokale besturen bij het voorstel van de Vlaamse ombudsman om van de toegang tot het internet een basisbehoefte te maken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Minister-president en collega’s, ook namens mij een gezegend nieuw jaar gewenst. Van Japanse asielzoekers ga ik opnieuw naar Vlaanderen en het internet in de steden en het platteland.
Midden november hield de Vlaamse ombudsman, Bart Weekers, een pleidooi in Knack om van internet een basisbehoefte te maken. Wanneer een leverancier iemand wil afsluiten van elektriciteit of gas moet hij in bepaalde gevallen eerst advies aanvragen aan de gemeente. De Vlaamse ombudsman pleitte ervoor om hetzelfde te doen voor internet. Het is een problematiek waar ik vroeger ook zelf mee te maken kreeg, niet door het financiële aspect, maar wel door de ligging van ons huis op het platteland. Ik wil daarmee schetsen dat het vastleggen van internet als basisbehoefte over veel meer dan alleen het financiële aspect gaat. Er moet eerst en vooral internet in al zijn vormen mogelijk zijn, 4G, 5G en wifi. Er zijn plaatsen waar mensen het duurste businessabonnement hebben, maar waar het internet drie keer per dag wegvalt, waar kinderen niet op Smartschool kunnen als hun ouders de boekhouding doen. Zo verklaarde na de verkiezingen de burgemeester van Diksmuide dat de opkomst van mijn partij mee te danken was aan slecht internet op het platteland. Dat terzijde. Uiteraard is de grootste problematiek het financiële aspect. We hebben in ons land niet alleen enorm dure internetabonnementen, we zijn zelfs bij de duurste van Europa, zowel voor internet als telefonie, maar ik kan mij ook voorstellen dat het in deze tijden van crisis voor veel mensen nog moeilijker dan anders wordt om die rekeningen te blijven betalen. Ze mogen vaak gewoon niet werken van de Federale Regering, ze hebben nauwelijks inkomsten, maar dat geld moet er op het einde van de maand wel liggen. Als een van de gevolgen dan het afsluiten van de internetdiensten is, valt dat natuurlijk enorm te betreuren. Deze Vlaamse Regering zet fors in op digitalisering en dat is een goede zaak. Ook in ons dagelijks leven wordt internet alsmaar belangrijker voor de dagelijkse taken. Dat noopt ons toch wel tot nadenken over het voorstel van de Vlaamse ombudsman.
Hoeveel mensen hadden de afgelopen drie jaar problemen met het betalen van hun internetfactuur?
Bij hoeveel mensen werd het internet afgesloten als gevolg van wanbetalingen?
Welke visie hebt u op deze problematiek? Staat u open om die piste van minimale levering en extra bescherming van de consument te bekijken?
Plant u tot slot nog andere initiatieven?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ook van mijn kant aan iedereen de beste wensen.
Er zijn op dit moment drie basisbehoeftes: water, gas en elektriciteit. Hierdoor is er in alle omstandigheden een garantie dat voor alle Vlamingen voorzien wordt in een minimum aan water, gas en elektriciteit. De bescherming van de consument primeert op de vrije markt. De coronapandemie heeft aangetoond dat internet onmisbaar is geworden in onze maatschappij, niet alleen om te kunnen werken of telewerken, maar ook voor kinderen om les te volgen via afstandsonderwijs en om in contact te blijven met de buitenwereld als al de rest is afgesloten. Vandaar dat de Vlaamse ombudsman pleit om van toegang tot internet de vierde basisbehoefte te maken. Dit zou tot gevolg hebben dat ook mensen in financiële moeilijkheden niet meer kunnen afgesloten worden en dat er een minimum aan gigabytes gegarandeerd is.
Hierin is uiteraard ook een belangrijke rol weggelegd voor de lokale besturen en meer in het bijzonder voor het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Mensen die problemen hebben om hun water-, gas- en/of elektriciteitsfactuur te betalen, verschijnen eerst voor de lokale adviescommissie (LAC) van het betrokken OCMW. Daar wordt er op een menselijke wijze gekeken hoe deze achterstal kan aangepakt worden. Misschien liggen daar ook mogelijkheden voor de openstaande facturen van internet.
Onderschrijft u de visie van de Vlaamse ombudsman om van toegang tot het internet de vierde basisbehoefte te maken?
Hoe kan de Vlaamse Regering een rol spelen in de toegang tot het internet voor iedereen, net zoals voor water, gas en elektriciteit?
Ziet u daarin een rol weggelegd voor de lokale besturen, waarbij de LAC zich nu al buigt over mensen met achterstallige facturen voor water, gas en elektriciteit?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Het is juist dat de maatschappelijke ontwikkelingen op het vlak van informatisering en digitalisering ertoe leiden dat een vlotte toegang tot internet niet meer weg te denken is uit ons maatschappelijk leven. Onze recente ervaringen met de coronacrisis hebben dit ook heel duidelijk onder de aandacht gebracht.
Ik heb dan ook veel begrip voor het pleidooi van de Vlaamse ombudsman om internet te kwalificeren als een basisbehoefte, vergelijkbaar met water en energie. Ik voeg er meteen aan toe dat we desondanks aandacht moeten blijven besteden aan de kleine groep van mensen die niet beschikken over de mogelijkheden of de vaardigheden om van het internet gebruik te maken. Een recente studie heeft erop gewezen dat 8 procent van de Vlamingen nooit gebruikmaakt van het internet.
De Vlaamse overheid heeft in het verleden reeds regelingen uitgevaardigd waardoor de nutsmaatschappijen in Vlaanderen niet zonder meer afnemers van elektriciteit, gas of water kunnen afsluiten, zelfs in geval van wanbetaling. De lokale besturen spelen daarbij een rol via de LAC’s.
Anders dan voor water en energie, is het echter zo dat het uitvaardigen van een vergelijkbare regeling voor de toegang tot het internet tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort, jammer genoeg. Het is immers de federale overheid die bevoegd is voor telecommunicatie. De federale wetgever heeft in de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie reeds bepaalde beschermende regelingen opgenomen. Zo bepaalt artikel 17 van de bijlage bij die wet dat de telecomoperatoren niet zomaar kunnen overgaan tot een afsluiting van de toegang tot de telefonische dienstverlening, maar dat er bij wanbetaling eerst een afbetalingsplan voorgesteld moet worden en dat gedurende een bepaalde periode een minimale dienstverlening gegarandeerd moet worden. In artikel 22 van de bijlage bij diezelfde wet worden de telecomoperatoren verplicht sociale tarieven te voorzien voor vaste telefonie of voor vast internet, en het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) houdt daar toezicht op.
Wanneer het de bedoeling is om via regelgeving de telecomoperatoren te verbieden om de toegang tot het internet volledig af te sluiten, of om daar bindende voorwaarden aan te verbinden, is het dus de federale overheid die daarvoor een initiatief moet nemen. Mijnheer Brusselmans, ik kan de cijfers die u vraagt daarom ook niet geven, want we zijn daar niet bevoegd voor. Omdat Vlaanderen daarvoor niet bevoegd is, beschikken we dus ook niet over cijfers met betrekking tot het aantal klanten die hun internetfactuur moeilijk konden betalen of zelfs afgesloten werden.
De Vlaamse overheid kan vanuit haar bevoegdheden wel aanvullende maatregelen nemen om de toegang tot het internet te faciliteren naar bepaalde doelgroepen toe, bijvoorbeeld in het onderwijs door subsidies aan scholen of door financiële ondersteuning voor de ouders van kansarme leerlingen. Minister Weyts heeft recent nog aangekondigd daarmee rekening te zullen houden in zijn beleid. Hij voorziet om laptops ter beschikking te stellen aan iedere leerling vanaf het vijfde leerjaar. Er is ook een budget voor de ouders van leerlingen die thuis nog geen internet hebben van internettoegang te voorzien. Ook vanuit andere bevoegdheden kan de Vlaamse overheid de mogelijkheid onderzoeken om ondersteuning aan te bieden. Ik denk aan de begeleiding van werkzoekenden of aan initiatieven vanuit armoedebestrijding. Minister Crevits heeft in het plan Vlaamse Veerkracht 30 miljoen euro uitgetrokken om ervoor te zorgen dat werkzoekenden toegang hebben tot het internet.
Wat de lokale besturen betreft, onderzoekt minister Somers ook de mogelijkheden om via de uitrol van de lokale UiTPAS lokale besturen een solidair tarief voor internet te laten aanbieden aan kwetsbare volwassenen en gezinnen. Dat is dan via de publieke wifi die de providers ter beschikking stellen. Via de UiTPAS zou men daarop kunnen inloggen. Daarvoor heeft hij 30 miljoen euro vrijgemaakt.
U ziet, dat is heel wat geld. Ik ben verantwoordelijk voor de digitalisering. We willen de Vlaamse overheidsprocessen nog verder digitaliseren, maar ook de digitaliseringsgraad in heel onze maatschappij omhoog halen. Het laatste wat ik wil, is dat er op dat vlak een tweedeling in de maatschappij komt tussen zij die mee zijn en zij die niet mee zijn. Dat men niet mee is, kan verschillende redenen hebben. Dat er een financiële reden is, zou zeker niet mogen. Het kan ook zijn dat men de inspanning niet heeft gedaan of de mogelijkheid niet heeft gekregen om qua competenties mee te zijn. Die beide invalshoeken worden ook in ons digitaliseringsbeleid meegenomen.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor het antwoord. Ik had er niet echt rekening mee gehouden, dus, goed, ik zal de vragen federaal nog eens stellen. Wat wel een Vlaamse bevoegdheid is – en u hebt dat ook aangehaald – is inderdaad het aspect digitalisering. Zoals ik zelf al zei: dat is iets waarop deze regering sterk inzet, maar er zijn toch nog verbeterpunten, zeker als we kijken naar het algehele cijfer van de mensen die frequent gebruikmaken van de digitale wereld, van het internet. U moet ook inzetten op het gebruik van die digitale tools door mensen met een visuele, auditieve of motorische beperking. Er was ook een Europese richtlijn over werktoegankelijkheid voor die doelgroep. Ik heb dit deel niet voorbereid, maar tegen 23 september 2020, als ik me niet vergis en uit het blote hoofd, moest volgens die Europese richtlijn elke website van elke Vlaamse overheidsinstantie daaraan conform zijn, maar volgens een steekproef in 2019 was slechts 51 procent van onze Vlaamse overheidswebsites daarmee in orde. Ik heb al aan minister Somers gevraagd hoe het daarmee zit bij de lokale besturen, maar blijf een beetje op mijn honger, want hij antwoordde me dat hij vandaag niet meteen een zicht heeft op die cijfers. Nochtans is die deadline voorbij. Dat zou dus in orde moeten zijn. Mijn bijkomende vraag aan u is dus: hebt u daar een zicht op? Op welke manier zult u wat dat betreft nog een tandje bijzetten? Dat zult u immers ongetwijfeld moeten doen: als in 2019 slechts 51 procent conform de Europese richtlijn was, dan kan ik me moeilijk voorstellen dat dat alles vandaag als bij wonder plots wel in orde is. Kunt u daar nog wat meer uitleg over verschaffen? Alvast dank.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw antwoord. Ik ben ook al heel blij met wat u hebt aangehaald om aan te tonen dat de Vlaamse overheid toch al heel wat initiatieven heeft genomen, ook om preventief aan die skills te werken. Internet en een computer hebben is immers één zaak, er ook mee kunnen werken is natuurlijk nog een andere zaak. Ik denk dat er toch al heel wat inspanningen gebeuren op de diverse domeinen, zoals Welzijn, maar ook Onderwijs. Ook de lokale besturen proberen hieraan wat ondersteuning te geven. Ik denk ook aan de cursussen die in welzijnshuizen worden gegeven, opdat ook kwetsbare groepen met een computer zouden kunnen omgaan. Ik denk echter dat alle collega’s het ermee eens zijn dat we daarop moeten blijven inzetten en dat we toch moeten proberen om alle mensen mee te krijgen in de digitale wereld. Vandaag de dag wordt immers aangetoond dat het nodig is om mee te kunnen met die digitalisering. Ik denk dat ook Vlaanderen daarvoor de nodige inspanningen kan en zal blijven leveren.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister-president, goeiemiddag. Op mijn beurt de beste wensen voor 2021, en een goede gezondheid.
Ik wil me aansluiten, in die zin dat ik uiteraard het voorstel van de ombudsman steun. Ik denk trouwens dat we daar in deze commissie al verder op zijn ingegaan bij een vorige gelegenheid, naar aanleiding van het jaarverslag. Ik wil echter ook even wijzen op de doelgroep. Ik denk dat het ook in december was dat de Vlaamse Ouderenraad een advies formuleerde over heel de problematiek van de digitalisering en de vraag hoe we die groep zo veel mogelijk mee kunnen krijgen daarin. Dat is natuurlijk ook bijzonder actueel gezien de coronacrisistoestanden in bejaardentehuizen en noem maar op. Als we principieel zouden beslissen om dit uit te rollen en in te spelen op de suggestie van de Vlaamse ombudsman, dan lijkt het me belangrijk en goed om ook te bekijken welke doelgroep we eerst zullen benaderen, en welke doelgroep in tweede orde, in derde orde enzovoort. Dat is nu een zeer actuele vraag bij de vaccinatie, maar er is geen verband, voor alle duidelijkheid. Het is immers goed dat men zegt tegen datum x of jaar y die volledige digitalisering voor Vlaanderen via de gemeentebesturen te willen opzetten, maar ook dan zullen er keuzes moeten worden gemaakt, tenzij, natuurlijk, die keuze gemeente per gemeente wordt gemaakt. Daarom wil ik toch ook even dat gegeven van het met doelgroepen werken aanhalen. Er zijn vorig jaar enorm veel inspanningen gebeurd om leerlingen, kinderen van achtergestelde groepen pc’s te bezorgen. Er is nu ook het advies van de Ouderenraad. Als we dit ontplooien via de gemeentebesturen, dan zijn die doelgroepen toch wel zeker en vast belangrijk. De volgorde waarin dit gebeurt, is hoe dan ook belangrijk en moet worden vastgelegd.
De heer Muyters heeft het woord.
Uiteraard wil ik mij aansluiten bij iedereen wat de beste wensen betreft, en ook de wens uitdrukken dat we elkaar in de toekomende periode ook wat meer fysiek zullen kunnen zien.
Ik wil eigenlijk vooral reageren op de sp.a-collega, de heer Vandenhove. Hij gaf mij zonet met wat hij naar voren bracht de indruk dat de Vlaamse Regering pas in gang is geschoten door het advies en door de vragen. Ik wil dat toch wel wat tegenspreken. Ten eerste, het is niet aan de Vlaamse Regering om het basisrecht te geven. Dat heb ik begrepen van de minister-president. Ten tweede, die Vlaamse Regering, en ook de vorige, als ik dat mag zeggen, is altijd al bezig geweest met de digitalisering, met het meenemen van iedereen. Ik kan daar zelf uiteraard van getuigen, bijvoorbeeld als het gaat over de activiteiten van VDAB om ervoor te zorgen dat iedereen, ook mensen die nooit een opleiding hebben gehad wat dat betreft, mee kan op dat digitale pad. Daar zijn gepaste cursussen voor gekomen. Ze worden begeleid. Waar nodig worden ze bij de hand genomen om de eerste stappen te zetten. Ik denk dus dat dat daadwerkelijk gebeurt. Natuurlijk mogen we daar nooit mee stoppen. Als ik me de Europese cijfers goed herinner, heeft en gebruikt in Vlaanderen 91 procent van de mensen internet. Dat is niet het hoogste cijfer, ik denk dat dat 93 à 94 procent is, maar het is zeker ook niet de slechtste situatie. Ik ben het er echter helemaal mee eens dat we daarop moeten blijven inzetten, maar ik denk ook dat het beter is om dat te doen zoals deze Vlaamse Regering dat doet, via het onderwijs, via VDAB, via armoede- en welzijnstrajecten, dan dat het via een basisrecht zou gebeuren. Iemand kan immers wel een basisrecht op internet hebben, maar daarmee heeft hij dat internet nog niet, ten eerste, en ten tweede is het ook absoluut nog niet zeker dat hij ermee kan werken.
Dat gezegd zijnde, denk ik dat het extra uitreiken op basis van wat we hebben ervaren in de COVID-19-periode eigenlijk de goede weg is. Daarin steun ik de minister-president en zijn Vlaamse Regering helemaal. Laten we mensen verder ondersteunen zoals we dat vandaag doen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor uw bijkomende opmerkingen en beschouwingen. Ik denk dat er hier een grote consensus is bij alle fracties dat we verder op de ingeslagen weg moeten gaan en dat er inderdaad geen tweedeling in de maatschappij mag zijn. Het is ook mijn vaste overtuiging dat we moeten inzetten op die digitalisering, maar dat we ook nog altijd dezelfde dienstverlening op niet-digitale wijze moeten verzekeren. Er zijn mensen die er uitdrukkelijk voor kiezen om zich voor een aantal diensten naar het loket van het gemeentehuis te begeven. Dat is ook een basisrecht, bij wijze van spreken. Hopelijk hebben we op een bepaald moment iedereen ervan overtuigd om digitaal te gaan. Dat zou veel processen eenvoudiger maken, maar goed, het is niet aan ons om mensen daartoe te verplichten. Wel zullen we via de Vlaamse digitalisering mensen die recht hebben op bepaalde dingen, proactief kunnen benaderen. We zullen niet moeten wachten tot ze zelf hebben ontdekt dat er voor hen een of andere premie of subsidie in de lucht hangt. Mensen die niet meegaan in die digitalisering, worden dan wel niet daardoor gevat. Ik kan niet garanderen dat dat allemaal voor honderd procent hetzelfde is. De dienstverlening op niet-digitale wijze moet echter zeker blijven bestaan.
Mijnheer Brusselmans, ik weet zeker dat men heeft voortgewerkt aan het vertalen van die Europese richtlijn, maar om nu een exact cijfer te noemen ... In 2019 was het 51 procent. Ik stel echter voor dat u daarover een schriftelijke vraag indient. Ik heb geen parate kennis omtrent hoe de situatie op dat vlak vanmorgen was.
Mijnheer Vandenhove, wat ouderen meekrijgen betreft: ik merk wel steeds meer dat ouderen, wat die term ook mogen behelzen, al flinke inspanningen doen. Je kunt vandaag niet meer zeggen dat het de ouderen zijn die niet mee zijn en dat het de jongeren zijn die wel mee zijn. Dat niet mee zijn is bij de ouderen zeker niet dominant aanwezig, gelukkig, maar het is wel zo dat mensen die niet meer in het actieve leven zijn, natuurlijk iets moeilijker te benaderen zijn dan anderen. In die zin begrijp ik u wel. Gaat het over ouderen meekrijgen? Eigenlijk gaat het over iedereen meekrijgen, ook de senioren. Dat is echter het beleid van de Vlaamse Regering: Iedereen Digitaal is het project dat we ter zake hebben opgezet. We hebben de ambitie om daarmee qua digitalisering tot de top vijf in Europa te horen. Nu zitten we in de bovenste helft. Als je naar de gemiddelden kijkt, zou je zeggen dat we goed zitten, maar ik vind niet dat we naar de gemiddelden moeten kijken, ik vind dat we naar de top moeten kijken, en dan is er nog wat afstand. We hebben daarover een studie laten doen, op een heel aantal domeinen, en die geeft aan dat we overal boven het gemiddelde zitten, maar dat we niet overal al in de top zitten, en dat is de uitdrukkelijke ambitie, ook met het project Vlaamse Veerkracht.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister-president, ik wil ook nog eens onderstrepen dat u volledig gelijk hebt: we moeten ook nog aandacht hebben voor mensen die bijvoorbeeld wel fysiek naar het gemeentehuis willen komen. Ik ben ook zelf burgemeester. Ik zie hoeveel mensen er ook nog nood aan hebben om echt ook fysiek aan het loket iets te komen vragen. Die vraag is enorm groot. Ik wil hen daar zeker in ondersteunen. Er is ook de automatische rechtentoekenning. We hebben ook op het vlak van welzijn gezien dat we daarmee, dus eigenlijk ook door digitalisering, toch wel een heel groot aantal gezinnen hebben bereikt die we anders niet zouden hebben bereikt. Door het feit dat die mensen de aanvraag niet meer zelf moeten doen, zijn er op dat vlak heel grote stappen vooruit gezet.
Minister-president, ik hoop dus dat u samen met de Vlaamse Regering verder een positief beleid daaromtrent voert. Er zijn zeker al veel goede stappen gezet, dus doe zo voort. Het totaalpakket is belangrijk, maar laten we zeker blijven investeren, natuurlijk in die zaken waarvoor wij bevoegd zijn. Dat zal in de toekomst zeker gebeuren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.