Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, minister, we hebben het daarstraks al kort aangehaald: in het kader van het decreet Basisbereikbaarheid heeft elk van de vijftien vervoerregio's een ontwerp van openbaarvervoerplan 2021 opgemaakt. Het is de bedoeling dat de vervoerregioraden tegen het einde van 2020 deze openbaarvervoerplannen definitief vastleggen. We zijn bijna eind 2020, maar niet alle vervoerregio's zijn al tot een consensus gekomen over het openbaarvervoerplan.
Meer bepaald in de vervoerregio Vlaamse Rand haalde het voorliggende openbaarvervoerplan geen vereiste tweederdemeerderheid in de vervoerregioraad. Vooral gemeenten uit het Pajottenland en de Zennevalei verzetten zich tegen het ontwerpplan omdat ze vrezen dat het aanbod sterk dreigt te verschralen door de hervorming van het openbaar vervoer. In het ontwerpplan zou het aanbod van De Lijn sterk verschuiven naar de dichtbevolkte noordelijke rand rond Brussel, waar inderdaad nog heel wat verbeteringen aan het aanbod nodig zijn. In het Pajottenland en de Zennevallei worden vanaf januari 2022 heel wat lijnen afgeslankt of afgeschaft. Buiten de spits of in het weekend zal er in heel veel dorpen geen bus meer rijden.
Het verlies van buslijnen zou in principe opgevangen moeten worden door het vervoer op maat. De vervoerregio Vlaamse Rand werkte een gedetailleerd plan uit om op de noden van de landelijke gemeenten in te kunnen spelen. Daar zou ongeveer 4 miljoen euro voor nodig zijn. De Vlaamse Rand krijgt met 350.000 euro bijkomende middelen voor vervoer op maat in 2022, bovenop de overgedragen middelen van 326.000 euro – want er was een historische achterstand – slechts een fractie van het benodigde budget om het verlies aan reguliere buslijnen op te vangen. Een gebrekkig openbaarvervoeraanbod in de Rand kan alleen een negatieve impact hebben op de ambitie van de Vlaamse Regering en van u, minister, om een modal shift van 50 percent te realiseren in de vervoerregio Vlaamse Rand. In eerder landelijke gebieden dreigt dit bovendien te leiden tot vervoersarmoede.
Minister, wat zijn de gevolgen wanneer een vervoerregio eind 2020 het vervoerplan niet definitief vastgelegd heeft?
Hoe wilt u voorkomen dat het decreet Basisbereikbaarheid in zijn concrete uitwerking leidt tot vervoersarmoede in eerder landelijke gemeenten?
Hoe wilt u voorkomen dat het decreet in zijn concrete uitwerking zou leiden tot een verminderde of zelfs omgekeerde modal shift, toch wel een reëel gevaar in de Zennevallei en het Pajottenland?
Hoe reageert u op de bezorgdheid van de gemeentebesturen uit die regio dat hun regio minder goed bediend zal worden dan voorheen en dat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om het vervoer op maat te organiseren? Overweegt u een budgetverhoging voor het vervoer op maat voor de vervoerregio Vlaamse Rand, die overduidelijk onderbedeeld is bij de verdeling van de middelen? Als men de cijfers van de verschillende vervoerregio's vergelijkt, dan ziet men dat immers zeer duidelijk.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Bex, dank u wel voor de vragen. Ik deel zeker uw bekommernissen. Ik heb al heel wat mensen van de Vlaamse Rand gezien en daar ook al wat brieven over ontvangen. Het is terecht dat u die bekommernissen hier nog eens ter sprake brengt.
Wat zijn de gevolgen indien een vervoerregioraad het plan eind 2020 niet heeft goedgekeurd? Op dit ogenblik zijn er dertien vervoerregioraden die een plan hebben goedgekeurd. Antwerpen moest nog finaal beslissen, en dat zou op 15 december moeten gebeurd zijn. De Vlaamse Rand heeft het niet goedgekeurd op 1 december. De procedure bepaalt dat men alsnog een nieuwe poging doet en dat er opnieuw overleg en dergelijke plaatsvindt. Het decreet zegt dat als men er finaal niet in slaagt, het plan zal worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Ik verwijs daarvoor naar artikel 18 van het decreet. Ik hoop alsnog dat men een finale poging onderneemt en dat men tot een vergelijk komt.
We zijn ons allemaal erg bewust van de verschillen tussen de verschillende entiteiten binnen de Vlaamse Rand. Daar zijn erg verstedelijkte gebieden, maar men heeft ook meer landelijke gebieden, meer uitgestrekte gebieden. U verwijst zelf naar het Pajottenland en dergelijke. Dat geeft een groot verschil inzake het kernnet en aanvullend net. Maar ik hoop alsnog dat men tot een vergelijk komt. We zullen het alleszins blijven opvolgen. U weet dat er sowieso een ambtelijke voorzitter is vanuit het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). We volgen dat van nabij op.
Het is de logica zelve dat we willen overschakelen. De doelstelling van heel het decreet Basisbereikbaarheid is om te gaan van een aanbodgestuurd model naar een vraaggestuurd model. Het doel ervan is effectief meer reizigers te hebben en geen lege bussen te laten rondrijden en om daar waar de vraag groot is, maximaal in te zetten op het openbaar vervoer en waar de vraag klein is, te werken met alternatieven via onder andere het vervoer op maat en alle mogelijke aanbiedingen inzake deelmobiliteit.
De berekeningen die initieel zijn gemaakt, gingen ervan uit dat er meer reizigers zouden komen. De berekening die De Lijn recent heeft gemaakt op basis van de uitgetekende openbaarvervoerplannen komen op gelijkaardige cijfers uit. Er zouden sowieso meer reizigers zijn.
Geldt dat onmiddellijk voor elke vervoerregio? U vreest een omgekeerde modal shift, iets wat we absoluut willen vermijden, maar er moet natuurlijk een aanbod zijn.
U vraagt naar de middelen inzake het vervoer op maat. U weet dat er historisch een budget was van 34 miljoen euro. Wij hebben daarbovenop in een bedrag van 31,3 miljoen euro voorzien. Dat is afgeklopt binnen de Vlaamse Regering en conform dezelfde principes als de historische verdeling. Dat betekent dat we op het einde van de legislatuur een bedrag hebben van 65,3 miljoen euro. Maar de middelen liggen vast per vervoerregio. Uiteraard weten we, zeker als we naar de percentuele aandelen kijken, dat daar grote verschillen in zijn. Dat was ook historisch zo op basis van het aanbod dat er al was inzake het kernnet tout court, maar ook het aanvullend net zit daarbij.
We blijven dat alleszins nauwgezet mee opvolgen. U zult begrijpen dat ik vandaag niet kan zeggen of er extra middelen voor vervoer op maat komen. De situatie in de Vlaamse Rand is zeker niet nieuw. Ook in de vorige legislatuur heeft men al duidelijk aangegeven dat de middelen van vervoer op maat, zeker de historische bedeling, ondermaats zouden zijn voor de Vlaamse Rand. Dat geldt niet alleen voor de Vlaamse Rand, ik krijg meerdere signalen van andere vervoerregio's. Men heeft daar berekeningen rond gedaan en ik hoor her en der dat men veel hogere ramingen heeft voor wat men nodig acht dan de budgetten die ervoor worden uitgeschreven.
Ik denk dat we nu eerst de vervoerregio de kans moeten geven om te kijken wat daar onderling bewerkstelligd kan worden en nog verschoven kan worden. Als dat niet lukt, dan zal het worden doorgeschoven naar de Vlaamse Regering en bij ons op de tafel komen te liggen, om te kijken of er al dan niet bijkomende noden moeten worden gedekt. Maar ik laat het nu in eerste instantie over aan de vervoerregio zelf om te kijken wat kan en of er al dan niet ruimte is om her en der iets te verschuiven naar die gemeenten of regio's die zich op dit ogenblik benadeeld of onderbedeeld voelen. Ik wacht dus nog even het finale voorstel van de vervoerregio af. Zodra ik daarover meer weet, zal dat opnieuw in de commissie aan bod komen.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, eerst en vooral wil ik u danken voor uw antwoord. We zien inderdaad dat één vervoerregio nog geen goedgekeurd openbaarvervoerplan heeft. Collega's, ik denk dat dat geen toeval is. Als we kijken naar de middelen die beschikbaar zijn voor het vervoer op maat, dan zien we dat van die oorspronkelijke som geld, de Vlaamse Rand 1 procent ter beschikking kreeg, en van de som die bijkomend voorzien wordt, de Vlaamse Rand 1,9 procent ontvangt. De Vlaamse Rand krijgt in totaal ongeveer 1,5 procent van de middelen voor vervoer op maat die in Vlaanderen over vijftien vervoerregio's gespreid worden. Minister, u hebt gelijk, de angst dat er voor het vervoer op maat onvoldoende middelen beschikbaar zijn, leeft in heel Vlaanderen in bepaalde gebieden. We zullen moeten bekijken hoe we in de toekomst in een groeipad kunnen blijven voorzien. Dat die vraag nog meer speelt in de Vlaamse Rand, is op basis van deze cijfers absoluut geen toeval. Dat is de vervoerregio waar we de hoogste ambitie hebben, samen met een aantal andere, om die modal shift te creëren.
Ik hoop met u dat er binnen de vervoerregio toch nog een oplossing gevonden wordt, maar ik sluit toch niet uit dat die oplossing niet zal worden gevonden, wat me niet zou verbazen, gelet op de cijfers, en dat dit op de tafel van de Vlaamse Regering komt. Dan hebben we een minister voor de Vlaamse Rand die de mobiliteitsproblematiek in de Vlaamse Rand zeer goed kent en waar u een partner in hebt, samen met heel veel vertegenwoordigers uit de Rand in dit parlement en in deze commissie, om ervoor te zorgen dat die middelen toch nog kunnen worden opgetrokken, want ik denk eerlijk gezegd dat de vraag van de Vlaamse Rand volkomen terecht is.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, ik wil me heel graag aansluiten bij de vraag van collega Bex. Er is inderdaad een zeer grote bezorgdheid bij de mensen uit de Vlaamse Rand, en ook verder, hoop ik, want het is toch wel een speciaal geval. Zoals u al zei, is het een zeer heterogeen gebied. Je hebt er sterke verstedelijking, de ring, de luchthaven en de nabijheid van Brussel. Daarnaast heb je de plattelandsgebieden zoals het Pajottenland en de Zennevallei, waar op bepaalde ogenblikken tijdens de weekends en de spits gewoon geen bussen meer zullen rijden. Dat zou helemaal met het vervoer op maat moeten worden opgevuld. Maar als je het dan in 2022 met 350.000 euro moet stellen, daar loop je niet ver mee. Dat is echt wel een heel groot probleem. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat dit de enige vervoerregio is die het openbaarvervoerplan tot op heden niet heeft willen goedkeuren. Ik zie daar momenteel ook niet veel bewegen. Ik vrees dat u hen zult moeten overrulen met de Vlaamse Regering, want we moeten natuurlijk een kernnet hebben dat grensoverschrijdend aansluit op andere regio's. Op een of andere manier zal er toch een plan moeten worden goedgekeurd. Ik sluit me toch wel aan bij de vraag van collega Bex om dit zeer goed te bekijken en grondig te evalueren en te kijken waar er desnoods meer middelen kunnen worden gevonden.
In andere plattelandsregio's is er hetzelfde probleem, ik hoor dat overal. Maar het feit dat men hier zelfs die tweederdemeerderheid niet haalt om dat plan goed te keuren, is toch veelzeggend en vergt misschien een iets nauwere opvolging. Ik hoop dat de Vlaamse Regering daar begin volgend jaar mee aan de slag gaat, want zoveel tijd hebben we niet meer om dat allemaal rond te krijgen. Ik zie ook dat er misschien een mogelijkheid is in het kader van de werken aan de ring, die er staan aan te komen, waar misschien extra openbaar vervoer zal nodig zijn, maar ik laat het aan de creativiteit van onze administratie en onze regering over om een oplossing te zoeken.
Zelfs op het einde van de legislatuur zal men rond de 600.000 euro zitten, dacht ik. Dat is nog altijd niet genoeg om vervoer op maat in een streek als het Pajottenland op een goede manier te organiseren. Ik hoop echt dat daar nog een mogelijkheid is. Ik begrijp dat u nu nog even het finale voorstel afwacht, maar ik weet niet of dat er alsnog komt. Dan ligt de bal ongetwijfeld toch in het kamp van de Vlaamse Regering. In ons zult u alleszins een partner vinden om daar een oplossing voor te zoeken.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Bex, u zegt terecht dat het een laag bedrag is, maar er zijn nog vervoerregio's met een laag bedrag voor vervoer op maat, zelfs nog lager dan de Vlaamse Rand. Het is geen criterium om zomaar te zeggen dat we er bij zullen doen. Waarom zijn ze zo laag? Ze zijn zo laag vanwege historische criteria en die hebben natuurlijk opnieuw betrekking op het aanbod eigen net en aanvullend net dat er was.
Ik laat het aan de vervoerregio zelf over, maar er kunnen middelen van het aanvullend net worden doorgeschoven naar het vervoer op maat. Ik weet dat De Lijn er niet echt vragende partij voor is. Het is eerst aan de mensen binnen de vervoerregioraad om na te gaan of ze zelf eerst tot een oplossing kunnen komen. Lukt dat niet, mevrouw Brouwers en mijnheer Bex, dan zullen we er ons volgend jaar over moeten buigen hoe we hier uit raken, want finaal moet er een openbaarvervoerplan komen dat moet worden doorgeteld. Voor een omgekeerde modal shift, voor alle duidelijkheid, ben ik zeker geen vragende partij. We zullen moeten bekijken hoe het verder verloopt.
Ik wil ook nog beklemtonen dat, als ik de deur op een kier zet, ik onmiddellijk een cascade aan vragen zal krijgen. Ik denk dat er tot op dit moment geen enkele vervoerregio zal zeggen dat ze met de middelen voor vervoer op maat, ruim voldoende hebben. Integendeel, ik hoor overal dat de noden niet ten volle kunnen worden gedekt. Het is dus zeer delicaat om nu al de deur op een kier te zetten.
We blijven het zeker opvolgen. Dank om dit mee op tafel te leggen en de bekommernissen te delen. We kijken wat we hierrond kunnen doen. Hierover is zeker het laatste woord nog niet gezegd.
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, ik onthoud dat de deur op een kier staat, hoewel de minister dat zo nog niet gezegd wil hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.