Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Wetenschappelijk onderbouwde inzichten zijn belangrijk, en zelfs noodzakelijk, om een efficiënt en effectief beleid te voeren. De minister heeft in zijn beleidsnota’s dan ook aangegeven dat te doen voor verschillende topics. Zo komt er onder meer een onderzoek naar de evoluties en innovaties in lokale representatieve democratie, lokale burgerparticipatie, de lokale en provinciale verkiezingen, regelluwe zones, ‘smart cities’, de gemeentelijke fusies enzovoort.
Binnen de domeinen Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid en Bestuurszaken is het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing een belangrijke partner, waardoor het beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek structureel verankerd is. Het steunpunt is een consortium van bestuurskundige onderzoekers uit vier verschillende Vlaamse universiteiten, met name de KU Leuven, de Universiteit Antwerpen, de UGent en de UHasselt.
Het steunpunt ontwikkelde tussen 2016 en 2020 dertien onderzoeksprojecten binnen negen thema’s in drie onderzoekslijnen. De onderzoeken toonden reeds aan dat ze relevant waren voor het beleid. Denk aan de bestuurskrachtmonitor, het onderzoek naar de voorwaarden voor een meer resultaat- en klantgerichte overheid, de digitalisering van de overheid enzovoort. Ook in deze regeerperiode zullen wij – de minister én het parlement – de vruchten kunnen plukken van hun onderzoekswerk. Ik denk daarbij aan de aanpassingen die zullen gebeuren aan de BBC-regelgeving (beleids- en beheerscyclus) en bij de modernisering van de rechtspositieregeling voor lokale besturen.
Het is daarom goed dat de minister recent opnieuw het vertrouwen heeft gegeven aan het steunpunt en hun opdracht heeft vernieuwd voor de periode van 1 januari 2021 tot eind 2023. Het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing wordt belast met onderzoek rond de volgende twee onderzoekslijnen waarbinnen verschillende onderzoeksprojecten vorm krijgen: ten eerste een onderbouwd hr-beleid en ten tweede lokale autonomie en lokale verantwoordelijkheid.
Ik heb daarover de volgende vragen. Hoe evalueert u de werking van het steunpunt? Op basis van welke elementen en door wie werden de selectiecriteria voor de selectie van het steunpunt opgesteld?
Op basis van welke criteria hebt u voor die twee onderzoekslijnen gekozen? Zijn die mede tot stand gekomen in overleg of na consultatie van belangrijke belanghebbenden in dit beleidsdomeinen waarvoor de minister bevoegd is, zoals de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP)?
Welke onderzoeksprojecten hebt u voor ogen op korte en lange termijn? Welke timing en welke prioritering hebt u daarbij voor ogen?
Hebt u nog andere thema’s of onderwerpen voor ogen, buiten de twee genoemde onderzoekslijnen, waarvoor u nog middelen zult voorzien voor wetenschappelijk onderzoek?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, bedankt voor uw vraag en voor uw interesse voor de wetenschappelijke onderbouw van het beleid in Vlaanderen.
Uw eerste vraag betrof de evaluatie van de werking van het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing, dat onder mijn voorganger vorm heeft gekregen op een nieuwe manier, namelijk een meerjarige overeenkomst. Het Steunpunt 2016-2020 werd in de tweede helft van 2019 geëvalueerd. Aangezien het steunpunt vooral heeft gefunctioneerd onder mijn voorganger, minister Homans, heb ik me, zoals dat deontologisch hoort, wat terughoudend opgesteld met betrekking tot deze evaluatie.
Uit de evaluatie kwamen hoofdzakelijk heel positieve punten naar voren. Ik denk dus dat er goed werk geleverd is door mijn voorganger, in haar vernieuwde aanpak. Zo blijkt uit de evaluatie dat de wetenschappelijke kwaliteit van het steunpunt en de onderzoekers bevestigd wordt en dat er duidelijke voordelen zijn voor het beleid. Het steunpunt draagt bij tot de objectieve wetenschappelijke onderbouw van het beleid en het beheer van de Vlaamse overheid. De aanpak van jaarprogrammering binnen grotere thema’s biedt voldoende flexibiliteit en wendbaarheid om beleidsrelevantie te kunnen garanderen. En via het steunpunt wordt wetenschappelijke knowhow gebundeld en toegankelijk gemaakt en zo veel mogelijk verspreid binnen de Vlaamse overheid en de Vlaamse Regering. Ook op de Europese en internationale academische fora worden op die manier goede Vlaamse partijken naar voren gebracht en bekendgemaakt. Het zorgt ook voor minder administratieve rompslomp. Met deze manier van werken moet niet elk jaar en voor elk apart spoor een zware procedure voor overheidsopdrachten worden opgestart.
Er zijn ook duidelijke voordelen voor de academische partners. De formule van het steunpunt is voor de academische wereld een hefboom om impact te genereren. Ze biedt ook vijf jaar onderzoekszekerheid voor het gekozen consortium, wat de kans biedt om echt knowhow op te bouwen en niet fragmentarisch te hoeven te werken. Het steunpunt ondersteunt ook de ambitie om multidisciplinair te werk te gaan.
Samengevat, de evaluatie van de aanpak die onder mijn voorganger, mevrouw Homans, is gestart, is heel positief. Ik heb er dan ook voor gekozen om in diezelfde geest verder te werken en met dezelfde aanpak verder te gaan.
Daarom heeft Vlaamse Regering op 17 juli 2020 beslist om een nieuwe oproep te lanceren voor een nieuw Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing. De Vlaamse Regering heeft die oproep gelanceerd en heeft daartoe selectiecriteria vastgelegd. Die liggen in lijn met de vorige oproep, onder het motto ‘never change a winning team’ – om het in goed Nederlands te benadrukken. De kandidaturen worden beoordeeld op een combinatie van wetenschappelijke, beleidsrelevante en bestuurlijke selectiecriteria. Dat zijn de drie types criteria die we bij de selectie hanteren.
Op basis van de evaluatie van 2016-2020 is nog een extra criterium toegevoegd, namelijk dat het nieuwe steunpunt nog meer moet inzetten op interdisciplinariteit: de samenwerkingen met externe partners als een belangrijke voorwaarde. Dat is er nog aan toegevoegd. Dat was op gang getrokken door mijn voorganger, en daar willen we nu meer op inzetten.
Er was één consortium dat zich kandidaat heeft gesteld. Er was dus maar één kandidaat, maar wel een heel sterke. Het consortium, onder de noemer Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing (SBV), heeft als leden: het Instituut voor de Overheid van de KU Leuven, de Onderzoeksgroep Politics & Public Governance van de Universiteit Antwerpen, de vakgroep Bestuurskunde en Publiek Management van de Universiteit Gent, het Centrum voor Lokale Politiek van de Universiteit Gent en het Centrum voor Overheid en Recht (CORe) van de Universiteit Hasselt. Dat is de crème de la crème op het gebied van bestuurlijk onderzoek en wetenschappelijke kennis ter zake. De Vlaamse Regering beoordeelde de kandidatuur op 4 december 2020 aan de hand van de criteria, beoordeelde de kandidatuur positief en erkende vervolgens het steunpunt.
U vraagt me op basis van welke criteria ik de twee onderzoekslijnen bepaald heb. Zijn deze mede tot stand gekomen in overleg of na consultatie? Welnu, het steunpunt valt volledig binnen mijn bevoegdheden en budget. De twee onderzoekslijnen vallen dus samen met de twee bestuurlijke thema’s die binnen mijn portefeuille vallen: het hr-beleid van de Vlaamse overheid en Binnenlands Bestuur. Alle belangrijke onderzoeksinstellingen in Vlaanderen die met die thema’s bezig zijn, worden in het nieuwe steunpunt gebundeld. Ik ben dus heel tevreden met de uitkomst van de oproep en kijk uit naar een goede samenwerking. De thema’s die binnen deze twee onderzoekslijnen zullen worden uitgewerkt, zullen dus vooral aansluiten bij de doelstellingen van de respectievelijke beleidsnota’s, waar jullie al kennis van hebben genomen.
Het steunpunt is pas erkend. De volgende weken worden de jaarplanningen opgemaakt. Daarvoor zal in overleg gegaan worden met de VVSG voor die thema’s die de lokale besturen aanbelangen. Ook verder in het traject wordt het bevragen en betrekken van de lokale besturen een heel belangrijke element van de onderzoeksaanpak. Ik vind dat heel belangrijk.
Welke onderzoeksprojecten heeft de minister voor ogen, vraagt u mij. Het steunpunt zal verschillende projecten uitwerken in vier onderzoekslijnen. Eén onderzoekslijn zal gaan over onderbouwd hr-beleid binnen de Vlaamse overheid, drie onderzoekslijnen zullen zich richten op Binnenlands Bestuur: regiovorming, lokale democratie en bestuurskracht.
Zoals gezegd wordt de jaarplanning in de loop van de volgende weken opgemaakt. De volgende onderzoeksvragen zullen daarbij in de loop van de volgende jaren worden beantwoord. Het zijn er slechts enkele, er kunnen er dus nog wel een paar bij komen, maar er zitten toch al een aantal belangrijke vragen bij.
Hoe komen we tot een modernere, meer dynamische en flexibele Vlaamse overheid, en dit zowel op het vlak van personeelsbeleid als op het vlak van organisatiestructuur?
Hoe kunnen we onze lokale participatieve en representatieve democratie vernieuwen? Hoe kunnen we dat doen? Wat zijn de instrumenten daartoe?
Hoe kunnen we de visie op de regiovorming in de praktijk omzetten? Ook een belangrijke vraag, waarmee we ons in deze commissie al een aantal keer hebben beziggehouden.
Hoe kunnen we nog meer middelen, taken en bevoegdheden decentraliseren naar sterke lokale besturen? Wat zijn de randvoorwaarden en het langetermijnperspectief? Ook dat is een heel belangrijke oefening – denk aan de Septemberverklaring – die op tafel ligt.
De Vlaamse Regering mandateerde een stuurgroep, die wordt voorgezeten door mijn kabinet, en die is samengesteld uit de betrokken administraties, het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) en het Agentschap Overheidspersoneel (AgO) en de vertegenwoordigers van de onderzoeksinstellingen, om de jaarplanning definitief vast te leggen.
Aanvullend wordt ook geïnvesteerd in ad-hocbeleidsondersteunend onderzoek. Deze volgen de beleidsagenda op de voet. Volgende studies zijn momenteel lopende: een vergelijkend onderzoek naar evoluties en innovaties in lokale representatieve democratie waarvoor de einddatum 31 december 2020 is, door het Instituut voor de Overheid van de KU Leuven. Het is een kortlopend onderzoek dat ons inzichten moet verschaffen over de werking van instrumenten voor burgerparticipatie zoals ‘right to challenge’ en burgerpanels, zodat we daar volgend jaar op lokaal niveau experimenten over kunnen opzetten, samen met het Labo Burgerparticipatie. Er is ook een onderzoek naar het organiek kader voor verzelfstandiging en samenwerking met beleidsaanbevelingen voor de vereenvoudiging van de diverse samenwerkingsvormen en afstemming op de behoeften van de lokale besturen, door Universiteit Gent en Universiteit Hasselt, in samenwerking met de Universiteit Antwerpen.
Daarnaast had ik in deze commissie reeds aangekondigd dat ik ook een onderzoek zal uitschrijven dat ons moet helpen om de financiering van de lokale besturen en het functioneren van het Gemeentefonds in het bijzonder, te herzien en te vernieuwen. Voor mij moet deze studie ruim gaan en ‘out of the box’ durven te denken. Zijn de huidige financieringsbronnen, het kadastraal inkomen, de roerende voorheffing, de aanvullende personenbelasting, de juiste? Moeten we ze misschien herdefiniëren? Is de categorisering van centrumsteden, kunststeden, provinciesteden nog altijd nuttig? Kunnen we er misschien andere en betere voor bedenken? Ook de impact van bijvoorbeeld fusies en regiovorming op de algemene financiering wordt hierin meegenomen. Ik wil een groot onderzoek doen dat eindigt in een aantal pistes en verschillende varianten, niet om deze legislatuur te beslissen maar om het maatschappelijke debat aan te trekken, zodat een volgende regering een document heeft dat richting geeft voor de toekomst. Ik zou deze legislatuur willen gebruiken om onderzoek te doen, van gedachten te wisselen, te discussiëren, hier en daar een beetje te provoceren, partijen wat in beweging te krijgen, om dan een volgende regering keuzes te laten maken. Het is illusoir om te denken dat we deze legislatuur een grote hervorming kunnen doorvoeren; het regeerakkoord geeft daarvoor geen kader aan en dat is nodig om dat te kunnen doen. We moeten wel beginnen met er ernstig over na te denken, omdat we voelen dat een aantal aspecten van het Gemeentefonds echt niet meer up-to-date zijn en niet meer beantwoorden aan de huidige realiteit. Het is dus een belangrijke oefening die ik wil doen.
Mijnheer Warnez, ik hoop dat ik u wat inzicht heb gegeven waarmee we bezig zijn.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik heb heel wat inzicht gekregen, waarvoor dank.
Ik vind het goed dat u ook andere thema's aansnijdt die niet per definitie in de beleidsnota staan, zoals de financiering, waarvan iedereen denkt dat ze het zwaard van Damocles, de doos van Pandora of eender welke Griekse tragedie is. Ik kijk er heel erg naar uit.
U wilt hiervoor een oproep voor een kortlopend onderzoeksproject lanceren. Waarom zit dit niet bij het steunpunt, omdat het misschien niet onmiddellijk, maar op langere termijn, moet worden afgeleverd? Hoe hebt u die keuze gemaakt?
Minister Somers heeft het woord.
Sorry, ik was heel even afgeleid. Mijn excuses, maar ik heb het laatste deel van de vraag van de heer Warnez niet begrepen.
Mijnheer Warnez, kunt u nog eens herhalen?
Het onderzoek naar de financiering van de lokale besturen zal waarschijnlijk een kortlopend project op afroep zijn. Waarom de keuze voor een afroepproject en niet voor het steunpunt waar eerder langetermijndenken wordt gestimuleerd?
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk dat dit een goede vraag is. Ik denk dat we een beroep moeten doen op de wetenschappelijke kennis die aanwezig is in het steunpunt. Maar waarschijnlijk moeten we voor die vraag ook wat breder durven kijken. Als ik heel provocerend mag zijn: ik hoop ook op conceptnota’s vanuit het parlement ter zake, ik hoop dat ook parlementsleden daarrond oefeningen beginnen te maken. We hebben daar rustig onze tijd voor. Ik heb daar zelf ook wel wat ideeën over. Ik ga daar zelf ook wel wat op werken. Ik denk dat we dan het steunpunt ook kunnen gebruiken als een soort van klankbord om ons daarin te begeleiden. Ik vind dat een uitdagende oefening. Ik zie daar op dit moment de contouren nog niet goed van, daar ben ik eerlijk in. Maar ik wil daar alleszins het wetenschappelijk steunpunt voor gebruiken.
Tegelijkertijd wil ik ook proberen om het debat daarover aan te zwengelen, want nu is het inderdaad correct wat u zegt: men gaat er te snel van uit dat men de doos van Pandora opent. Dat is ook zo. We moeten daar niet flauw over doen. Men weet niet waar men aan begint en daarom wil men er soms niet aan beginnen. Ik wil toch graag de zaken wat in beweging krijgen en bekijken waar we landen. Maar het probleem is een beetje een 'zero sum'-redenering. Tenzij men heel veel geld heeft, zijn er altijd winnaars en verliezers. Het is dus de grote vraag, in een bredere oefening, hoe men daar toch creatief over kan nadenken. Men zal altijd op het einde van de dag bekijken wat dat betekent voor gemeenten X,Y en Z. Maar volgens mij moeten we proberen om de intellectuele oefening te starten met een wetenschappelijke onderbouw. Misschien leidt het tot niets. Misschien zal een volgende coalitie – en van mij mag dat dezelfde coalitie zijn, want ik vind dit een goede coalitie – zeggen dat ze hier niet aan wil beginnen, vindt ze dit allemaal wel interessant maar durft ze niet. Maar er zijn misschien wel een aantal pistes die prikkelend genoeg zijn om ze vast te pakken.
Ik geef toe: het is redelijk sibillijns en vaag, maar we hebben nog tijd om daar verder en dieper over na te denken. Ik wilde eigenlijk iets anders zeggen, maar ik heb me ingehouden.
De heer Warnez heeft het woord.
Als uitspraken niet wetenschappelijk onderbouwd zijn, dan moet u zich inderdaad inhouden.
In een parlement mag dat.
Dank u wel voor uw antwoord. We kijken uit naar de onderzoeken en de rapporten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.