Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mijnheer Vandenhove, u ben geen vast lid van deze commissie. Ik wil u daarom toch melden dat wij op 2 februari 2021 ook een toelichting krijgen van de administrateur-generaal over de hervormingen bij Toerisme Vlaanderen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Mijn vragen over Toerisme Vlaanderen zijn ingegeven door een aantal bezorgdheden die mij voornamelijk door personeelsleden werden gemeld. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we alles inzetten zodat de toeristische sector, die een van de zwaarst getroffen sectoren als gevolg van corona is, zich zo snel mogelijk kan herpakken vanaf het ogenblik dat dat opnieuw zal kunnen. Dat is heel belangrijk voor de vele ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die in deze sector actief zijn, maar ook de promotie van Vlaanderen in het buitenland is vrij essentieel. Vanuit Limburg ken ik de werking van Toerisme Vlaanderen, en die werking is goed, dat mag gezegd worden. Toch zijn er een aantal ongerustheden, en daarom wil ik deze vragen stellen.
De directie heeft beslist dat de huidige structuur verdwijnt op 31 december 2020, terwijl de nieuwe structuur echter nog niet is uitgebouwd. De processen zijn niet in kaart gebracht. De uitrol van een nieuwe structuur in deze tijden van crisis dreigt de werking van het agentschap, net op het moment dat dat niet zou mogen, sterk te belemmeren. Een aantal mensen die nu op sleutelposities zitten, zoals zeven van de negen directeurs van de buitenlandkantoren, en een aantal leidinggevenden in het hoofdkantoor, werden om onduidelijke redenen niet geselecteerd voor een nieuwe functie. Zij zijn nochtans broodnodig om acties op te zetten om buitenlandse reizigers opnieuw naar Vlaanderen te brengen. Buitenlandse reizigers maken nog altijd een belangrijk deel van de inkomsten in de toeristische sector uit. Zodra het veilig is, moet er dus zwaar ingezet worden op het aantrekken van buitenlandse reizigers. Ook dit behoort tot de opdracht van Toerisme Vlaanderen.
Hoe zult u ervoor zorgen dat de mensen en middelen goed worden ingezet, zoals in de huidige structuur het geval is? Welke garanties kunt u geven dat het buitenlands netwerk op 1 januari 2021 – dat is over veertien dagen – in de gegeven omstandigheden in staat zal zijn om de toeristische sector beter te ondersteunen dan in de huidige structuur?
De culturele en toeristische sector stellen zich vragen over de toekenning van de relancemiddelen en de reguliere subsidies van Toerisme Vlaanderen. Bovendien wordt het team dat voor deze subsidies zorgt, vanaf 1 januari 2021 opgedeeld in vijf verschillende teams. Hoe zult u zorgen dat al deze middelen voor de relance en de reguliere subsidiemiddelen van Toerisme Vlaanderen efficiënt worden ingezet zodat ze de sector zoveel mogelijk ondersteunen? Welke strategie en welke criteria worden hiervoor gehanteerd? Wanneer zal een subsidie-instrument voorhanden zijn?
We vernemen via de media dat Toerisme Vlaanderen vastgoed aankoopt of in beheer neemt: een aantal kastelen, een abdij, een molen … Hoe past dat in de kernopdracht van Toerisme Vlaanderen? Werden hiervoor relancemiddelen of subsidies ingezet? Wat is de kost per gebouw en hoeveel menselijke middelen moet Toerisme Vlaanderen hiervoor vrijmaken? Hoe zal dit een hefboom zijn voor de buitenlandse promotie van Vlaanderen? Hoeveel extra buitenlandse toeristen wilt u hiermee aantrekken?
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, deze vraag om uitleg laat me toe wat meer informatie over de interne reorganisatie van Toerisme Vlaanderen te geven. Deze reorganisatie vertrekt vanuit een nieuwe visie op toerisme, ‘Reizen naar Morgen’, waar we al voor de coronacrisis mee bezig waren. Met de inhoudelijke krachtlijnen voor het Vlaams toeristisch beleid mikken we in de visie ‘Reizen naar Morgen’ op het creëren van florerende bestemmingen waar toerisme een meerwaarde moet betekenen voor bezoekers, maar ook voor bewoners, ondernemers en mensen met een leuke job in deze mooie sector en voor de prachtige plekken die Vlaanderen rijk is.
Dit is op zich al een grote en brede uitdaging, maar in mijn beleidsnota heb ik een aantal inhoudelijke krachtlijnen bepaald voor de prioritaire uitrol van deze transitie. Om die reden heb ik in mijn beleidsnota aangekondigd dat Toerisme Vlaanderen zich moet reorganiseren om deze uitdagende opdracht aan te kondigen.
Over de grote lijnen van de reorganisatie kan ik al iets meedelen. Aangezien de focus van het beleid naar thematische ontwikkelingen in een overkoepelende visie verschuift, is het niet onlogisch dat de interne organisatie deze thematische focus weerspiegelt, want anders zullen we het beleid en de verschuiving naar thematische ontwikkelingen niet kunnen waarmaken.
Het klassieke model met verticale afdelingen wordt vervangen door een matrixstructuur, waarin naast de verticale hubs thematische projectgroepen zullen bestaan. De verticale hubs vervangen de klassieke afdelingen en verenigingen medewerkers met een gelijkaardige expertise. In die hubs zullen de opbouw van expertise en de evaluaties zich afspelen. Alle medewerkers worden dan ook aan een basishub toegewezen. Het eigenlijke werk zal zich echter grotendeels in de thematische projectteams afspelen. Deze projectteams verenigen de medewerkers op een multidisciplinaire wijze met betrekking tot een inhoudelijk project. Een dergelijk project kan tijdelijk of permanent en intern of extern zijn. Ik wil benadrukken dat dergelijke reorganisaties binnen de beheersautonomie van het extern verzelfstandigd agentschap vallen, maar mijn kabinet volgt dit proces uiteraard vanop enige afstand op.
Ik begrijp dat er, onder meer bij het personeel, ongerustheid over dit proces is. Dat is inherent aan elk veranderingsproces. Ik wil echter maximaal bijdragen aan het wegnemen van die ongerustheid. Om die ongerustheid weg te nemen, hebben we de voorbije weken veel met de vakorganisaties overlegd. Ik kan meedelen dat dit overleg in een goede, constructieve sfeer verloopt. Alle betrokkenen, het personeel, de vakorganisaties, de leidende ambtenaar en ikzelf, delen de bezorgdheid om het agentschap zo goed mogelijk te laten werken op een manier die het personeel, de sector en de bezoekers ten goede komt. Ik besef dat er nog verschillende punten zijn om deze gezamenlijke bezorgdheid in de praktijk te brengen, maar ik ben ervan overtuigd dat we dit in onderling overleg moeten doen. Om de bezorgdheid, die bij elk veranderingsproces natuurlijk is, weg te nemen, moeten we continu in dialoog gaan en maximaal informatie aan het personeel geven. Dat is een opdracht van mijn kabinet en het agentschap.
De buitenlandse kantoren worden in de nieuwe structuur opgenomen. Dit is, voor alle duidelijkheid, geen afbouw van het buitenlandse netwerk. Ik wil er duidelijk over zijn dat op 1 januari 2021 geen enkele post zal sluiten. Integendeel, de werking van het buitenlandse netwerk zal door de betere integratie in de hele werking van het agentschap net worden versterkt. Om zaken maximaal op elkaar af te stemmen, is een goede connectie tussen het buitenlandse netwerk en wat we hier doen net de bedoeling. Als we de voorbije maanden iets geleerd hebben, is het wel dat we zowel voor binnen- en buitenlandtoerisme zoveel mogelijk moeten samenwerken om daar het maximale uit te halen.
De bijkomende middelen die voor de relance van de toeristische sector zijn toegekend – dat gaat dus over die 150 miljoen euro – heeft inderdaad een belangrijke impact op de werklast van het agentschap. Deze bijkomende werklast staat in essentie los van de reorganisatie, maar het is een feit dat beide verhalen nu wel samenkomen. Daarom vind ik het ook belangrijk om duidelijk te stellen dat hoewel de betrokken medewerkers zich afhankelijk van de inhoud in verschillende projectteams kunnen bevinden, zij wel degelijk blijven samenwerken binnen hun hub.
Specifiek voor de expertise rond subsidies, samenwerkingsovereenkomsten en investeringstrajecten wordt een speciale hub gecreëerd: ‘Ontwikkelingsinstrumenten’.
Voor de bijkomende relancemiddelen geldt dat bij de besteding aandacht moet zijn voor de timing en de bestemming van deze middelen. Het zal u niet verbazen dat we deze bestemming maximaal willen laten aansluiten bij de doelstellingen van de Europese faciliteit voor herstel en veerkracht. Ook de reeds geplande investeringen, binnen de reguliere investeringsmiddelen van het agentschap, worden in deze overweging opgenomen.
Op basis van deze overwegingen zal het agentschap mij eerstdaags een voorstel voor de besteding van deze middelen voorleggen. De eerste acties in dit kader zullen begin volgend jaar uitgerold worden, en tegen het voorjaar op volle snelheid zitten.
Wat de verwervingen van erfgoedsites betreft, kan ik verwijzen naar mijn beleidsnota: erfgoed is een van de thematische lijnen die ik hierin naar voren schoof voor de toeristische ontwikkelingen door het agentschap Toerisme Vlaanderen. De uitbouw van een netwerk van kastelen en tuinen, alsook van een netwerk van religieuze erfgoedsites, kadert in dit verband. Ik vermeldde hierin expliciet ook het inzetten van erfgoedsites als toegangspoort tot onze groen- en natuurgebieden. Zoals ik al eerder zei, hebben we bij toeristen een enquête afgenomen. Als zij aan Vlaanderen dachten, bleek dat zij, vreemd genoeg, aan natuur en groen dachten. Dat is ook de reden waarom we die natuurgebieden meer willen uitspelen.
Het gaat stuk voor stuk over sites met een groot toeristisch potentieel. Er werden voor de verwerving van de sites geen relancemiddelen of subsidies ingezet.
De concrete herbestemming van deze sites zal gebeuren in overleg met de lokale gemeenschappen en besturen, maar uiteraard ook met andere agentschappen zoals Onroerend Erfgoed, Natuur en Bos, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), De Vlaamse Waterweg, de departementen Cultuur en Ruimte, Herita, PARCUM enzovoort. Uiteraard wordt ook het co-ondernemerschap met de private sector actief opgezocht. Het is niet de bedoeling van Toerisme Vlaanderen om op termijn zelf exploitant van deze sites te worden. Eenmaal de nodige ontwikkelingen zijn gebeurd en de gezamenlijke bezoekersstrategie en netwerken zijn uitgerold, zal voor elke site op maat de juiste exploitatieformule worden gezocht. Voor alle duidelijkheid: er worden niet alleen contacten gelegd met de private sector, maar ook met natuurverenigingen als het bijvoorbeeld over de toegangspoorten tot onze natuurgebieden gaat.
De exacte berekening van de ontwikkelingskost van de sites zal van die samenwerkingsformules afhangen en dus is het nog te vroeg om hier al een uitspraak over te doen, laat staan dat we al iets over de promotiestrategie zouden kunnen zeggen. Dat zal uiteraard nog volgen. Voor buitenlands toerisme zijn de projecten belangrijk, zeker als het over religieus erfgoed, kastelen en tuinen gaat. Neem bijvoorbeeld het kasteel van Heers. Dat is prachtig, maar het staat al jaren op instorten. Ik heb hierover contact opgenomen met mijn collega, minister Diependaele. Door de handen in elkaar te slaan, proberen we de mooie kastelen die Vlaanderen rijk is, te herstellen in plaats van ze te laten verloederen.
Als dat eenmaal rond is en wat vorm heeft gekregen, zullen we een promotiestrategie opzetten. Ik denk dat het voor heel wat provincies die met toerisme bezig zijn, heel welkom zal zijn dat Vlaanderen in die zaken investeert. De bedoeling is uiteraard om die internationaal en zeker in onze buurlanden volop uit te spelen.
Mijnheer Vandenhove, dit wordt vervolgd. Als we zicht hebben op de samenwerkingsformules met al die agentschappen komen we hierop terug, zeker ook wat de promotiestrategie betreft.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb begrepen dat de grote baas begin februari in deze commissie een toelichting zal geven, dus ik neem aan dat alles nog lopende is. Betekent dat dan ook dat niet alles zal afgerond zijn voor 31 december 2020, dus binnen 14 dagen, zoals het eigenlijk vooropgesteld was? Dat hoeft op zich geen probleem te zijn, als dat intern maar duidelijk gecommuniceerd wordt.
U zegt dat dat allemaal wordt kortgesloten met het personeel. Ik hoor hierover ook andere geruchten. Als die datum van 31 december 2020 niet gehaald wordt, dan zou het wel goed zijn dat men hierover voldoende terugkoppelt naar het personeel.
Ik begrijp dat we op mijn derde vraag nog zullen terugkomen. U hebt het over het kasteel van Heers, we kennen dat beiden heel goed, het ligt bijna in mijn achtertuin. Als iemand de renovatie aan de gemeente Heers gunt, ben ik het wel. Als ik echter kijk hoe minister Diependaele zijn subsidies wil herstructureren, onder andere voor de restauratie van gebouwen – iets waar ik zelfs grotendeels mee akkoord kan gaan –, waarbij hij minder, maar sneller wil restaureren en duidelijke keuzes wil maken, dan denk ik dat uw ambitie om veel met die historische gebouwen te doen, toch een stuk zal worden ingeperkt. Het was ook precies een van uw keuzes om zoveel mogelijk beleidsdomeinen te laten samenvallen om zoveel mogelijk geld te kunnen investeren. Wat is uw reactie hierop?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Bedankt voor de duiding over de reorganisatie die voor de deur staat. Het is een ambitieuze reorganisatie. U hebt vandaag al wat toelichting gegeven. Er zit inderdaad een zekere logica achter als het over de aansluiting bij verschillende thematische lijnen gaat.
Ons is ook al de ongerustheid bij het personeel ter ore gekomen. Zoals u zelf al aangaf, veroorzaakt elke verandering wat tumult. We kijken er ook naar uit om hierover in onze commissie van gedachten te wisselen met de administrateur-generaal. Hij is het best geplaatst om hierop antwoorden te geven.
Voor ons is het vooral belangrijk dat de reorganisatie niet in de weg komt te staan van de focus die we absoluut moeten hebben op de toeristische relance. Als verandering tot efficiëntie en stroomlijning leidt, is dat goed, maar we moeten wel heel wat katjes geselen. Ik hoop dat u erover waakt dat alles mooi naast elkaar blijft lopen en dat alles elkaar versterkt.
We zijn heel benieuwd wat de toekomst op het vlak van het onroerend erfgoed zal brengen. Er zijn inderdaad heel wat sites die vandaag te weinig aandacht krijgen, er zijn te weinig financiële middelen om die op hun niveau te tillen zodat iedereen ervan kan genieten. Dat gaat dan niet alleen over toeristen, maar ook over onze eigen inwoners. Ik ben heel blij dat u de band met de lokale besturen wilt aanhalen om hierin samen te werken. We hebben niets liever.
Ik wil namens mijn fractie nog heel kort tussenkomen. Als het over de reorganisatie gaat, maken we inderdaad een transitie in het toerisme mee, niet alleen door de coronacrisis, maar ook omdat we voor het reizen van morgen al een hele tijd thematisch grotere hefboomprojecten vanuit Vlaanderen regisseren. Het is altijd goed om daarmee rekening te houden en de organisatie op die basis te transformeren. Dat zorgt inderdaad voor een moeilijke periode bij het personeel, omdat dit wat ongerustheid over de taakverdelingen met zich meebrengt. Ik denk dat we de nodige tijd moeten geven om dat goed uit te dokteren, hier goed over te communiceren en het personeel goed te informeren. Dit moet de nodige tijd krijgen om zich te zetten.
Ik wil nog even terugkomen op de erfgoedsites. In de toeristische sector zien we vaak dat er in Vlaanderen heel wat erfgoedsites zijn met een enorm potentieel, niet enkel voor buitenlandse toeristen, maar ook voor de Vlamingen zelf. Het is goed dat de Vlaamse overheid aan de kar trekt om dat potentieel aan te pakken. Het is belangrijk dit te doen in goede samenwerking met het agentschap Onroerend Erfgoed, met Herita en met PARCUM, maar evengoed met de Vlaamse Landmaatschappij en met De Vlaamse Waterweg, om die sites met betrekking tot de mobiliteit goed te kunnen ontsluiten. Elke analyse van elke organisatie is echt belangrijk. Het is goed dat van in het begin in samenwerking een duidelijk masterplan naar voren wordt gebracht. Het is goed dat wordt onderzocht of er samenwerkingsformules zijn die verder gaan dan hier en daar ad hoc samen te werken. Er wordt onderzocht of er een mogelijkheid is om al die op elkaar afstemde organisaties in één richting te laten wandelen, zodat we de plannen die we hebben zo efficiënt en zo snel mogelijk effectief kunnen realiseren.
Minister Demir heeft het woord.
Ik kan twee zaken doen. Ik kan wachten met de reorganisatie. Ik kan beslissen om in de coronacrisis niet te reorganiseren, maar ik vrees dat we dan in de postcoronatijd de boot zullen missen. We zien dat veel landen in verband met het concept van het duurzaam toerisme en het ‘Reizen naar Morgen’ naar Vlaanderen kijken. We zijn hier al voor de coronacrisis mee gestart. Ik vind het dan ook belangrijk die transitie voort te zetten.
Dat we met thema’s werken, vraagt een andere organisatie. Het is belangrijk dat niemand zal worden ontslagen. Alle knowhow, kennis, expertise en ervaring in Toerisme Vlaanderen zal maximaal worden gebruikt. Het is de betrachting dat ieders talent door met verschillende thema’s te werken na de reorganisatie nog meer naar boven zal komen.
Ik begrijp dat er een bezorgdheid is. Om die reden heeft mijn kabinet de vakorganisaties wekelijks gezien. Er zullen natuurlijk nog gesprekken zijn. We moeten het personeel maximaal informeren en de bezorgdheid wegnemen. Het hoort bij elke reorganisatie dat mensen niet weten welke richting het zal uitgaan. Om die reden is het de bedoeling van Toerisme Vlaanderen en mijn bedoeling om het personeel maximaal te informeren en om hier een positief project van te maken.
Daarnaast gaan de relance en de heropstart natuurlijk verder. Minister Crevits en ik gaan na of de toeristische sector nog nood heeft aan een bijkomende levenslijn, als ik het zo mag noemen. We gaan na wat de noden van de sector zijn.
Wat het onroerend erfgoed betreft, moet ik natuurlijk zeggen dat de restauratie van een site veel geld kost en dat ik van minister Diependaele weet dat de onroerenderfgoedsector al veel noden heeft. Jammer genoeg, is er niet altijd voldoende budget. Door van in het begin heel nauw met andere agentschappen, lokale ondernemers en verenigingen samen te werken, zorgen we er natuurlijk voor dat de Vlaamse overheid niet alles moet betalen en dat het om een gezamenlijk project met een gezamenlijke financiering gaat. Dat is wat we trachten te doen met verschillende dossiers waarbij Toerisme Vlaanderen betrokken is.
Het is zeer belangrijk dat Toerisme Vlaanderen, het agentschap Onroerend Erfgoed en het beleidsdomein Cultuur zaken maximaal op elkaar kunnen afstemmen. Veel heeft natuurlijk met elkaar te maken. Als we de middelen op die manier kunnen samenbrengen en hier ook private partners bij kunnen betrekken, hoop ik dat we er het maximale uit kunnen halen. We hebben prachtig erfgoed, zoals abdijsites, kastelen en tuinen. Ik heb het afgelopen jaar heel wat sites bezocht en ik vind het jammer in welke staat sommigen zich bevinden. Dit betekent dat we moeten samenwerken en de middelen bij elkaar moeten leggen. Dat moet natuurlijk soms ook met de provincies. Op die manier kunnen we erin slagen de zaken die we alleen niet kunnen, toch uit te voeren. Dat zal de manier zijn waarop we het werk het komend jaar zullen voortzetten.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u. Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.