Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Danen heeft het woord.
Dat de Belgische en vooral de Vlaamse elektriciteitsfactuur tot de duurste van Europa behoort, is algemeen geweten. Een gemiddeld Belgisch gezin betaalde in de tweede helft van 2019 245 euro meer dan het Europese gemiddelde. De jarenlange stijging van de zogenaamde regulatoire kosten – dat zijn nettarieven, taksen en heffingen – verklaren grotendeels deze hoge energiefactuur. In de periode van 2007 tot en met 2019 steeg de elektriciteitsfactuur met 66 procent. De energiecomponent zelf was, afhankelijk van het gewest, verantwoordelijk voor slechts een stijging van 13 tot 24 procent.
Deze stijging was echter niet hetzelfde in elk gewest. In Brussel, waar we een stijging optekenden van 40 procent, en in Wallonië met een stijging van 63 procent, was de stijging duidelijk minder uitgesproken dan in Vlaanderen, dat in deze periode een stijging kende met meer dan 100 procent. Naast de verschillen tussen de verschillende gewesten, vallen ook de verschillen tussen de netbeheerders binnen eenzelfde gewest op. Zo kan het verschil in netkosten op een gemiddeld factuur oplopen tot 220 euro in twee aangrenzende gemeenten die elk tot een andere netbeheerder behoren.
Om het kluwen van de factuur nog wat ingewikkelder te maken, zijn er ook grote verschillen in de netkosten die aangerekend worden aan de verschillende types van gebruikers of afnemers. Zoals bekend betalen gezinnen, kleine en grote kmo’s en grootverbruikers allemaal verschillende tarieven. Bovendien verschillen de netkosten tussen de verschillende types afnemers nog eens per gewest. Er is echter een constante, namelijk dat de kleine verbruikers – de gezinnen – significant meer betalen dan de grote verbruikers. Er valt nog iets voor te zeggen dat ze meer betalen, maar dat die factor 20 en meer bedraagt, is misschien toch wat overdreven. Bovendien is Vlaanderen opvallend goedkoop voor grote bedrijven – in vergelijking met de kostprijs voor particulieren – in vergelijking met Brussel en zeker in vergelijking met Wallonië.
Het verbruik van de grote afnemers ligt natuurlijk een pak hoger, waardoor het te verantwoorden is dat zij een lager nettarief betalen dan consumenten. De verschillen in de tarieven en de nettarieven die aangerekend worden aan grootverbruikers en consumenten zijn echter zeer groot. Alle afnemers financieren via het transporttarief de steun voor hernieuwbare energie, maar grootverbruikers krijgen een korting tussen 47 en maar liefst 98 procent. Voor de groenestroombijdrage, die ongeveer 25 euro per megawattuur bedraagt, betalen alle afnemers een stuk mee, maar ook hier krijgen grootverbruikers in bepaalde sectoren een korting tussen 47 en 98 procent.
De verschillen in de aangerekende nettarieven zijn ook niet steeds objectiveerbaar. Kleine afnemers betalen meer dan grootverbruikers, terwijl de kost in principe voor beiden gelijk is. Ook het verschil in de huurprijs voor de energiemeter verschilt sterk per netbeheerder, terwijl het overal om dezelfde meter gaat. Ook het verschil in de netverliezen die aangerekend worden tussen de kleine verbruikers en de grootverbruikers is niet logisch te verklaren.
Test Aankoop concludeerde enkele weken geleden dat de verschillen in de diverse componenten van het niet-energiegedeelte dermate manifest en significant zijn én dat ze dermate parallel in het voordeel van grootverbruikers verlopen, dat men kan concluderen dat de kleine afnemers, de gezinnen, maar ook de kleine ondernemingen, opdraaien voor de bijhorende rekening.
Ik heb hierbij de volgende vragen.
Door het opnemen van allerhande beleidskosten, zoals de openbaredienstverplichting (ODV), is de elektriciteitsfactuur tot een belastingbrief verworden. Worden deze beleidskosten, die opgenomen zijn in de energiefactuur, herbekeken met het oog op de nieuwe tariefmethodologie?
Een aantal verschillen in de nettarieven die per type afnemer aangerekend worden, zijn niet objectiveerbaar. Zullen deze verschillen geobjectiveerd en desgevallend aangepast worden met het oog op de invoering van de nieuwe tariefmethodologie?
Worden de grote kortingen die aan grootverbruikers worden gegeven geëvalueerd en eventueel aangepast, met het oog op de invoering van de nieuwe tariefmethodologie? Ik weet dat u wellicht zult zeggen dat dit de verantwoordelijkheid is van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) en voor een stuk ook van de parlementsleden. Het is wel aan u, minister, om op dit vlak beleidskeuzes te maken.
Financiële steun voor de uitbouw van hernieuwbare energie is aangewezen om de maatschappij versneld te elektrificeren en klimaatneutraal te maken. Het is dan ook onlogisch dat de steun voor hernieuwbare energie enkel doorgerekend wordt via die factuur. Wordt de aanrekening van de bijdrage voor hernieuwbare energie in de energiefactuur als geheel herbekeken?
Het is niet uit te leggen dat mensen die in dezelfde straat wonen, maar vallen onder het werkingsgebied van een andere netbeheerder, meer dan 200 euro per jaar meer betalen voor hetzelfde elektriciteitsverbruik. Welke initiatieven wilt u nemen om dit verschil weg te werken en tegen wanneer?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, collega Danen, voor deze vraag. Ik heb in de commissie van 18 november aangegeven – en heel wat professoren en wetenschappers zeggen hetzelfde – dat er gekeken moet worden naar bepaalde onderdelen van die elektriciteitsfactuur. Er moet ook een verschuiving gebeuren naar de aardgasfactuur, zoals professor Govers onlangs aangaf. Ik heb een impactanalyse gevraagd aan de administratie hieromtrent. Ik ben dus aan het onderzoeken of een deel van die kosten van de ODV voor rationeel energiegebruik verschoven kan worden om aldus die elektriciteitsfactuur te verlichten.
De administratie heeft dus de opdracht gekregen om hiervoor een impactanalyse uit te werken. Belangrijk is wel dat ik, conform het regeerakkoord, van plan ben om de kosten voor het onderhoud van openbare verlichting vanaf 2022 uit de energiefactuur te halen. Ik denk dat dat onderzoek heel belangrijk is om te bekijken waar we de verschuiving kunnen doorvoeren zonder de aardgasfactuur te verhogen. Zoals u weet, zal die vanaf 2022 ook naar beneden gaan. Dat onderzoek loopt dus.
Voor de andere beleidskosten, denk ik dat we bij het standpunt blijven dat elke Vlaamse component op de elektriciteitsfactuur een reële kost moet vertegenwoordigen. Hoe dan ook zullen deze kosten slechts geleidelijk verdwijnen of moeten ze op een andere manier worden gefinancierd. U weet dat ik probeer, voor zover het gaat om Vlaamse bevoegdheden, de oorzaak bij de bron aan te pakken door hernieuwbare energie correct te vergoeden – wat we ook doen – en waar mogelijk ook over te schakelen naar investeringssteun gefinancierd via het Energiefonds. Ik heb dat ook gedaan met de nieuwe regeling die vanaf volgend jaar geldt rond de zonnepanelen. Ik zie dat heel veel mensen dat nu al aan het bekijken zijn. We krijgen daar heel veel vragen over en we krijgen daar ook positieve reacties op. Ik heb heel duidelijk gezegd dat we dat niet zullen doorrekenen via certificatensteun in de elektriciteitsfactuur. We gaan dat daaruit halen. Dat zal verlopen via het Energiefonds.
U stelde heel wat vragen over de nettarieven en allerhande beleidskosten. Worden de beleidskosten die opgenomen zijn in de energiefactuur herbekeken met het oog op de nieuwe tariefmethodologie? Zoals u weet, is de VREG bezig met die tariefmethodologie. Wij bemoeien ons daar natuurlijk ook wel mee, maar het is niet zo dat de VREG per definitie naar ons zal luisteren. De VREG is onafhankelijk. Ik stel voor dat u uw vraag, die ik ook ondersteun, overmaakt aan de VREG.
U stelt heel terecht ook een vraag over de regionale verschillen in de elektriciteitsfactuur. In de ene straat is het zus, in de andere straat zo. Dat verschil is te verklaren doordat er gewerkt wordt met verschillende distributienetbeheerders. De prijsverschillen tussen twee gemeenten zijn eigen aan het huidige systeem van verschillende netbeheerders die actief zijn binnen een geografisch vastgelegd gebied. De jaarlijkse kosten die zij maken, worden verdeeld over alle netgebruikers binnen hun netgebied. Bij sommige netbeheerders liggen de huidige of in het verleden gemaakte kosten hoger, wat resulteert in een afwijkend nettarief over de verschillende distributienetbeheerders heen.
Wanneer twee netbeheerders zouden fuseren om tot een logischer geheel te komen, hanteert de nieuwe netbeheerder een gelijk nettarief voor iedereen binnen dat gebied. De formele beslissing tot fusie van netbeheerders ligt in de handen van de lokale overheden. Ik denk dat het aan hen is om daarmee aan de slag te gaan. Ik zal in ieder geval lokale besturen die dat willen doen, sowieso ondersteunen. Maar de sleutel om die anomalieën weg te werken, ligt bij die lokale besturen, zeker in die regio’s waar er verschillen zijn van straat tot straat.
U stelde ook een vraag over de grote kortingen. U weet dat die kortingen worden toegekend omdat de energiekost voor deze energie-intensieve bedrijven een belangrijke directe kostenfactor is, naast de loonkost. Die energiekost is natuurlijk ook heel bepalend voor de internationale concurrentiepositie van onze bedrijven.
Al onze buurlanden, ook de federale overheid, kennen dergelijke kortingen toe, waardoor we in Vlaanderen niet kunnen achterblijven. We hebben ook de energienorm goedgekeurd. Ik denk echt dat dat belangrijk is om die bedrijven internationaal voldoende concurrentieel te houden. Want we hebben al een loonkostenhandicap, ik zou niet willen dat daar nog een andere handicap bij komt. Voor alle duidelijkheid: de toegekende kortingen zijn wel conform de Europese richtlijnen voor staatssteun, dus wij doen niets illegaals of tegen de wet. Dat is niet iets onrechtmatigs, het is volledig conform de Europese richtlijnen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik denk dat we op een aantal vlakken dezelfde mening hebben, maar niet op alle vlakken. De vraag die hier wordt gesteld is natuurlijk wat de weg ernaartoe is.
Eerst en vooral, wat betreft het uit elkaar liggen van de nettarieven in de verschillende werkingsgebieden: ik weet dat u daar rechtstreeks weinig aan kunt doen, maar het lijkt mij goed om stappen in die richting te zetten, zodat we naar een kleiner verschil kunnen gaan, al zal ik niet zeggen dat die volledig moeten worden weggewerkt.
Zoals u weet, gaan mensen met de digitale meter binnenkort beter het verschil kunnen zien tussen nettarieven, andere kosten en de elektriciteitsprijs op hun factuur. Want met de al of niet-terugdraaiende meter gaan die verschillende componenten duidelijk op de factuur komen. En dan wordt nog veel duidelijker wat de verschillen zijn op de elektriciteitsprijs zelf. Bij die component kunnen mensen de concurrentie laten spelen, maar voor de nettarieven is dat onmogelijk, en dat gaat wel voor een heel groot gevoel van onrechtvaardigheid zorgen.
Ten tweede ben ik begonnen met te zeggen dat de factuur van elektriciteit de laatste jaren fel is gestegen, vooral in Vlaanderen. En dat is natuurlijk een probleem, zeker als we naar een verdere elektrificatie gaan. Als mensen op een zuinige manier willen verwarmen zal dat in veel gevallen via een warmtepomp gaan. Maar een warmtepomp verbruikt natuurlijk elektriciteit. Je steekt er een eenheid elektriciteit in en je haalt er vier of vijf eenheden energie uit, dus op zich is dat bijzonder efficiënt. Maar vanwege de hoge prijs van elektriciteit kan het de concurrentie met stookolie of gas niet aan.
Het is dus ook heel belangrijk dat we daar een soort van shift krijgen. De energieprijs moet hetzelfde blijven in zijn geheel, maar het zou niet slecht zijn om een shift te krijgen van elektriciteit naar gas. Zoals u weet, zijn we qua gasprijzen bij een van de goedkopere landen van Europa, maar qua elektriciteit bij een van de allerduurste. En in het kader van de elektrificatie is dat helemaal geen goede zaak, natuurlijk.
Wat dan ten derde die kortingen voor grote bedrijven betreft: in principe ben ik het ermee eens dat grote bedrijven kortingen krijgen. Natuurlijk is dat zo. Je kunt een gezin en een groot bedrijf natuurlijk niet met elkaar vergelijken wat energiekost betreft of de hoeveelheid die ze afnemen. Je kunt dus wel spreken van een soort van hoeveelheidskorting. Maar ik stel wel vast dat, als het over gas en over water gaat, die kortingen helemaal niet aan de orde zijn. Voor elektriciteit is dat wel zo. Ik weet ook dat die energie-intensieve bedrijven voor een stuk de grote kenmerkende bedrijven van Vlaanderen zijn.
Mijn concrete vraag is dan ook of er regelmatig benchmarkings gebeuren om te kijken of die verschillen nog wel te verantwoorden zijn. Want hoe ik het begrepen heb zijn grote bedrijven nogal geheimzinnig rond de elektriciteitsprijs die ze effectief betalen. Ze zeggen dat dat tot het bedrijfsgeheim behoort. En dan is het natuurlijk heel moeilijk om te kijken of die verschillen in de kosten die je aanrekent nog wel te verantwoorden zijn. Dat was een concrete vraag. Mijn eerste tussenkomst was eerder een beschouwing in functie van verdere regelgeving.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik sluit mij in grote mate aan bij de opmerkingen van collega Danen. Maar als we de hele oefening doen is het misschien toch eens nuttig om alles tegen het licht te houden en duidelijke criteria te formuleren voor de situaties waarin we de energiefactuur – of het nu gas of elektriciteit is – gebruiken als een belastingbrief. Want dat is wat we in een aantal gevallen doen. En in welke gevallen wordt er beter op een andere manier belast? Want hoe je het ook draait of keert, het zijn belastingen. Ik ben daar ook niet per se tegen, zolang het redelijk is. Maar je moet de mensen wel duidelijk kunnen maken waarom deze belasting via een energierekening komt, en niet via de andere belastingbrief.
Dat is ook de enige manier om nog te evalueren of de belasting die wordt geïnd, sociaal correct wordt geïnd en rechtvaardig is.
Als u de hele oefening doet, minister, ben ik blij met een aantal initiatieven, zoals het schrappen van de straatverlichting uit de ODV. Dat is een eerste goede stap. Maar ik ben wel vragende partij om daar duidelijke criteria te hebben, en een duidelijke discussie over de gevallen waarin we het correct vinden om te belasten via de energiebrief en de energiefactuur, en de gevallen waarin we de uitgaven beter op een andere manier kunnen belasten.
Ik denk dat dat voor helderheid en transparantie zou zorgen, en dat dat ook een manier is om te weten waarom we in Vlaanderen ten onrechte de energiefactuur te hoog leggen in vergelijking met een aantal andere landen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Het is een uitermate boeiend debat, over de samenstelling van onze elektriciteits- en energiefactuur. Er beweegt al een en ander, minister. Ik ben zeer tevreden dat u die impactanalyse laat maken. Als we natuurlijk wat beginnen te morrelen met de verschillende verhoudingen in de elektriciteits- en aardgasfacturen heeft dat potentieel een enorme impact op heel diverse categorieën. Ik hoef u maar te herinneren aan de Vlaamse energieheffing die we naar godsvrucht en vermogen zo rechtvaardig mogelijk hebben ingesteld, en die dan toch blijkbaar bepaalde categorieën extra hard trof in vergelijking met andere.
In die zin is een grondige evaluatie van kapitaal belang, net als het inschatten van de impact die het draaien aan bepaalde knoppen van de factuur heeft, ook al met het oog op eventueel noodzakelijk flankerend beleid. Maar er spelen een aantal elementen, en u gaat daar toch een beetje snel over, collega Danen. De regionale verschillen zijn niet zo eenvoudig. Die zijn gebaseerd op hoe het elektriciteitsnetwerk destijds is ontstaan. U weet dat even goed als ik. De steden en gemeenten hebben grotendeels de totstandkoming van die netwerken gefinancierd, elk op hun eigen houtje maar binnen hun intercommunale verbanden. En ze hebben dus ook een terugbetaling van het kapitaal bedongen. Dat zijn de zaken zoals ze ervoor staan, dat is niet zo eenvoudig te wijzigen.
Men kan zich natuurlijk de vraag stellen of dat kapitaal dan niet allang vergoed is, en waarom die vergoeding in de ene gemeente hoger moet zijn dan in de andere. U herinnert zich die epische discussies met de regulator en de netbeheerder in de commissie en daarbuiten.
De vraag stelt zich wel: als we gaan inhakken op de elektriciteitsfactuur, wat doen we dan met de steden en gemeenten? Dan moeten we tegelijkertijd ook het debat over de financiering van de steden en gemeenten naar boven halen. Want als je ingrijpt op die facturen kan ik direct een twintigtal gemeenten opnoemen waar men in de problemen gaat komen als je die centen in hun begroting wegneemt. En dan moet je de steden en gemeenten zeggen: ‘Omdat wij dat beslist hebben, moet jij nu je belastingen gaan verhogen.’
We weten ook hoe dat in de perceptie gaat: ook al is dat vestzak-broekzak en is het nettoresultaat nul, dan nog zal de perceptie zijn dat het lokaal bestuur de belastingen heeft verhoogd. Ondertussen is de energiefactuur naar beneden gegaan, maar dat heeft het lokaal bestuur niet gedaan. Het is dus heel heikel om daarmee aan de slag te gaan, wat niet wil zeggen dat die oefening niet moet gebeuren.
Moet de factuur per se overal naar beneden? Ik denk vooral dat de totale kost naar beneden moet voor de mensen. Dat wil niet per se zeggen dat de factuur van energie naar beneden moet. Hoe lager de elektriciteitsprijs, hoe minder rendabel de investering in nieuwe energie is. Als plots geen enkel aspect van de extra kosten naast elektriciteit mee kan worden gecompenseerd door een terugdraaiende teller, dan is investeren in zonnepanelen plots niet meer interessant. U kent die discussie heel goed, minister. We weten nochtans dat de maatschappelijke baten van investeringen in zonnepanelen heel groot zijn.
Collega Danen, ik ben daar ook een groot medestander in. Minister, we hebben daar rond het regeerakkoord ook heel lang over gediscussieerd, over hoe we dat gaan aanpakken, de impact van de overheid op elektriciteit. En het blijkt heel complex. Maar dat wil niet zeggen dat we stil moeten blijven staan, we moeten vooruit blijven gaan om te zorgen dat de lasten die we opleggen, rechtvaardiger zijn, en dat we die beter sturen in de richting die we willen.
In die zin is het voorbereiden van een verschuiving van elektriciteit naar aardgas een verstandige beslissing, mits het goed kennen van de impactanalyse en het onderzoeken van de rendabiliteitsmodellen van investeringen in hernieuwbare energie. Ik denk dat de intrede van de lokale energiegemeenschappen een belangrijk aandeel kan hebben in het wegnemen van de obstructies die de verschuivingen met zich mee zouden kunnen brengen. In die zin kunnen er dan wel volumevoordelen zijn, collega Danen en Tobback, die niet alleen voor grote bedrijven gelden, maar ook voor wijkcollectiviteiten kunnen bestaan. Die kunnen dan ook de kleine burger, de kleine investeerder ten goede komen.
De prijsverschillen voor bedrijven en individuen, dat is een oud zeer. Het Belgische en Vlaamse energielandschap is opgetrokken op een manifest verschil tussen bedrijven en burgers. Die keuze is lang geleden gemaakt bij de installatie van de kerncentrales. De verkorte afschrijving van de kerncentrales is zo onderhandeld. De bedrijven betalen niets, de burgers betalen alles, omdat de bedrijven heel veel tewerkstelling zullen garanderen aan hoge lonen. In de petrochemie is dat jarenlang zo geweest.
Het was een keuze. Dat nu terugdraaien is niet evident, maar we zullen dat wel moeten doen, met dien verstande dat het benchmarken van de kosten die bedrijven betalen voor hun netgebruik, moet gebeuren. Dat is te verantwoorden, want de verschillen mogen niet te groot zijn. Aan de andere kant streeft iedereen ernaar om competitieve bedrijven te hebben. Ik heb het niet gehoord, maar ik denk niet dat het de bedoeling is dat bedrijven plots niet meer concurrentieel zouden zijn, omdat ze drie of vier keer zoveel moeten betalen voor hun distributie of transmissie. Ze moeten een correcte impuls krijgen om het net zo efficiënt en zo duurzaam mogelijk te gebruiken, maar ik had begrepen dat de netbeheerder in overleg met de bedrijven en de energieregulator, een tariefwijziging zou doorvoeren die een duurzaam netbeheer zou stimuleren en met andere woorden ook de intrede van ‘virtual power plants’ zou aankondigen. U kent het wel: de vraagsturing zou veel rendabeler worden.
Ik ben nogal lang doorgegaan, voorzitter, maar dit is zo complex en heeft zo’n enorme impact op onze maatschappij, dat het wel interessant is om er even over van gedachten te wisselen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Als ingenieur praten na zo’n eloquent jurist is altijd moeilijk. Ik zal het toch proberen.
Ik ben blij dat de heer Tobback tot voortschrijdend inzicht komt. Ik herinner me nog zeer goed een discussie in 2009 bij de vorming van de regering, u weet dat ook nog. U wou toen nog de opbrengsten die we bij kmo’s en gezinnen haalden om de 100 kilowattuur gratis te kunnen uitdelen, voor iets anders benutten, namelijk om sociale woningen sneller te renoveren. Dat was voor u en uw collega’s toen, onder andere Kathleen Van Brempt en John Crombez, een ‘no pasarán’. Toen al zei ik dat de elektriciteitsfactuur een belastingbrief was. Nu bevestigt u dat, na elf jaar, ik ben blij dat u tot die bevestiging komt.
Zoals collega Schiltz zegt, werken we al twintig jaar met dat systeem. Als we het afschaffen, moet de Vlaamse overheid het geld halen uit de algemene middelen. Er staat geen drukpers in de kelder van de minister – of het zou zijn dat ik het niet weet, maar ik denk het niet. Het systeem van het rendement aan de gemeenten geven, is hetzelfde. Schaf het af, dan moeten de gemeenten op een andere manier hun geld binnenhalen. Het is nogal goedkoop om het op deze manier voor te stellen.
Ik heb het hier al verschillende keren gezegd, maar men durft het nog niet uit te spreken: stel dat de elektriciteitsprijs morgen met 40 procent verlaagd wordt, doordat we al wat erin zit, er niet meer insteken. Dan gaan de mensen die zonnepanelen plaatsen, klagen omdat ze geen markt meer hebben, want de zonnepanelen zijn plots niet meer rendabel genoeg, omdat de elektriciteitsprijs zoveel lager is komen te liggen. Wat gaan we dan doen? Gaan we plots minder zonnepanelen ondersteunen om – wegens de lage elektriciteitsprijs – de zonnepanelen toch rendabel te maken? Men voelt dus duidelijk dat men niet zomaar aan één zaak kan trekken, zonder rekening te houden met heel wat andere factoren. Dat is juist hetzelfde voor aardgas. Voor mij niet gelaten om andere systemen te zoeken, maar – collega Schiltz weet het even goed, de heer Bothuyne weet het – we hebben gezocht naar systemen tijdens de regeringsvorming, om te zien of we er zouden geraken of niet, met Exceltabellen enzovoort. Het is verdomd moeilijk.
De vraag – en dat is de kernvraag van de heer Danen – is waarom er regionale verschillen zijn. De distributienetbeheerders (DBN’s), die beheerd worden door de gemeenten, hebben indertijd andere beslissingen genomen omtrent investeringen. Dat is hun goed recht. Als we dat morgen afpakken van de gemeenten, oké, maar dat is een andere discussie. Zolang ze bij de gemeenten zitten, is het hun goed recht om andere investeringen te doen.
Ik ben het er niet mee eens, mijnheer Schiltz, dat u de indruk wekt dat de bedrijven niet de impuls hebben om momenteel in te spelen op vraag en aanbod. Bedrijven hebben dat juist heel vaak, zeker bedrijven met een AMR-meting (automatic meter reading), dat zou u moeten weten, mijnheer de jurist. Die bedrijven hebben dat wel, kunnen daar perfect op inspelen en doen dat ook.
Er is decennia geleden inderdaad voor gekozen om de relatieve prijs iets hoger te zetten bij gezinnen dan bij bedrijven. Maar het buitenland doet nog meer voor de bedrijven. Bedrijven die in het buitenland op een hoogspanningsnet zitten, moeten daar niet voor betalen; men redeneert dat die hoogspanning ook nodig is voor de mensen die op laagspanning zitten. Die hebben een veel lagere transportkost. Soms wil men van alles vergelijken met elkaar, maar het geld moet toch ergens vandaan komen? Ik ben blij dat u het na zoveel jaren begint in te zien, mijnheer Tobback.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u voor de vele nuttige beschouwingen. Ze spreken elkaar niet echt tegen.
De impactanalyse moet gebeuren, die is cruciaal. Wat men ook doet, men moet het goed in kaart brengen, zodat we geen zotte dingen doen, zeker naar kwetsbare groepen toe. Ik wil dit correct doen. Ik verwacht de eerste resultaten van de impactanalyse eind maart/begin april. De benchmarkstudie gebeurt jaarlijks, mijnheer Danen, de studie van de vier Belgische regulatoren. Mijn kabinet heeft gevraagd om dat iets beter te doen, iets duidelijker. Er staan momenteel weinig details in de studie over de impact van wat de gewesten doen, federaal gezien. We hebben gevraagd om daar iets meer naar te kijken in de toekomst.
De heer Danen heeft het woord.
Ik heb heel interessante beschouwingen gehoord. Ik kon ze op voorhand inschatten; we kennen elkaar tenslotte al wat langer.
Sowieso zijn we het eens over een heel aantal zaken. Het zou interessant zijn om ergens in het voorjaar wat hoorzittingen te houden rond de energiefactuur en de benchmarking. Het zou interessant zijn om daarover van gedachten te wisselen. Dat is volgens mij heel lang geleden. Het is een belangrijk thema.
Er worden verklaringen gegeven. Ik hoop dat er voor alles een verklaring bestaat, zoals de heer Gryffroy zegt. Ik hoop dat niet alles zomaar in het wilde weg is beslist. Het is natuurlijk niet zo dat wat eens was, altijd zo moet blijven. Als men aan één radertje draait, gebeurt er natuurlijk van alles. Als het eenvoudig was, was het allang opgelost natuurlijk. Ik pleit nog eens voor een aantal hoorzittingen in het voorjaar om te zien waar we het over eens zijn en waar we stappen vooruit kunnen zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.