Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik bevestig noch ontken dat deze vraag me is ingefluisterd door al dan niet een collega van mij die al dan niet zelf in Aalter zou wonen. Niettemin vind ik het een heel interessante en belangrijke vraag.
Minister, begin vorige maand konden we in de krant lezen hoe 84 Portugese bouwvakkers in Aalter in quarantaine moesten. De bouwvakkers woonden samen in het gebouw van de voormalige cinema Capitole in erbarmelijke omstandigheden. De burgemeester van Aalter, u ook niet onbekend, voorzitter, sprak van huisjesmelkerij. Die mensen waren dus eigenlijk een vogel voor de kat voor het coronavirus dat op dit moment nog volop door de samenleving raast.
Niet enkel bleek er sprake te zijn van huisjesmelkerij, die bouwvakkers bleken ook niet over de juiste verblijfsvergunningen te beschikken. Toch werkten ze in het Gentse op meerdere bouwwerven. En dat is dus een probleem. Niet alleen lijkt het erop dat deze mensen het slachtoffer zijn van huisjesmelkerij, maar ook dat ze in schimmige carrousels terechtkomen waarbij ze uitgebuit worden in de bouw.
Minister, ik weet dat u het met me eens bent, want ook in uw beleidsnota spreekt u van de volgende doelstelling waar ik het volkomen mee eens ben: “We streven een veerkrachtige onderneming na die een personeelsbeleid vormgeeft vanuit een toekomstgericht verhaal waarbij loopbaanbeleid, skills verwerven, werplekleren, diversiteit, arbeidorgnaisatie, innovatieversterking en werkbaarheid van jobs tegelijkertijd centraal staan.”
U koppelt daar een hele resem goede voorstellen aan in verband met werkbaar werk, intersectorale afspraken en transitietrajecten. De controles zijn voor een groot stuk een federale materie, maar op Vlaams niveau is er ook nood aan opvolging om ook deze bedrijven te helpen en te duwen richting omslag naar die veerkrachtige ondernemingen die ervoor zorgen dat iedereen die daar werkt, op een menswaardige, legale en kwalitatieve manier wordt tewerkgesteld.
Minister, hoe kunt u garanderen dat dergelijke bedrijven mee die omslag maken? Welke acties uit uw beleidsnota kunnen dat garanderen? Welke stappen zijn ondernomen? Of zijn er bijkomende acties nodig?
Minister Crevits heeft het woord.
Er zit iemand uit Aalter naar mij te glimlachen die ik uiteraard niet bij naam zal noemen.
Collega Annouri, het voorbeeld dat u aanhaalt, is echt schrijnend. Ik begrijp uw verontwaardiging en ben zelf ook extreem verontwaardigd bij het horen en lezen van wat er is gebeurd. Dit kan totaal niet door de beugel, maar het is natuurlijk geen reden om de hele sector over dezelfde kam te scheren.
U vraagt naar meer preventie, en terecht, en u citeert daarbij uit mijn beleidsbrief. Ik wil ter zake een aantal elementen meegeven. Via de nieuwe sectorconvenants 2021-2022, waarover ik momenteel volop aan het onderhandelen ben, stimuleer ik sectoren en dus ook de bouwsector om hun bedrijven te ondersteunen richting veerkracht en werkbaarheid. In het nieuwe sectorconvenant, waarover ik momenteel met de bouwsector onderhandel, zal er prominent aandacht zijn voor de door u gemelde problemen. De sector is zich zeker bewust van de sterke aanwezigheid van buitenlandse werkkrachten en van de verantwoordelijkheden die daarmee gepaard gaan. Ik lees in de voorlopige teksten hoopvolle passages. Zodra het convenant afgesloten is, kunnen we daar misschien nog eens op doorgaan. De finale teksten zullen in het voorjaar van 2021 beschikbaar zijn.
Voor het toewerken naar sterkere intersectorale afspraken zijn drie intersectorale adviseurs aan de slag bij de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), die onder andere werk zullen maken van intersectorale samenwerking. Dit zal de bouwsector ook ten goede komen.
Er is ook het actieplan 'Werkbaar werk' dat nog verder wordt uitgerold. Daarnaast werken we ook aan een VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) ‘Alle hens aan dek’ waarbij we die veerkrachtige en inclusieve arbeidsmarkt samen met een twintigtal speerpunten op de agenda zetten. Ik hoop dat dit VESOC-akkoord voor de kerstvakantie nog kan worden gefinaliseerd.
Mijnheer Annouri, ik ben het zeker met u eens dat we hier ook een verantwoordelijkheid in hebben. Er ligt een grote verantwoordelijkheid op het federale niveau, maar preventie is onze bevoegdheid. Ik wil absoluut verder investeren in een Vlaams flankerend beleid, zonder uiteraard alle bedrijven over dezelfde kam te willen scheren, wat u ook niet hebt gedaan.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt gelijk dat er heel wat bedrijven zijn die het goed menen maar er zijn ook een aantal hardnekkige problemen die telkens opnieuw boven komen. Het verhaal uit Aalter van de Portugese bouwvakkers dat we nu hebben gehoord, is niet nieuw. We zien en horen dat jammer genoeg al jaren, maar dan op andere plaatsen. Het blijkt dus om een soort van hardnekkige kwaal te gaan. Het ergste van al is dat die mensen worden uitgebuit. Zij komen naar hier omdat ze economische vooruitgang kunnen boeken, maar komen dan vaak in erbarmelijke toestanden terecht die Vlaanderen onwaardig zijn. Er is geen enkel probleem met buitenlandse arbeiders die hier komen werken of met werknemers binnen de EU die hier in de bouw komen werken, maar dan moeten we er verdorie voor zorgen dat dat op een correcte en menswaardige manier gebeurt.
Ik begrijp uit uw antwoord dat ik iets te vroeg ben, dat u net voor de kerstvakantie met het plan inzake werkbaar werk komt en dat die intersectorale akkoorden er ook aankomen, met veelbelovende passages, zoals u dat noemt. Ik kijk daar dus ten zeerste naar uit.
Mijn bijkomende vraag is of er naar aanleiding van dit specifieke geval ook overleg is geweest met federale collega’s over de controle. Vlaams gaat u immers inderdaad het preventieve luik inzake werkbaar werk in die bouwsector verder verstevigen. Federaal heb je dan de controles. Overlegt u daar regelmatig over? Op welke manier worden die twee dingen op elkaar afgestemd om ervoor te zorgen dat dat zo performant mogelijk is, en dat we echt stappen vooruit kunnen zetten? Ik denk immers dat de goede intenties er zijn, maar zoals ik daarnet al aangaf, is dit een heel hardnekkig probleem, en ik denk echt dat het goed zou zijn dat iedereen in de sector en in de buitenwereld ziet dat er echt wel stappen vooruit worden gezet en dat dit soort dingen steeds meer tot het verleden zullen behoren.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral meegeven dat ik het in dezen voor honderd procent eens ben met alles wat collega Annouri heeft gezegd, en dat komt niet zo vaak voor. Ik ben ook heel blij dat hij dit op de agenda heeft gezet. Ik deel ook volledig het sentiment van de minister: dit is in zovele opzichten zo laakbaar, eerst en vooral vanuit menselijk opzicht, want zo ga je niet om met mensen. Ik kan me ook onmogelijk inbeelden wat er in iemands hoofd omgaat die mensen in zulke erbarmelijke omstandigheden huisvest en laat werken. Ik kan me dat niet voorstellen. Dat staat zo haaks op alles wat ondernemerschap is, zo haaks ook op alles wat we hier in Vlaanderen hebben opgebouwd. Daar kan en mag echt geen plaats voor zijn.
Minister, mijn bijkomende vraag is: kunnen we dergelijke bedrijven die zich schuldig maken aan zulke wanpraktijken, bijvoorbeeld als ze eenmaal zijn veroordeeld of dat echt objectief is vastgesteld, ook uitsluiten van Vlaamse steunmechanismen? Dat type bedrijven kan immers misschien voor andere werknemers een doelgroepenkorting ontvangen, kan misschien een beroep doen op de kmo-portefeuille, kan misschien van de Vlaamse beschermingspremie genieten. Ik vind dat er geen eurocent aan subsidies mag vloeien naar een bedrijf dat wegens zulke zaken is veroordeeld. Kan men geen blacklist maken, net zoals we dat recent hebben voorgesteld wat de dienstenchequegebruikers betreft, als het gaat over Vlaamse steun voor bedrijven die zich op zo’n schandelijke manier tonen?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik wil me daar ook eventjes bij aansluiten, niet alleen omdat ik de situatie ter plaatse heb meegemaakt, maar ook omdat ik de vraag van collega Ronse wil ondersteunen. Ik ben het er helemaal mee eens dat we niet een hele sector mogen veroordelen, maar wat is het risico dat de situatie die zich in Aalter heeft voorgedaan, zich ook op andere plaatsen voordoet? Heeft men daar een zicht op en kan daaromtrent echt een beleid worden opgezet? Dit is immers echt schrijnend. Ik kom zelf uit die gemeente. We hebben dat ook zien groeien. Het is eigenlijk heel erg dat dat zo is geëscaleerd. Ik denk dus dat we vooral moeten proberen dat te voorkomen, en dat we er een zicht op moeten krijgen of er nog situaties in Vlaanderen zijn waarbij dat op die manier aan het evolueren is. Gelukkig, dat moet ik wel toegeven, is er heel kordaat opgetreden op het moment dat het probleem is ontploft, maar dat is wel gegroeid, dat is er niet van vandaag op morgen gekomen. Men moet er vooral dus ook voor zorgen dat men preventief kan werken, dat men alle tools die men heeft, gebruikt om zulke schrijnende situaties te voorkomen. Niemand wint hier immers bij, in de eerste plaats de arbeiders niet, maar ook de bedrijfswereld niet.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Er bloeit wat moois. Dat is wel grappig. Collega Annouri wilde geen namen noemen. Vervolgens krijgt hij de volle steun van collega Ronse, en dan noemt collega Schauvliege haar naam en steunt ze collega Ronse. Het is dus echt een bijzondere voormiddag.
Collega Ronse, ik ben het eigenlijk wel eens met uw laatste suggestie. Het is mijn oprechte overtuiging dat mensen die flagrant de bestaande regels met de voeten treden, geen aanspraak mogen kunnen maken op allerhande steunmechanismen. Omdat die bedrijven hebben kunnen doorwerken, zou het me verbazen dat dit bedrijf een beroep zou hebben gedaan op het Vlaamse beschermingsmechanisme. Dat moeten we eens bekijken. Er moet natuurlijk nog altijd sprake zijn van een veroordeling. Als de inbreuk is vastgesteld, volgt er altijd nog een procedure. Naar aanleiding van die zaken zijn wij dus sowieso aan het bekijken wat daar de overlapmechanismen zijn en tot waar dat al dan niet zou moeten gebeuren. Dat is dus ‘work in progress’. We bekijken dat nu zeker.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de bijkomende antwoorden. Ik wil collega Ronse en uitdrukkelijk ook collega Schauvliege bedanken voor de steun voor mijn vraag. Even serieus, ik vind het wel heel goed dat we het er kamerbreed over eens zijn dat dit compleet onaanvaardbaar is. We moeten dat blijven opvolgen en ervoor zorgen dat dit soort complete uitwassen volledig tot het verleden behoren. Ongetwijfeld zullen we ook dit debat blijven voeren, en ik kijk uit naar de nota’s en documenten die er net voor de kerstvakantie en in het voorjaar zullen komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.