Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het word.
Mijn vraag gaat over De ZorgSamen, waarin de Vlaamse Vereniging voor Klinisch Psychologen (VVKP) het luik ‘eerste helper’ en de zorgscreener heeft uitgewerkt. Mijn vraag gaat over het feit dat zij niet betrokken zijn in de uitvoering van hetgeen zij eerst mee op poten hebben helpen zetten. Ik vind dat een gemiste kans, minister, omdat we nu in de situatie zitten waarin de klinische triage van zorgverleners die het mentaal moeilijk hebben – we weten dat er zo erg veel zorgverleners zijn – vandaag moet gebeuren door externe preventiediensten, de laag-intensieve opvolging door de federale eerstelijnspsychologen moet gebeuren, en de gespecialiseerde behandelingen gebeuren door de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s).
De waarschuwing van de Vlaamse Vereniging voor Klinisch Psychologen is mijns inziens ten dele terecht: wat betreft die eerstelijnspsychologen federaal, doet het gros van alle psychologen hier niet aan mee, omdat zij niet geloven in dat programma zoals dat tot nu toe is uitgerold. En de CGG’s kampen natuurlijk met grote wachtlijsten. Het neveneffect is dat een zorgverlener die de stap zet naar mentale hulpverlening, die waarschijnlijk niet zal krijgen binnen een redelijk tijdsperspectief. Dat is dus de reden van mijn vraag, minister.
Wat was uw beweegreden om de Vlaamse Vereniging voor Klinisch Psychologen niet mee op te nemen in het hulpverlenersaanbod dat De ZorgSamen heeft ontwikkeld? Waarom werd de VVKP hier pas van op de hoogte gesteld nadat zij het voorbereidende werk hadden afgerond?
Erkent u de tekortkoming van de huidige situatie waarbij er enkel beroep gedaan wordt op de federale eerstelijnspsychologen en de CGG’s? Bent u bereid dit nog bijsturen? Waarom werd er gekozen om samen te werken met federale eerstelijnspsychologische zorg (ELP) en niet met de andere?
Minister Beke heeft het woord.
Om een proactieve benadering uit te werken voor de psychosociale noden van personen in de zorg en welzijnssector is er een werkgroep opgericht met verschillende partners, die ook betrokken waren bij het ontwikkelen van het platform ‘dezorgsamen.be’. Daarbij was ook de VVKP. De belangenvereniging van klinisch psychologen heeft zijn expertise ook aangeboden om een screeningsinstrument uit te werken op vraag van mijn kabinet en penhouder te zijn voor het ontwikkelen van ondersteunende materialen vanuit de interuniversitaire opleiding eerstelijnspsychologie. Voor het uitvoeren van een proactieve triage en klinische interventie is ervoor gekozen om samen te werken met al bestaande en door de overheid aangestuurde diensten. Dat is belangrijk, om te kunnen sturen op het aanbod zelf, de kwaliteit van het aanbod en de financiële toegankelijkheid. Het gaat hier immers over een proactief aanbod dat wordt aangereikt. Dan is het belangrijk dat er zo min mogelijk financiële drempels zijn en dat er kwaliteitswaarborgen zijn.
Het gaat dan concreet over de externe preventiediensten op het werk voor het uitvoeren van de triagefunctie en de geconventioneerde eerstelijnspsychologen en de CGG’s voor het uitvoeren van de klinische interventie. Hoewel de belangen van die psychologen ook vertegenwoordigd worden door de VVKP, heeft de VVKP vervolgens beslist om niet langer deel te nemen aan die werkgroep. Per brief heeft het bestuur van VVKP bevestigd dat zij ervoor kiezen om de beperkte middelen en mankracht van de vereniging voorlopig niet meer in te zetten voor dit project. Dat is uiteraard hun beslissing en we waarderen hen voor het deel van het werk dat zij op zich hebben genomen in het voorbereidende traject. De verdere werkzaamheden worden opgenomen door de verschillende partners die een functie op zich zullen nemen, zoals ik daarnet heb opgesomd. Het uitwerken van ondersteunende materialen wordt nog steeds opgenomen door de interuniversitaire opleiding eerstelijnspsychologie, met als penhouder de VUB.
In het concept van proactieve ondersteuning is het de bedoeling dat de betrokken diensten zelf contact opnemen met de betrokken persoon en om dit binnen een afgesproken tijdskader te doen. De operationele afspraken worden uitgewerkt in de werkgroep waar ik daarnet naar verwees. Er zal een IT-systeem gebruikt worden om de flow in deze zorgtrajecten goed op te volgen en te monitoren of de hulpvragen effectief snel en actief worden opgepikt. Er worden ook afspraken gemaakt rond notificaties van nieuwe meldingen, monitoring en rapportage.
Onder voorbehoud van goedkeuring van de Vlaamse Regering wordt er, structureel, op jaarbasis 4.800.000 euro toegevoegd aan de subsidie-enveloppe van de CGG’s. We vragen aan de CGG’S om bij de inzet van deze middelen bijzondere aandacht te besteden aan onder andere de mogelijke bijkomende instroom van hulpvragen van medewerkers uit zorg- en welzijnsvoorzieningen door de triage vanuit het screeningsinstrument van dezorgsamen.be.
We vragen aan de CGG’s een extra inspanning, om outreachend te werken naar de doelgroep van personeel in zorg en welzijn. Deze doelgroep is kwetsbaar voor het ontwikkelen van ernstige en langdurige psychische problemen naar aanleiding van deze crisis. De CGG’s onderschrijven deze noodzaak en nemen daarin een engagement op. Dat doen ze trouwens al sinds het begin van de crisis. Met deze structurele uitbreiding van hun capaciteit willen we hen hierin ook extra ondersteunen en waarderen.
Daarnaast heeft mijn collega, federaal minister Vandenbroucke, recent aangekondigd dat er middelen worden vrijgemaakt om 1.500 extra voltijdsequivalenten (vte’s) te werk te stellen ter versterking van het psychisch zorgaanbod op de eerste lijn. Wij werken op dit moment aan een protocolakkoord met de collega’s van de federale overheid en de andere deelstaten over de inzet van deze bijkomende middelen. Minister Vandenbroucke geeft hierbij aan dat hij de huidige modaliteiten van de terugbetaling van de eerstelijnspsychologen zoals bepaald in de conventie zal herzien en deze middelen zal samenvoegen met deze uitbreiding. We zijn voor deze uitbreiding en aanpassing van de modaliteiten in nauw overleg met de verschillende deelstaten en de federale overheid. De beroepsverenigingen zullen hierover binnenkort ook worden geconsulteerd door de federale overheid.
Om in dit project te stappen, schat de federale overheid in dat er momenteel al voldoende capaciteit is aan geconventioneerde eerstelijnspsychologen. Uiteraard zullen we de match tussen de hulpvragen en het aanbod goed moeten opvolgen en zoals ik al zei, worden er hierover afspraken gemaakt.
De terugbetaling van maximaal acht sessies bij een eerstelijnspsycholoog door de federale overheid gebeurt door klinisch psychologen die hiervoor een overeenkomst afsluiten met een netwerk geestelijke gezondheidszorg in de regio waar ze werkzaam zijn. Elke klinisch psycholoog die zich hiervoor wil engageren en in aanmerking wil komen voor deze terugbetaling is vrij om zich hiervoor kandidaat te stellen via het netwerk geestelijke gezondheidszorg. Sinds de coronacrisis heeft de federale overheid de beperkingen op dit aanbod versoepeld en is dit aanbod beschikbaar voor alle burgers van alle leeftijden. Voordien was dit enkel beschikbaar voor de doelgroep volwassenen.
Andere eerstelijnspsychologen die gefinancierd worden door de Vlaamse overheid zitten ingebed in de netwerken 1Gezin1Plan en richten zich op de doelgroep kinderen en jongeren. Daarnaast zijn er sinds februari 2019 zes Vlaamse pilootprojecten eerstelijnspsychologische functie specifiek voor de doelgroep ouderen. Vanuit de Vlaamse overheid worden er geen eerstelijnspsychologen gefinancierd voor de doelgroep volwassenen, dus ook niet voor de hulpverleners in de zorg en welzijn.
De heer Parys heeft het woord.
U zegt dat u daarvoor gekozen hebt, onder andere wegens de betaalbaarheid van het aanbod. Minister, waarom laten we de zorgverstrekkers die nood hebben aan psychologische bijstand niet zelf kiezen op welk aanbod ze willen ingaan? De betaalbaarheid zal uiteraard voor iedereen anders zijn. Maar ik maak me echt zorgen over de beschikbaarheid van dat hulpverleningsaanbod. 80 procent van het federale budget voor de eerstelijnspsychologen wordt niet opgenomen, louter en alleen omdat de eerstelijnspsychologen er gewoon niet in geloven. Ze worden te weinig vergoed. Het systeem is ook veel te complex: u weet dat men eerst naar de huisarts moet, dan een sessie krijgt bij een psycholoog, dan een aantal keer mag langsgaan, maar men moet terug naar de huisarts als men het wil verlengen. Het is eigenlijk te ingewikkeld om uit te leggen. Ik maak me daar wel zorgen over. Ik vind het positief dat u in overleg bent met het federale niveau, dat daar een aantal extra mensen in dat systeem zouden kunnen instappen, dat daar geld voor vrijgemaakt zou worden – dat is ook niet zo moeilijk, aangezien 80 procent van het budget vandaag niet gebruikt wordt. Maar die zorgverstrekkers hebben nu nood aan hulp en ik maak mij zorgen dat ze die nu niet krijgen. Ik maak mij ook zorgen dat wat het federale niveau aan het doen is, die modaliteiten, wat sleutelen is aan iets dat sowieso niet werkt. Dan krijg je een systeem dat helemaal vierkant draait. Wat dus die eerstelijnspsychologen op federaal niveau betreft, heb ik een grote bezorgdheid.
Ten tweede: dat die CGG’s met 4 miljoen euro extra ondersteund worden, juicht mijn fractie absoluut toe. Dat is een hele goede zet. Maar zij kunnen natuurlijk niet alles opvangen. Minister, daarnet zei u dat u een soort engagement hebt afgesproken met de CGG’s dat wanneer er mensen uit de zorgsector komen met mentale bijstandsvragen, die een soort voorrang krijgen. Kunt u dat eens uitleggen? Je hebt vandaag één wachtlijst voor CGG’s, ik ben een zorgverstrekker, ik kom via het project dat we nu bespreken, De ZorgSamen, naar een CGG. Kom ik dan op een aparte wachtlijst terecht en kom ik dan sneller binnen? Of krijg ik sowieso een ticket waarmee ik iedereen die vandaag al op de wachtlijst staat, voorbijsteek? Dat lijkt mij heel belangrijke informatie voor de mensen die vandaag wachten op psychologische hulp bij een CGG. Transparantie en duidelijkheid van de regels zijn belangrijk om een goed draagvlak te behouden.
Mijn derde opmerking is: u hebt daarnet gezegd dat u afspraken gemaakt hebt over registratie. Dat vind ik goed. Maar de vraag is dan hoeveel mensen vandaag al door dit systeem binnengekomen zijn via een externe preventiedienst, via de CGG’s of via die federale eerstelijnspsychologen, om effectief bijstand te vragen. U weet dat ik meestal naar cijfers vraag en of we daar een zicht op hebben. Maar gaan we ook de impact meten en hoe gaan we weten of we een resultaat bereikt hebben?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik pleit ervoor om inderdaad verder te overleggen met de federale overheid. Ik weet dat er daar de komende jaren extra inspanningen gebeuren, ook budgettair. Ik weet dat dit niet specifiek iets met budget te maken heeft, maar er zullen een aantal extra inspanningen gebeuren wat die geestelijke gezondheidszorg betreft. Ook de Vlamingen kunnen daar alleen maar voordeel bij hebben.
Ook denk ik dat de laatste vraag terecht is: hoe zullen we zien dat er beterschap is? Vandaar de vraag: wordt dit gemonitord? Hebt u een zicht op de wachtlijsten die er op dit moment zijn? Hoe lang moet een zorgverstrekker op dit moment wachten op hulp bij die CGG’s als er een probleem is? Of moet ik dat de komende dagen noodgedwongen vragen via een schriftelijke vraag?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de vernieuwde aanpak gaat vooral over het snel oppikken van signalen en het snel contact leggen. Dat wil niet zeggen dat die persoon meteen ook al een volledig behandelingstraject zal krijgen, maar hij komt wel sneller op de radar, en dat lijkt me een eerste belangrijke stap die moet worden gezet, en die ook kan worden gezet.
Wat de opmerking over de zorgverstrekkers betreft: die hebben een vrije keuze. Het is enkel bij gebruik van een screeningsinstrument dat we die flow kunnen opzetten. Als uit die screening blijkt dat het signaal zorgwekkend is, dan wordt dat ook doorgegeven aan de preventiediensten op het werk, en dan maakt men ook een afspraak om een proactief aanbod voor te stellen. Dat is een vernieuwende aanpak, en dat doen we ook met gecontroleerde tarieven, sturing door de overheid en monitoring van de aanpak. Wat de bredere kwestie betreft: er zijn voorwaarden in de federale conventie eerstelijnspsychologen, die daar verder worden besproken. Dat zal dus worden besproken en ook herbekeken. Ik neem aan dat de VVKP daar ook wel bij zal worden betrokken.
Ik wil nog even terugkomen op dat experiment. We willen vooral kijken naar een andere manier van werken. We gaan dat uittesten, om te verhinderen dat signalen te lang blijven liggen en niet worden opgepikt. Het gaat dus over de vraag hoe we die snel kunnen oppikken. Dan zullen we bekijken waar er antwoorden kunnen zijn, zonder dat het totale pakket er al van bij het begin zou zijn.
Dit is van groot belang voor het zorgpersoneel. We weten dat zij zelf niet snel om hulp vragen. Er is een heel aanbod gedaan, maar wij en de mensen op het terrein voelen dat zo aan. Het is dus belangrijk om aan te geven dat dat aanbod er daadwerkelijk is.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, het is goed dat problemen snel op de radar komen, maar het is natuurlijk nog veel beter dat er sneller een volledige behandeling komt. Ik neem aan dat u bedoelt als u het hebt over geen volledig behandelingstraject dat die mensen wel al een intakegesprek en bijvoorbeeld onlinehulpverlening kunnen hebben, maar dat ze nog niet het volledige pakket aangeboden krijgen. Ik zou er toch voor willen pleiten om dat in goed overleg met de sector te doen, om de VVKP te betrekken en er vooral voor te zorgen dat, wanneer mensen specifiek uit de zorgsector zich komen aanmelden met mentale problemen, men die ook zo snel mogelijk een volledig pakket qua hulpverlening kan aanbieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.