Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de zomerscholen blijven me intrigeren, vandaar deze vraag.
In verschillende Vlaamse steden en gemeenten werden tijdens de afgelopen zomerperiode voor het eerst zomerscholen ingericht, met als bedoeling leerlingen voor te bereiden op het nieuwe schooljaar en om de vele gemiste lessen, waar mogelijk, te compenseren. De ongerustheid over de leerachterstand was er zeker voor de meest kwetsbare leerlingen. Niet iedereen is thuis immers even goed omkaderd. De laatste cijfers wijzen ook wel in die richting; de ongerustheid was terecht.
In totaal werden 138 zomerscholen georganiseerd. Thomas More onderzocht dit initiatief met als doel de goede praktijken en verbeterpunten in kaart te brengen. Die evaluatie is zeer waardevol – we hebben ze nog mogen beluisteren in de coronacommissie –, zeker gelet op de actie in het regeerakkoord 2019-2024 om zomerscholen te faciliteren met het oog op taalstimulering Nederlands.
Het rapport van de zomerscholen werd op 20 november 2020 bekendgemaakt en het resultaat was positief. Uit de wetenschappelijke evaluatie blijkt dat de zomerscholen er inderdaad in zijn geslaagd om de meest kwetsbare leerlingen te bereiken. 83 procent zouden leerlingen met een leerachterstand zijn geweest, 75 procent kansarme leerlingen en 65 procent anderstalige leerlingen. Die doelgroepen waren dus effectief sterk vertegenwoordigd.
Minister, wat waren – naast de bereikte doelgroepen – de inzichten van u over de wetenschappelijke evaluatie van de zomerscholen? Welke goede praktijken en knelpunten werden vastgesteld?
Hoe zult u deze leerpunten integreren in de structurele verankering van de zomerscholen? Zullen deze zomerscholen opnieuw worden ingezet in functie van het compenseren van de coronaschade in het onderwijs en/of met oog op taalstimulering Nederlands?
Op welke termijn voorziet u de zomerscholen Vlaanderenbreed uit te rollen?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega's, het was een goede beslissing om die zomerscholen te lanceren. We zijn heel snel aan de slag moeten gaan, maar het is toch wel gelukt. Er was ook een groot enthousiasme bij inrichters en deelnemers. Daarnaast valt de positieve evaluatie van de samenwerking tussen scholen en lokale besturen op. Er zijn sterkere banden tot stand gekomen. Ook de meerwaarde van de combinatie tussen een onderwijs- en vrijetijdsaanbod valt op. Voor mij zijn dit belangrijke uitgangspunten om de structurele verankering van de zomerscholen vorm te geven.
Het volledige onderzoek kunt u raadplegen via de website onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsonderzoek
De goede praktijken zullen vooral aan bod komen in het tweede deel van dit evaluatieonderzoek. Eind januari 2021 zullen de onderzoekers een inspiratiegids opleveren die mogelijke initiatiefnemers moet ondersteunen en inspireren, met tips en richtlijnen, en goede voorbeelden uit Vlaanderen en het buitenland.
Ik geef enkele cijfers mee die toch indrukwekkend zijn, gelet op de beperkte voorbereidingstijd.
Er waren 138 zomerscholen op 226 locaties, met bijna 750 klassen met 7521 leerlingen en 1400 medewerkers. 59 procent van de zomerscholen was voor lager onderwijs, 18 procent was een combinatie van lager onderwijs en secundair onderwijs en 23 procent was enkel secundair onderwijs. Bij 50 procent was de inrichter een lokaal bestuur, bij 44 procent een school en 8 procent had een derde partij als inrichter. Het zwaartepunt lag in de laatste drie weken van augustus. 11,6 procent van de zomerscholen was gericht op remediëring, 7,2 procent op voorbereiding en 81,2 procent op beide. Twee derde van de zomerscholen had een ‘open aanbod’ voor iedereen, een derde was enkel voor eigen leerlingen. 87 procent van de ingeschreven leerlingen kwam meer dan 80 procent van de dagen opdagen.
Het onderzoek is ook eens gaan kijken naar wie we nu bereikt hebben met deze zomerscholen. De focus lag op het bereiken van de meest kwetsbare doelgroep en we hebben die doelstelling bereikt. Het doelpubliek van de leerlingen bestond uit – ik geef een top drie: 83 procent leerlingen met leerachterstand, 75 procent kansarme leerlingen, 65 procent anderstalige leerlingen. Van de anderstalige leerlingen had bijna een derde niet de Belgische nationaliteit. De helft groeit op in minstens gedeeltelijk anderstalige thuisomgeving. Het aandeel leerlingen met SES-kenmerken (socio-economische status) ligt dubbel zo hoog als in de Vlaamse schoolbevolking. We hebben dus echt de doelgroep wel bereikt.
Heel wat ‘knelpunten’ uit het onderzoek hadden eigenlijk te maken met de zeer strakke timing. Zoals u weet, hadden scholen niet zo veel tijd om in te schrijven en voorbereidingen te treffen. Bij een volgende oproep gaan we dan ook veel vroeger starten, zodat scholen zich beter kunnen organiseren in bijvoorbeeld het aantrekken van voldoende medewerkers.
Zoals u weet, is Onderwijs niet het enige betrokken beleidsdomein. We hebben het samen gedaan in de Vlaamse Regering. Door de belangrijke rol van de lokale besturen is ook mijn collega Bart Somers betrokken. Op dit moment zijn medewerkers van beide beleidsdomeinen de mogelijkheden voor een verankering aan het verkennen. We gaan dat effectief doen. Gelet op de positieve evaluatie, kan er geen twijfel meer over bestaan. Ook gelet op de vaststellingen van de leerachterstanden, moeten we ze structureel verankeren. We zullen er meteen een 2.0 versie van maken en zorgen dat het nog beter wordt voorbereid. Ook de inhoudelijke klemtonen liggen ter bespreking voor. Het evaluatieonderzoek adviseert de doelstellingen scherper te formuleren in functie van remediëring. En door de impact van corona, zowel op het vorige als op het lopende schooljaar, zal dit ongetwijfeld noodzakelijk blijven. Hoe dit concreet vorm zal krijgen, is nog voorwerp van discussie.
We gaan de zomerscholen dus structureel verankeren. Met de goede praktijken die we verzamelen in binnen- en buitenland, kunnen we het aanbod alleen maar verbeteren.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw enthousiasme en uw antwoord.
Voor mij is de tweede aanbeveling van de onderzoekers ten aanzien van de inrichters heel belangrijk. Ze stellen voor dat de inrichters van de zomerscholen duidelijk zullen moeten kiezen voor het gericht wegwerken van leerachterstand als primair doel van de zomerscholen, hetzij op het vlak van taalvaardigheid, hetzij op het vlak van andere leerdomeinen. Ze benadrukken dat het heel belangrijk is om de grote fragmentering in het aanbod tegen te gaan. Te veel dingen willen doen op die korte tijd van de zomerschool, kan een negatief effect hebben op de effectiviteit van de doelstellingen die ze willen bereiken.
Minister, ik heb nog enkele bijkomende vragen. U hebt gezegd dat de administratie bezig is te bekijken hoe we dat gaan verankeren en organiseren voor het volgend schooljaar. De onderzoekers zelf vragen aan de beleidsmakers een faciliterend kader. Hoe ziet u dat? Hebt u daarover al iets gehoord? De onderzoekers hebben al wel wat toegelicht hoe zij het zien.
Er kwamen nog twee andere belangrijke kwesties uit het rapport naar boven, namelijk de uitdaging om voldoende gekwalificeerde medewerkers te vinden en het gebrekkig zicht op de beginsituatie van de leerlingen. De leerlingen komen uit verschillende scholen naar een bepaalde zomerschool. De mensen die daar werken, kennen de kinderen vaak niet. De scholen van de leerlingen zelf zijn natuurlijk het best geplaatst om gekwalificeerde medewerkers aan te bieden en om de beginsituatie van die leerlingen goed in kaart te brengen. Wij zijn ook wel van mening dat al die zorg en ballast van de zomerscholen niet op de scholen zelf terecht mag komen. Hoe ziet u het evenwicht tussen het feit dat we die scholen nodig hebben om bepaalde zaken te kunnen bereiken en het feit dat we ook kijken naar de lokale besturen om het te organiseren?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Het rapport over de zomerscholen is voorgesteld in de coronacommissie. Er zijn zeker positieve elementen. Ik blijf erbij dat het ook goed was dat die zomerscholen werden georganiseerd. We weten zeker dat er wel een leerachterstand was en dat die zomerscholen toch belangrijk zijn geweest in het proberen weg te werken van die leerachterstand. Maar er zijn ook kanttekeningen te maken, zoals bij het rapport zelf. Het is gestoeld op bevragingen en nogal subjectieve indrukken, denk ik soms. Men kan ook over de methodiek een aantal vragen stellen.
Zo is er niet bevraagd waarom de scholen die niet deelnamen dat niet deden, en dat waren er heel wat. Soms ging het vlot, maar in andere steden en gemeenten was het heel moeilijk om scholen mee te krijgen. Het wordt ook aangegeven: soms ontbraken de structuur of de middelen, of het was moeilijk om medewerkers – en zeker pedagogische medewerkers – te vinden, of de vergoedingen werden niet altijd als voldoende ervaren. Dus er is nogal nog wat organisatorisch werk.
Meer fundamenteel, minister, we hebben een deel van de kinderen bereikt. De kinderen die we bereikt hebben, kwamen uit kwetsbare groepen of waren anderstalig of zo. Dat is goed. Dat was de bedoeling. Maar doordat de zomerscholen niet overal georganiseerd werden, hebben we ook een groep kinderen, die het even moeilijk hebben, niet bereikt. We krijgen een fundamentele ongelijkheid, natuurlijk. Zeker als we focussen op het echte leren, gekoppeld aan de eindtermen inzake wiskunde en taal, krijgen we een fundamentele ongelijkheid en een schending van het leerrecht voor die kinderen die geen toegang hebben tot de zomerscholen.
Minister, hoe gaat u dat oplossen en aanpakken? Het kan problematisch zijn als niet elk kind in Vlaanderen dat het nodig heeft, toegang heeft tot de zomerscholen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Dank voor uw vraag, mevrouw Krekels. De zomerscholen zijn heel erg belangrijk. De uiteenzetting van de heer Verachtert in de coronacommissie over de zomerscholen was zeer verhelderend. Het is een goede zaak dat ze zo’n succes kenden.
We hebben in de commissie ook de onderwijsverstrekkers gehoord. De schoolbesturen hebben graag de regie van de zomerscholen in handen. De samenwerking met de lokale besturen is natuurlijk nuttig, alleen al door het schaalvoordeel. Zoals mevrouw Krekels zei, is het probleem dat de beginsituatie van de kinderen dan onbekend is. Het is moeilijk om te beginnen. Een bijkomend groot probleem was het vinden van bekwaam personeel. Er zijn specifieke kansengroepen die op de zomerscholen gericht zijn; zij hebben het meest baat bij ervaren leerkrachten.
Minister, ik doe de suggestie – net zoals de onderzoekers – dat het misschien zou helpen als er een volwaardige vergoeding komt voor de leerkrachten. Het is toch van belang dat we de beste leerkrachten inzetten voor de meest kwetsbare leerlingen.
Ik ben een groot voorstander van de zomerscholen. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat ze aanvullend en flankerend zijn. Ze mogen natuurlijk op geen enkel moment het gewone onderwijs in de klas tijdens het schooljaar vervangen. Zeker in deze context waren ze zeer nuttig. Ik kan me voorstellen dat ze, om het zomerleerverlies tegen te gaan, nuttig zullen blijven.
Mevrouw Meuleman, u haalde het net aan: op dit moment zijn de zomerscholen facultatief. De vrijblijvendheid zorgt ervoor dat we een soort regionale spreiding hebben. In sommige gebieden – in de coronacommissie heb ik het voorbeeld van Denderleeuw gebruikt – heeft men veel kinderen met SES-kenmerken (socio-economische status) en anderstaligen, maar er werd slechts één zomerschool georganiseerd. Als u de zomerscholen structureel gaat verankeren, hoe gaat u dit probleem dan aanpakken? Gaat u het dan toch verplichten? Hoe gaat u ervoor zorgen dat het leerrecht voor elk kind gegarandeerd blijft?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik heb ook zelf al vaker aangegeven dat zomerscholen enkel aanvullend en flankerend kunnen zijn en dat … (onverstaanbaar) … een eerste start neemt in de klas.
Ik neem het evaluatierapport van de zomerscholen erbij en focus op een bepaalde zin. De onderzoekers geven aan dat dit vooral een startpunt was voor een open gesprek over de ‘lessons learned’ over de zomerscholen 2020 met het oog op … (onverstaanbaar) …
Sta me toe, minister, om bedenkingen te uiten bij het zeer overtuigende positieve verhaal dat u hier brengt. De onderzoekers reikten ons heel wat zaken aan waarover moet worden nagedacht. We hebben het over belanghebbenden die nog betrokken zouden moeten worden bij een volgende afstemming. Gaat u daarmee akkoord?
Hebt u overleg gehad met de onderzoekers over het open gesprek dat men nog zou willen voeren?
Er moet nog onderzoek worden gevoerd naar dit belangrijk thema, dat is duidelijk. Heel wat thema’s werden aangekaart die nog verder onderzocht moeten worden. Er zijn ondertussen focusgroepen vastgelegd. Ik heb alvast de vraag meegegeven of er een verschil is tussen de steden en gemeenten die zelf onderwijs inrichten en de andere. Die eerste groep zou gemakkelijker zomerscholen inrichten. Als we dit Vlaanderenbreed willen uitwerken, hoe ziet u dat dan ten aanzien van de Vlaamse sturing en de lokale autonomie?
Mevrouw Krekels had het over de stimulering van het Nederlands. In het regeerakkoord staat dat ook initiatieven zoals zomerscholen Nederlands, georganiseerd door lokale partners en het middenveld, worden gefaciliteerd. Op die manier vermijden we regressie bij de leerlingen door de zomervakantie. De focus ligt op remediëring. Volgens de onderzoekers is het aangeraden om doelen te kiezen, maar ik wil voorstellen dat we dat ruimer zien dan enkel het Nederlands of de wiskunde. We moeten ervan uitgaan dat we de zomerscholen op maat organiseren en dan is er natuurlijk de dualiteit hoe we dat gaan aanpakken.
Vertrekken we vanuit de situatie van de leerlingen? Of proberen we echt een format te bieden dat dan niet zo sterk gericht is op de beginsituatie van de leerlingen? Hoe kijkt u daarnaar? Geeft u de autonomie aan de zomerklassen? Hoe ziet u dat? Daaraan gekoppeld, is de vraag voor wie de zomerscholen precies bedoeld zijn. Moeten we zoeken naar een soort attestering die nodig is om toegang te hebben tot de zomerscholen? Hoe ziet u dat?
Ik had nog een vraag rond het personeelsbeleid, maar daar zijn al veel vragen over gesteld.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, inzake de toekomst van de zomerscholen, zoals collega Vandromme heeft geschetst, zien wij dat er ook een coördinatierol was weggelegd voor de provincies. Dat is positief onthaald. De kleinere lokale besturen kregen zo ondersteuning. Ik wil nogmaals bevestigen dat dit een goede keuze was die we in de toekomst graag zouden behouden bij een eventuele verankering.
De focus ligt op de remediëring. Het lijkt me logisch dat dat cruciaal is. Het aspect sport, spel en ontspanning is volgens mij ook heel belangrijk. Dat is in de geest meegenomen. We moeten de kans benutten om de lokale sport- en jeugdverenigingen maximaal te betrekken. Enerzijds kan men daar andere vaardigheden leren, sociale vaardigheden, die toch heel belangrijk zijn in de groei naar volwassenheid. Anderzijds is het vaak zo dat heel wat leerlingen uit de doelgroep ondervertegenwoordigd zijn in die sport- en jeugdverenigingen. Zo kunnen ze worden opgenomen in het sociaal weefsel en sterker worden. Het zou goed zijn, minister, om dat aspect bij de verdere uitrol en verankering zeker ook mee te nemen en extra te stimuleren. Bent u ertoe bereid om extra stimulansen te geven om die lokale sport- en jeugdverenigingen te betrekken bij de zomerscholen?
De heer De Gucht heeft het woord.
Bedankt voor uw uiteenzetting, minister. Eerlijk gezegd, ik ben heel optimistisch. We moeten dat durven zeggen: u bent er, minister, in een bijzonder beperkte periode in geslaagd om iets dat bepaalde lokale besturen al deden, maar waar nog geen structuur achter zat, te structureren. Er is een mooi resultaat neergezet. Wat deze zomer gerealiseerd werd, is een zeer positieve aangelegenheid. We moeten dat op die manier durven zeggen. Dat is gelukt door de heel mooie inspanningen van u en uw kabinet, en natuurlijk van de mensen op het veld.
De zaken die naar voren gehaald werden, zoals mevrouw Vandromme stelde, hoe kan je die structureren? (Het geluid bij de heer De Gucht valt weg gedurende enkele seconden)
Zoals voor alles geldt, is er een wereld voor en een wereld na corona. Voor corona lag onze focus op de kennis van de taal, we mogen dat pad zeker en vast niet verlaten, we moeten dat verbreden. We moeten verder inzetten op het juiste leerlingenbereik. We moeten de lokale besturen maximaal meekrijgen in dat verhaal.
Zowel het katholiek als het gemeenschapsonderwijs werd bevraagd inzake de leerachterstand. Het grootste probleem bij die leerachterstand is dat de sociaal zwakkeren nog extra getroffen worden. De zomerscholen kunnen een deel van de remediëring zijn. We moeten bekijken – deels zijn we daarin geslaagd – hoe we die kinderen en jongeren kunnen bereiken. De uitdaging zal zijn om hen nog meer te bereiken. Hoe kunnen we het pad dat we nu volgen, verbreden? Hoe gaan we daar verder aan werken? Dat zal de grootste uitdaging worden.
Op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat we genoeg mensen hebben om die zomerscholen vorm te geven? Het is geen school, het is een aanvullend gegeven. We moeten daarnaast wel bekijken hoe we de vergoedingen kunnen optimaliseren om nog meer mensen aan te trekken. Er was een eerste lockdown. Daarna waren er zomerscholen. Nu speelt zich weer een hele periode af. De vermoeidheid bij de leerkrachten is zeker aanwezig door de uitdagingen die allemaal op hen zijn afgekomen in de afgelopen maanden en die er nog komen in de volgende maanden. We moeten er eens over nadenken hoe we nog extra mensen kunnen enthousiasmeren om daar deel van uit te maken. Een van de argumenten zal een vergoeding zijn. Hoe kunnen we dat op een goede manier structureren?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega's, ik heb al vaker gezegd dat ik de zomerscholen deze zomer een bijzonder goed initiatief vond. Ik heb zeer veel mooie dingen gezien. Ik denk alleen dat we er geen heilige graal van moeten maken om leerachterstand in het algemeen weg te werken – we hebben die discussie gisteren ook in de plenaire vergadering gevoerd, minister - simpelweg omdat ik ervan overtuigd ben dat je met de zomerscholen nooit alle leerlingen gaat bereiken die nood hebben aan extra ondersteuning en bijspijkering om mee te kunnen in de klas. Voor mij blijft het heel duidelijk: het gros van de remediëring moet gewoon gebeuren in de klas, al kan wat mij betreft een zomerschool, zeker in een periode van acht maanden, zodat kinderen inderdaad vrijwillig op zoek kunnen gaan naar extra stimulering - niet alleen rond Nederlands, maar ook gewoon in het algemeen, creatief denken, skills - zeker geen kwaad.
Er zijn al een aantal terechte vragen gesteld door de collega's over hoe we die zomerscholen in de toekomst gaan voortzetten. Het zal inderdaad een kwestie zijn van de doelstellingen en de personeelsinzet op scherp te stellen. Want er is toch nog wat frustratie over een vergoeding. Dat zal ook nodig zijn om voldoende mensen te blijven motiveren om te blijven deelnemen.
En dan is er nog het ook al aangehaalde punt van de spreiding. Het moet toch de ambitie zijn om in alle mogelijke Vlaamse en Brusselse gemeenten zomerscholen aan te bieden. Ik steun op zich het idee om de zomerscholen uit te rollen in de komende jaren, maar ik vraag me wel een beetje af hoe we dat gaan betalen, zeker als er een uitbreidingsambitie aan vastzit. Als ik het goed heb, is er deze zomer 11 miljoen euro uitgetrokken voor die zomerscholen. Is het de bedoeling dat u dat de volgende jaren gaat blijven betalen met relancemiddelen? Of wordt er nagedacht over een structurele manier om die zomerscholen te verankeren in het budget, zodat we ook op langere termijn zeker zijn dat dat soort initiatieven hun weg blijven vinden?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u, ik ben blij dat ik nog iets mag zeggen. Eén vraagsteller, en heel veel tussenkomende partijen, wat natuurlijk ook wel bewijst dat het redelijk goed zit. Alles kan beter. En het is natuurlijk niet alleen zaligmakend als het gaat over de aanpak van de leerachterstand. Dat heeft ook niemand ooit beweerd. Maar het is toch wel een heel mooie aanvulling.
Ik wil de band met de scholen niet lossen. Ik denk dat leerkrachten en klassenraden net het best geëquipeerd zijn om leerlingen en ouders te leiden naar het aanbod dat geformuleerd wordt. Het lijkt mij echt wel belangrijk dat zij net die betrokken doelgroep van jongeren met een leerachterstand kunnen aantikken, aanmoedigen en stimuleren om in te gaan op het aanbod dat wordt geformuleerd door een zomerschool.
Daarop aansluitend vind ik wel dat het voorwerp moet zijn en blijven van vrij initiatief en dat er, wat mij betreft, geen sprake kan zijn van enige dwang, niet de dwang om het te organiseren in hoofde van scholen, en niet de dwang om in te gaan op het aanbod in hoofde van leerlingen en/of ouders. Want dan komen we echt in een totaal ander gesternte. Dan is die zomerschool eigenlijk bijna een strafkolonie. Dat wil ik echt vermijden. Het is een zomerschool. Het is het vakantiegegeven. Ik had uit de evaluatie toch ook begrepen dat net die combinatie tussen schools én vrijetijdsaanbod werkt. Maar als we dat in een ander gesternte gaan onderbrengen, vrees ik er een beetje voor dat men die zomerscholen als een straf gaat beschouwen.
Ik wil faciliteren. Wat betekent dat? De inspiratiegids zal op dat vlak natuurlijk wel wat instrumenten aanreiken. U moet weten dat we al wel de beslissing genomen hebben om de nodige kredieten te voorzien. Er was aanvankelijk een heel groot budget voorzien, maar er was teveel begroot. We hebben die middelen ondertussen al kunnen recupereren. Een deel van die middelen heb ik gebruikt voor bijvoorbeeld een aanbod inzake bijscholing en het naschoolse aanbod om leerlingen met een leerachterstand te kunnen bijspijkeren.
Uiteindelijk hebben we aan de zomerscholen zelf ongeveer 1,6 miljoen euro gespendeerd. Collega Somers en ikzelf hebben nu voor volgend jaar elk structureel 5 miljoen euro voorzien, dus samen 10 miljoen euro, tegenover een budget van 1,6 miljoen euro nu. We hebben dus wel wat ruimte om te kunnen faciliteren. We gaan er natuurlijk niet mee gooien, maar we kunnen daar toch wel iets bieden.
Het is vooral belangrijk omdat scholen meer tijd zouden kunnen krijgen, zowel organisatorisch als pedagogisch. Ik plaats een beetje een kanttekening. Mijnheer De Gucht, u hebt gelijk, ook voor de zomerscholen zal er ongetwijfeld een periode voor en een periode na corona zijn. Maar het is natuurlijk zo dat de omstandigheden ook belangrijk zullen zijn. Ik moet erkennen dat het succes, namelijk het feit dat de zomerscholen die werden aangeboden, snel werden gevuld, ongetwijfeld ook te maken zal hebben met de lockdown die meegespeeld heeft. Daar moeten we ook eerlijk in zijn, denk ik. Er zal een grote appetijt geweest zijn, vooral bij jongeren en kinderen, om opnieuw met andere jongeren te kunnen samenspelen. In mei en juni waren de lagere scholen weer open, maar voor het secundair onderwijs was dat nog niet echt het geval. Daar zal dus ongetwijfeld een grotere appetijt geweest zijn. We kunnen nu nog niet zeggen in welke situatie we de eerstkomende zomer zullen vertoeven, maar mogelijk is die wel anders. Dat gegeven van die appetijt zal misschien ook wel een rol gespeeld hebben – gewoon om eerlijkheidshalve het succes van de zomerscholen een beetje te nuanceren.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik dank de collega's voor alle tussenkomsten, met absoluut zeer waardevolle bedenkingen, zowel positieve als ietwat meer genuanceerde. We moeten die zeker meenemen, geen enkel probleem.
Als ik eerlijk ben, minister, moet ik ook toegeven dat ik aanvankelijk niet echt een fan was van de zomerscholen. Ik vroeg me af of het doel dat ze beoogden, namelijk het wegwerken van die leerachterstand, wel realistisch en haalbaar was, en ook of het wel haalbaar was dat de kinderen uit de doelgroep die we voor ogen hadden, daarnaartoe zouden komen, omdat dat altijd een moeilijke groep is om te bereiken. Nu, de scholen hebben effectief, door hun laagdrempeligheid, die leerlingen kunnen aantrekken. Die hebben er hun voordeel uit gehaald. En dus wil ik natuurlijk ook wel fair zijn om mijn terughoudendheid wat te herzien.
Daarnaast moeten we natuurlijk ook wel durven inzien dat de zomerscholen zich het meest succesvol achten in het verhogen van het zelfvertrouwen en de schoolse betrokkenheid van de leerlingen, wat uiteraard ook heel belangrijke zaken zijn, het versterken van hun sociale vaardigheden, en ook het ondersteunen van leerlingen bij het maken van vakantietaken, het voorbereiden van herexamens en zo. Dat zijn echt de grote succesfactoren die de zomerscholen zelf aangeven. Maar de coördinatoren en de medewerkers geven ook aan dat de doelstelling van het wegwerken van de leerachterstand naar aanleiding van COVID-19 wat lager wordt ingeschat. Vandaar ook mijn vraag om te focussen op wat we in welke zomerschool willen bereiken. Er zijn veel initiatieven geweest. We kunnen ook heel veel verschillende soorten zomerscholen inrichten: zomerscholen die focussen op bepaalde leerachterstanden of taalachterstanden, zomerscholen die het wat ruimer zien en die nog meer gaan inzetten op sociale vaardigheden, op zelfvertrouwen, op schoolse goesting, wat ook heel belangrijk is.
Minister, ik kijk nu vooral uit naar het vervolgonderzoek waar u over sprak en waarbij goede praktijken verder zullen worden toegelicht. En uiteraard zal ik heel het gegeven van de zomerscholen verder opvolgen met een ietwat kritische, maar ook open blik. Dank u wel voor uw antwoorden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.