Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik heb ongelooflijk veel zin gekregen in frietjes na de foto van u op Instagram in het kader van de Week van de Friet, maar ik zal die goesting even naast mij neerleggen en mij concentreren op onze kappers en barbiers.
Dit is een opvolgingsvraag. Ik stelde vorig jaar een vraag over oneerlijke concurrentie en de manier waarop we dat kunnen aanpakken. Vandaag kunnen we, na alle berichtgeving, niet voorbijgaan aan het feit dat onze kappers zaterdag actie voeren.
Minister, ik wil u vragen om, net zoals bij onze winkeliers, die vraag van onze kappers ernstig te nemen, hen te horen. Ik wil u vragen om die vraag door de Vlaamse Regering te laten meenemen naar volgende vergaderingen van het Overlegcomité. Dat geldt natuurlijk niet enkel voor onze kappers, maar ook voor alle andere ondernemers in niet-essentiële contactberoepen. Zij zijn ook toe aan een perspectief, een langetermijnvisie.
De vraag om uitleg van vandaag is een opvolgingsvraag van een vraag van 16 januari 2020. Begin dit jaar verscheen er in de pers dat er steeds meer kapperszaken en barbierszaken in Brugge bij komen. Uit controles bleek toen dat de voorschriften en de regels inzake tewerkstelling, sociale zekerheid, voedselveiligheid niet steeds nauwgezet worden nageleefd – de helft van de gecontroleerde zaken waren niet in orde – en dat de kwaliteit van de dienstverlening soms zeer bedenkelijk was. We merken ook op dat er in sommige zaken bepaalde nevenactiviteiten worden ontwikkeld die niet de bedoeling zijn. Die situatie is vandaag onveranderd gebleven in Brugge – althans, wat dat betreft, want de situatie is verder uiteraard totaal anders dan in januari. Maar op dat vlak is de situatie bij onze kappers onveranderd gebleven. Ik heb er in januari sterk voor gepleit om te waken over de kwaliteitsgarantie, een eerlijke concurrentie in de sectoren en dat er gecoördineerde controles met verschillende inspectiediensten, onder andere ook met de Vlaamse sociale inspectiediensten en de lokale politie, moesten komen. Dat is natuurlijk een taak van de lokale autoriteiten en de lokale politiediensten. Want dit is uiteindelijk niet enkel een Brugs probleem, maar een probleem dat zich overal in Vlaanderen voordoet.
In januari beloofde u om een gesprek aan te gaan met de verschillende sectoren. Daarnaast ging u, conform uw beleidsnota, bekijken wat de impact is van de vereenvoudiging van de toegang tot de zelfstandige beroepen met de betrokken sectoren en ging u het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) de instructie geven om een bevraging te doen bij de sectoren om een objectief beeld te krijgen. Dat is inderdaad belangrijk. Er zijn wel degelijk controles geweest in Brugge, maar nu krijg ik heel wat verhalen te horen. We moeten daar inderdaad een objectief beeld van krijgen. U vermeldde toen ook dat u de lokale besturen zou betrekken bij die bevraging.
Minister, wanneer bent u in gesprek gegaan met de verschillende sectoren inzake de kwalitatieve dienstverlening? Wat waren de conclusies van deze gesprekken?
Wat is de laatste stand van zaken van de bevraging van VLAIO bij de sectoren en de lokale besturen? Wanneer werd de bevraging door VLAIO uitgevoerd? Welke conclusies werden er getrokken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Vreese, ik heb mijn administratie inderdaad de opdracht gegeven om met de verschillende sectoren een evaluatiegesprek te organiseren over hun ervaringen met de doorgevoerde hervorming van de toegang tot de zelfstandige beroepen. VLAIO zal tegen het einde van dit jaar een samenvattend verslag van die gespreksronde bezorgen.
Het gesprek met de sector van kappers- en barbierszaken heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2020. De beroepsfederatie heeft haar bezorgdheid geuit over wat zij benoemen als een wildgroei van kapperszaken die aan te lage tarieven werken. Concreet is het, naar het aanvoelen van die sectororganisatie, voor kappers die de regelgeving correct respecteren moeilijk om nog aan een correcte prijs te werken. In die zin voel je dus specifiek bij deze organisatie op het eerste zicht wel een soort intuïtieve heimwee naar het oude systeem van toegang tot het beroep.
Ik geef mijn bedenkingen mee, mevrouw De Vreese, maar onder voorbehoud, want we zijn het nog aan het onderzoeken.
Ten eerste bestaat er geen uniform beeld. Andere sectororganisaties geven bijvoorbeeld aan dat ze geen enkel effect zien van het verdwijnen van de regelgeving.
Ten tweede moet de vraag of er ook daadwerkelijk een oorzakelijk verband is, nog worden beantwoord. Bij de afschaffing van de vestigingswetgeving hebben we net vastgesteld dat zaken als volksgezondheid, voedselveiligheid en andere vormen van veiligheid eigenlijk al gegarandeerd werden via – vaak federale – regels en dat er daarvoor ook controleorganen bestaan. Net daarom had de economische vestigingswetgeving niet echt nog veel meerwaarde en werd die ook afgeschaft.
We doen ook controles. De controles die u aanhaalde in uw vraag, hebben ervoor gezorgd dat ook de nieuwkomers zich aan de spelregels houden en dus eerlijk concurreren. Je kunt niet zomaar bijkomende beperkingen opleggen voor de toegang tot een beroep.
Ten derde is het ook van belang om te bekijken wat er achter die – begrijpelijke – bezorgdheid van de kapperssector zit. Ze geven onder meer het belang aan van voldoende kwaliteitsvolle opleidingen. Door de recente inkanteling van de ondernemerstrajecten van Syntra in VLAIO kunnen wij, in overleg met de sectorfederaties, dergelijke kwalitatieve opleidingen ook blijven aanbieden. Die vraag naar goede opleidingen kwam trouwens ook in andere gesprekken telkens naar voren.
Tegelijk heeft de kapperssector ook een aantal specifieke aandachtspunten naar voren geschoven, bijvoorbeeld rond stoelverhuur, het invoeren van een maximum aantal kapsalons per gemeente enzovoort. Die vragen naar overheidsregulering zijn zeker niet het algemene beeld dat uit de gespreksronde van VLAIO naar voren komt en het is voor mij ook moeilijk om daarop in te gaan. Concurrentie is eigenlijk wel een goede zaak, maar die concurrentie moet wel eerlijk zijn. Als dat niet zo is, moet er opgetreden worden. Veel van de controlemechanismen daarvoor zitten op het federale niveau. Ik zal wel op basis van het rapport van VLAIO bekijken welke vragen en aanbevelingen we hierover aan de federale collega’s kunnen richten.
U weet dat er een nieuw decreet is op de beroepskaarten, waarin een stevige verstrenging is opgenomen. Voor klassieke ondernemingen, en dat zijn niet alleen kebabzaken maar ook barbiers en kapperszaken, wordt een startkapitaal van 18.600 euro gevraagd. We zien nu waarom het niet slecht is dat ik die lat leg. Als we inbreuken vaststellen op het vlak van loon of zwartwerk, zal niet alleen de werknemer zijn arbeidskaart verliezen, maar kan ook overgegaan worden tot het intrekken van de beroepskaart.
Ik hou het niet bij woorden, collega De Vreese. Het toeval wil dat ik gisteren nog de beroepskaart van een barbier in Brugge heb ingetrokken. Het betrof hier een zogenaamde vennoot. Bij controle door de inspectie bleek dat het in feite om een werknemer ging en dat er dus een single permit nodig was. Er was dus sprake van schijnzelfstandigheid om zo de single-permitmethode te ontwijken. Als je een buitenlandse werknemer via single permit in dienst wil nemen, moet VDAB eerst een onderzoek doen om na te gaan of er op de Vlaamse arbeidsmarkt voldoende arbeidskrachten beschikbaar zijn. Enkel als dat niet het geval is, kan men een buitenlandse werknemer aantrekken. De beroepskaart wordt toch wel vaak misbruikt om de loonvereisten gekoppeld aan een single permit te ontwijken. Ik laat dit dossier dus zeker niet los, collega.
U stelde ook een vraag over de stand van zaken van de bevraging van VLAIO. Die vraag heb ik eigenlijk al beantwoord. Er werd akte genomen van alle opmerkingen. Ik hoop de evaluatie met alle sectoren afgerond te krijgen tegen eind dit jaar om dan een aantal beleidsinitiatieven te kunnen ontwikkelen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreid antwoord, minister. Ik ben inderdaad ook heel benieuwd naar de effecten van het nieuwe decreet rond de beroepskaarten, onder andere op deze problematiek. Als het gaat over die beroepskaarten wordt er in deze sector inderdaad toch vaak gewezen op die schijnzelfstandigheid en de oneerlijke concurrentie daardoor. Dan denk ik dat de diensten van de Vlaamse Sociale Inspectie daar inderdaad extra aandacht aan kunnen besteden. Ze kunnen misschien bekijken of ze een aantal extra inspecties kunnen uitvoeren om zo een signaal te geven dat die oneerlijke concurrentie in Vlaanderen echt niet getolereerd wordt. In Brugge zijn er controles gebeurd. Dan is het natuurlijk de taak van de arbeidsauditoraten om die zaken ook snel voor de arbeidsrechtbank te laten komen. Ik denk dat dat soms ook te lang op zich laat wachten. Maar ik denk niet dat u bevoegd bent om op dat vlak onmiddellijk in te grijpen, minister. Ik denk wel dat dat een van de belangrijke factoren is die onze kappers frustreren. Er zijn controles geweest maar die hebben blijkbaar geen onmiddellijk effect gehad.
Maar ik ben blij dat u er zo bij betrokken bent, dat u er zo actief op inzet. Ik zou zeggen: doe zeker zo verder en bekijk nog eens met de diensten van de Vlaamse Sociale Inspectie wat u verder nog kunt doen op dat vlak.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik weet niet of ik echt blij ben, maar volledigheidshalve wil ik toch melden dat collega De Vreese niet vertelt dat het altijd om allochtone barbierszaken gaat. Inderdaad, ik kan niet spreken voor andere steden, maar ik stel in onze stad Brugge ook maar vast dat er effectief een wildgroei is aan barbierszaken van mensen van allochtone afkomst.
Het zal wel waar zijn dat er controles worden gedaan. Maar ik heb eigenlijk geen onderzoek nodig van om het even wie, en ik heb ook geen bevraging nodig van de kappersverenigingen. Minister, ik stel dagelijks vast wat er gebeurt, onder meer in Brugge. Ik denk dat u vroeger – nu als minister misschien iets minder – toch ook wel regelmatig ging winkelen in bepaalde straten in Brugge, om de Smedenstraat niet te noemen. Die kent u wellicht wel. Wel, die straat is vervreemd en vervuild. En daar komen inderdaad alleen maar allochtone barbierszaken. Ik denk dat er in de Smedenstraat ondertussen zeven of acht kappers zijn, en dat is een straat van 150 of 200 meter. Stel je voor.
Ik zou u dus ook willen vragen om die controles op te drijven. U zegt dat er controles zijn, maar ik heb in het straatbeeld toch niet de indruk dat er veel verandert. Het gaat mij ook niet alleen om die arbeidskaarten en het feit dat er schijnzelfstandigheid is. Het gaat om de wildgroei.
Ik denk dat we er toch eens over moeten nadenken of we dat beroep van kapper, wat toch een ernstig beroep is, niet op de een of andere manier kunnen beschermen. We moeten hier toch over nadenken. We kunnen bijvoorbeeld lokaal een afstandsregel invoeren, waarbij pas om de 500 meter een barbier of kapper mag zijn. En ook de oneerlijke concurrentie is toch wel verschrikkelijk, minister. Barbierszaken vragen voor een man 10 of 12 euro en na twee minuten ben je buiten. Bij een Vlaamse kapper, die de naam 'kapper' waardig is, betaal je toch snel 20 of 25 euro. Dat is echt oneerlijke concurrentie en ik hoor uit uw antwoord dat daar eigenlijk weinig of niets aan wordt gedaan. Ik hoor veel woorden, maar echte acties om daar paal en perk aan te stellen hoor ik niet echt in uw antwoord.
Ik wil aangeven dat er in de Smedenstraat inderdaad zeker één allochtone onderneming aanwezig is. Er zijn Kruisemnaren uit mijn dorp die op de hoek met ‘t Zand een fantastische zaak hebben met Portugese specialiteiten, en die hopen zo snel mogelijk terug open te gaan uiteraard.
Ook dat zijn allochtonen, natuurlijk.
Maar het zijn sterke ondernemers, en laat ons vooral sterke ondernemers ondersteunen in deze moeilijke tijden, wat hun oorsprong ook is.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, toen mevrouw De Vreese zei ‘Doe zo verder’, dacht ik: dat stond vroeger op mijn rapport met een kus van de juffrouw. Maar toen kwam collega Sintobin, natuurlijk. En hij verbrodde mijn mooie zin.
En dat is geen juffrouw.
Maar mevrouw De Vreese wel. Voila, ik was aanvankelijk heel blij. Het gaat hier nu over de barbiers. Vrouwen kunnen daar niet naartoe, dus de helft van de samenleving is al uitgesloten.
Maar ik herken in elk geval het probleem, collega Sintobin. Die nota is mijn initiatief geweest, die nota rond de vestigingen hier bij ons in Vlaanderen en de verstrenging, waarover in het parlement is gediscussieerd. Toen ik die heb gelanceerd kwam er ook wel kritiek: waarom vraag je nu een financiële drempel, ook voor de klassieke zaken, en niet voor de innovatieve zaken of start-ups in de techsector? Wel, we doen dat net omdat we willen dat wie naar hier komt ook een solide financiële basis heeft. En we willen situaties uitsluiten die ertoe geleid hebben dat we nu iemand moeten terugsturen naar zijn land van herkomst, omdat er een omzeilingspiste was gebruikt.
Ik heb het trouwens in mijn antwoord aan mevrouw De Vreese gezegd: de controles moeten opgedreven worden, dat is ook absoluut mijn plan. Ik heb aan de hand van het dossier waarover ik u uitleg gaf – zonder namen te noemen – gezegd dat dit het resultaat is van het feit dat we de controles opdrijven.
We werken dus echt voort, en ik zorg ook voor een vernieuwing in de regelgeving. Ik wil het niet lastiger maken, dat is niet mijn intentie. Maar ik wil het wel fair maken. En ik vind inderdaad dat we een financiële drempel mogen inbouwen voor klassieke zaken, waarvan we er ook heel veel hebben bij ons.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik heb in het verleden bij de Dienst Vreemdelingenzaken gewerkt. Ik heb heel nauw samengewerkt met de collega’s van de Vlaamse sociale inspectiediensten. Ik zou zeggen: werk daar inderdaad een plan uit. Die mensen zijn inderdaad wel overbevraagd. Die hebben heel wat bevoegdheden en heel wat terreinen waarop nog veel werk te leveren valt. Maar neem contact op met de mensen van de Dienst Vreemdelingenzaken als het gaat over de naleving van beroepskaarten en dergelijke meer. En organiseer die controles op het terrein, samen met alle diensten – lokaal, federaal en Vlaams –, zodat daar zeker en vast ook op het terrein een mooi signaal gegeven wordt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.