Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over het mentale welzijn van landbouwers
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, mijn vraag gaat over de vele uitdagingen die onze land- en tuinbouwers tegenwoordig kennen. Er was nog nooit zoveel regelgeving, er was nog nooit zoveel nood aan investeringen in duurzame technologie en er was nog nooit zo’n grote financiële druk door de hoge kosten en lage marges op de verkoop van landbouwproducten. Daarbij komt dat we door corona in heel zwaar economisch weer zijn terechtgekomen, waar we de komende maanden en jaren de gevolgen nog van zullen moeten ondervinden. Dit alles legt een immense druk op de land- en tuinbouwer.
Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) heeft nu in zijn nota ‘Naar een geïntegreerde aanpak voor welbevinden in de Vlaamse land- en tuinbouw’ in kaart gebracht hoe het gesteld is met het welbevinden van de Vlaamse land- en tuinbouwer. Belangrijk hierbij is dat ILVO met een enquête, focusgroepen en interviews heeft getracht om ook te onderzoeken wat de redenen zijn achter de vaak sombere ingesteldheid van de boer. Eén cijfer toont daarbij de enorme impact van COVID-19 aan: 64 procent van de land- en tuinbouwers maakt zich meer zorgen over de toekomst door de coronacrisis.
Bij het onderzoeken van de grote stressfactoren voor de boer vandaag ziet ILVO zeven belangrijke redenen naar voren komen: regelgeving, financiële onzekerheid, beroepsrisico’s, zwakke onderhandelingspositie, onzeker toekomstperspectief, prestatiedrang/waardering en de veeleisendheid van het beroep. Elke land- en tuinbouwer heeft samen met zijn of haar gezin ook eigen strategieën om met deze stressfactoren om te gaan. Vaak zijn deze copingstrategieën ontoereikend en/of niet toegankelijk waardoor de stressfactoren een nog grotere negatieve impact hebben op het welbevinden van het hele gezin.
Nu we deze factoren in kaart hebben gebracht, kunnen we als Vlaamse overheid ook ageren. De nota van ILVO zorgt namelijk ook voor een aantal handgrepen om het nodige antwoord te bieden op de soms moeilijke mentale situatie van de landbouwer. ILVO stelt vier strategische beleidstrajecten voor om de boer tools te geven om de copingbarrières weg te werken, stressfactoren te verminderen en in het algemeen de mentale gezondheid te versterken. Met een geïntegreerde benadering, een platform voor welbevinden en werk in de landbouwsector, het versterken van de kernorganisaties en het inzetten op onderzoek, kunnen we volgens ILVO de boer weer positieve perspectieven geven.
Minister, onlangs hebt u aangekondigd dat u rondetafelgesprekken zou organiseren. U hebt ook aangekondigd dat er een actieplan komt.
Minister, hoe evalueert u deze nota van ILVO? Waar bevinden zich volgens u de belangrijke inzichten? Zijn er volgens u nog blinde vlekken rond het welbevinden van de land- en tuinbouwer die in de toekomst dienen te worden onderzocht?
Hoe kijkt u naar de zeven grote stressfactoren bij de landbouwer en de huidige impact van de overheid hierop?
Kunt u al meer toelichting geven bij de invulling van de strategische beleidstrajecten van ILVO in zijn beleid? Welke concrete plannen hebt u reeds rond het welbevinden van de land- en tuinbouwer? Welke plannen staan er nog in de steigers op lange termijn?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, vandaag vragen twee Oost-Vlamingen aandacht voor het mentale welzijn van landbouwers. Het is natuurlijk een periode waarin het mentale welzijn van heel veel mensen onder druk staat, maar dit is specifiek een onderzoek naar de landbouwers, al voor corona. Natuurlijk heeft corona die problematiek nog bijzonder versterkt.
ILVO heeft de uitdagingen geformuleerd waarvoor de landbouwers staan en welke grote impact dat heeft op hun welbevinden. Minister, u legt daar terecht de nadruk op en u hebt er correct op gereageerd naar aanleiding van de opmaak van uw beleidsbrief.
Ik zal niet alle cijfers en bevindingen en stressfactoren herhalen, maar het is inderdaad een combinatie van factoren, en ook het feit dat de landbouwer vaak alleen staat tegenover leveranciers en iedereen met wie hij in contact komt en contracten moet sluiten. Komt daarbij dat de maatschappelijke uitdagingen bijzonder groot zijn en het inkomen dat niet volgt op hard en veel werken, dag en nacht bezig zijn en dan merken dat er geen boter bij de vis is.
De coronacrisis versterkt natuurlijk die problematiek. We weten al jaren dat er stressfactoren zijn en daar wordt ook aan gewerkt, maar ze nemen toch alleen maar toe.
Minister, u hebt consequent gereageerd door een digitale tafel te organiseren met verscheidene organisaties en experten. Dat zal moeten uitmonden in een breed gedragen actieplan. Daarbij is het heel belangrijk om verder te bouwen op de expertise die nu al op het terrein aanwezig is. We moeten geen tabula rasa maken.
Minister, hoe ziet u het vervolgtraject van de digitale tafel? Wanneer mogen we een uitgewerkt actieplan verwachten? Welke stakeholders worden betrokken bij de verdere opmaak? Wat zijn de doelstellingen van het nieuwe actieplan? Hoe zal het actieplan zich verhouden tot de genoemde stressfactoren uit het ILVO-onderzoek? Zal er op die verschillende factoren worden ingezet?
We kennen en appreciëren allemaal het goede werk van Boeren op een Kruispunt. Worden ze daarbij betrokken en wordt de door hen opgebouwde expertise meegenomen? Welke rol ziet u voor Boeren op een Kruispunt in deze problematiek? Gaat u nog andere initiatieven nemen om de stressfactoren die uit het onderzoek naar voren komen, te reduceren? Ik heb het over de regelgeving, de zwakke onderhandelingspositie, waardering enzovoort.
Minister Crevits heeft het woord.
De ILVO-nota brengt heel duidelijk naar voren dat een geïntegreerde aanpak en samenwerking tussen beleid en middenveldorganisaties binnen en tussen de landbouw- en welzijnssector absoluut noodzakelijk is.
Daarnaast onthoud ik een aantal cijfers over hoe landbouwers niet genoeg hulp vragen. 41 procent geeft aan dat ze hulp zoeken bij problemen op het bedrijf en slechts 24 procent doet dat bij persoonlijke problemen. Bovendien geeft slechts ongeveer een derde van de landbouw(st)ers aan dat ze gemakkelijk de juiste hulp vinden. Het is belangrijk om in het vervolgtraject hieraan aandacht te besteden en acties te formuleren. De studie legt de complexe problematiek bloot en is een momentopname van hoe landbouwers hun welbevinden ervaren.
Toekomstig onderzoek is absoluut nodig om tot oplossingen te komen. Ik wil ook een inventaris van alle lopende initiatieven en een aantal samenwerkingsstrategieën. Daarnaast zal het ook belangrijk zijn om na te denken over hoe het welbevinden doorheen de tijd kan worden gemonitord en opgevolgd. Tot slot zal ILVO ook inzetten op internationale onderzoeksprojecten om de Vlaamse resultaten te vergelijken en innovatieve oplossingen in kaart te brengen.
Hoe kijk ik naar de zeven grote stressfactoren? In de ILVO-studie worden een heel aantal problematieken weergegeven die uit literatuurstudie of uit de enquête komen en die kunnen worden gecategoriseerd in zeven grote groepen: regelgeving, financiële onzekerheid, beroepsrisico’s, zwakke onderhandelingspositie, onzeker toekomstperspectief, prestatiedrang en waardering, en een veeleisend beroep.
De juiste redenen die deze stressfactoren veroorzaken, liggen een beetje voor de hand, maar we moeten ook nagaan of er geen dieperliggende oorzaken zijn.
U weet dat we een aantal werktafels zullen organiseren. Ik kijk naar de resultaten hiervan om vervolgens het plan van aanpak samen te stellen.
Wat de strategische beleidstrajecten betreft, bleek uit het ILVO-onderzoek dat het huidige hulp- en informatieaanbod wat versnipperd is en dat samenwerking en constructief overleg rond de thematiek van welbevinden in de land- en tuinbouw kan worden versterkt. We kunnen dus zeker nog verdere stappen zetten door al onze kennis en ervaring samen te leggen en samen te verkennen.
Ik wil inzetten op drie sporen. Een, het aanpakken van de stressfactoren, twee, het wegwerken van de barrières om hulp te vragen, en drie, het versterken van de capaciteiten van onze individuele landbouwers.
Ik heb al iets gezegd over het vervolgtraject van de digitale tafel. ILVO zal in samenwerking met het Departement Landbouw en Visserij in de loop van volgend jaar – het huidige jaar is bijna ten einde – een aantal werktafels organiseren die elk één deelaspect van de bredere problematiek onder de loep nemen. Op zulke werktafels wordt dan bekeken wat de mogelijke verbeteracties zijn. Collega’s, ik benadruk dat ik dat wil doen in zeer nauwe verstandhouding met onze stakeholders, zoals onze landbouworganisaties en de landbouwers zelf.
Via die werktafels worden een aantal stakeholders gestimuleerd om gemeenschappelijke engagementen op te nemen en uit te werken. De bedoeling van dit traject is om tegen eind 2021 een gedragen actieplan te kunnen presenteren waarin overheidsinstellingen en landbouworganisaties concrete engagementen aangaan. Dat kan gaan over het toevoegen van een welbevindenaspect aan bestaande initiatieven binnen de dagelijkse werking en waar niet onmiddellijk extra budget voor nodig is, maar er zal ook worden nagedacht over nieuwe initiatieven die extra moeten worden opgestart.
Tegelijk worden organisaties aangemoedigd om het actieplan van onderuit te voeden en om het thema welbevinden bespreekbaar te maken in de lokale afdelingen. ILVO heeft hiervoor een digitale gesprekgids opgemaakt: ‘We(l)zijn er voor elkaar’. Ik vind dat goed gevonden, het is een mooie zin.
Wat is de doelstelling van het nieuwe actieplan? Een van de drie sporen binnen deze aanpak zet in op het gezamenlijk aanpakken van de stressfactoren. Daarnaast zal het actieplan ook een aantal initiatieven bevatten die inzetten op het wegwerken van de barrières om hulp te vragen en het versterken van de vaardigheden van de individuele landbouwers.
Collega Schauvliege, zoals u weet, is Boeren op een Kruispunt een van de kernorganisaties die een jarenlange ervaring rond het thema welbevinden en veerkracht heeft opgebouwd en die zich daarrond heel concreet kan engageren. Een blijvende ondersteuning en zelfs versterking van Boeren op een Kruispunt is voor mij een elementair onderdeel van de geïntegreerde aanpak die op de rondetafel werd voorgesteld. Boeren op een Kruispunt wordt dus zeker betrokken in het vervolgtraject en ook op de verschillende werktafels die input zullen geven aan het actieplan.
Collega’s, de belangrijkste stap zijn nu de werktafels, waar alles op tafel komt om heel concrete acties voor te stellen. In tussentijd zullen we fors inzetten op een aantal initiatieven zoals het intens overleg met de boeren zelf en de landbouworganisaties. We zullen ook inspanningen leveren bij de introductie van nieuwe digitale toepassingen, bijvoorbeeld via instructiefilmpjes, om daar nog meer en intenser op in te zetten.
Wordt dus vervolgd. Ik dank u voor de interesse. Ik heb ook gemerkt dat er op het veld heel veel belang wordt gehecht aan de zorgen die er zijn. Er is ook – en dat komt straks nog in een andere vraag aan bod – appreciatie voor wat de boeren en de families doen, en de stress die ze dagelijks ervaren. Het is een heel belangrijk thema voor volgend werkjaar.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad een immens belangrijk thema. Ik ben blij dat u niet bij de pakken bent blijven zitten, maar al meteen actie hebt ondernomen. Ik ben blij dat u ook voor volgend jaar al meteen een aantal heel concrete initiatieven aankondigt, met een conclusie op het einde van het jaar. Want ik denk dat de overheid hierin inderdaad een zeer belangrijke rol kan spelen. Drie van die stressfactoren zijn direct gelieerd aan ons werk: er is vaak onduidelijke regelgeving, regelgeving die zichzelf tegenspreekt, een onzeker toekomstperspectief, maar vooral ook een zwakke onderhandelingspositie van de landbouwer in die keten. Ik blijf wat op diezelfde hamer kloppen. U hebt zelf ook al aangekondigd dat u daarrond initiatieven wilt nemen. U hebt tijdens de laatste tussenkomst daarover gezegd dat u zou wachten op definitieve cijfers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB).
Minister, zijn er al bijkomende plannen om die zwakke onderhandelingspositie van de landbouwer in die keten te versterken, en aan welke initiatieven denkt u daarbij?
U zou tegen eind dit jaar een actieplan willen hebben. Komt er volgend jaar een evaluatie? Hoe wilt u die organiseren?
Het welbevinden van landbouwers raakt natuurlijk voor een deel aan de bevoegdheden van uw collega-ministers Beke en Demir. Zult u hen op een of andere manier betrekken bij dat plan?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Het is goed dat u daar volop op inzet, maar we mogen niet onderschatten hoe breed deze problematiek is, in die zin dat er ook steeds factoren bij kunnen komen. Ik denk dan aan discussies van de voorbije weken over de rechtszekerheid van landbouwers. Dat weegt op hen en op hun bedrijven, en dat moet dan ook verder worden opgevolgd.
Wanneer u spreekt over werken aan de vaardigheden, mogen we de rol van het landbouwonderwijs daarin niet onderschatten. Wanneer jongeren die opleiding volgen en die activiteit graag willen starten, leren ze al voor zichzelf op te komen, mentaal sterk te staan en hulp te zoeken wanneer dat nodig is. Ik denk dat het landbouwonderwijs daar al heel veel kan betekenen.
De landbouwer die een individuele onderhandelingspositie heeft, heeft het ook niet altijd gemakkelijk. Daarom ben ik ook altijd een groot voorstander geweest van die producenten- en brancheorganisaties en vind ik het heel belangrijk om daar verder op in te zetten. Samen sterk, maar dat is ook niet evident, want een landbouwer is gewoon alleen te werken, maar toch kunnen ze daar volgens mij veel sterker staan.
Ik ben ook blij dat u Boeren op een Kruispunt daar volop bij wilt betrekken. U sprak zelfs van versterken, en daar kan ik alleen maar blij om zijn. Ook daar is nog veel werk aan de winkel. Ze hebben een zeer grote expertise en leveren bijzonder goed werk maar hebben vaak hun imago tegen. Men denkt soms pas de stap te kunnen zetten naar Boeren op een Kruispunt wanneer men bijna failliet is of wanneer het te laat is, maar dat is verkeerd. Dus ook daar kan nog aan gewerkt worden.
We zullen dit met zijn allen verder opvolgen. Dit wordt dan ook een actieplan dat regelmatig zal moeten worden bijgewerkt. Maar het feit dat er nu over wordt gepraat, betekent dat het ook is doorgedrongen op het veld, en dat is al een belangrijke eerste stap.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, we hebben het hier al over gehad tijdens de begrotingsbesprekingen waar ook die heel belangrijke werktafels werden aangekondigd.
Uit de bevraging waarom boeren hun stiel zo graag doen, blijkt dat zij vooral gesteld zijn op de grote mate van vrijheid en zelfstandigheid, maar net als gevolg van die zelfstandigheid zetten zij ook vaak niet de stap naar hulp wanneer ze die nodig hebben. Wanneer 41 procent wel hulp zoekt, betekent dit dat 49 procent geen hulp zoekt. We kijken dan naar de organisatie Boeren op een Kruispunt om een drempelverlagend beleid uit te rollen en die stap veel kleiner te maken.
Die ILVO-studie heeft een aantal punten blootgelegd. Ik wil twee elementen vermelden die me telkens opnieuw opvallen. Zo blijken het vaak de partners van de landbouwers te zijn die de stap zetten naar hulp. We mogen dus zeker niet de impact onderschatten op het welzijn van de partners. Doorgaans zijn dat de vrouwen die meestal ook nog het huishouden runnen en nog een job buitenshuis hebben om alles financieel rond te krijgen. We moeten ook hen bij de hand nemen. Ik weet niet of daar nog extra stappen zullen worden gezet.
De vzw Boeren op een Kruispunt werkt met vrijwilligers, maar geeft aan dat het bijzonder moeilijk is om vrijwilligers te vinden. Zij willen eigenlijk een vrijwilliger per gemeente, en dus kan het misschien interessant zijn om samen met de lokale besturen of de minister van Binnenlands Bestuur te bekijken of hier eventueel kan worden gewerkt aan een versterking.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik denk dat we allemaal de bezorgdheid over het welzijn van onze land- en tuinbouwers delen. Ik heb geen bijkomende vragen; ik wil gewoon een aantal dingen ondersteunen.
Minister, u zei dat we ook naar de dieperliggende oorzaken moeten kijken, en ik vind dat heel terecht. We moeten echt gaan zoeken naar de dieperliggende knelpunten die leiden tot dat gebrek aan welbevinden.
U hebt ook gezegd dat u rechtstreeks met landbouwers in gesprek wilt gaan, en ook dat vind ik belangrijk. Dat is ook de waarde van de enquête die ILVO heeft afgenomen: met een paar honderd landbouwers rechtstreeks in gesprek gaan. We weten immers dat mensen binnen de sector zich niet altijd durven te uiten, wanneer dat in een gestructureerd verband is. De individuele vragen en noden komen minder tot uiting wanneer je een gemiddelde neemt via een organisatie. Ik vind het dus heel belangrijk dat die individuele gesprekken kunnen verdergaan, en in dat opzicht steun ik natuurlijk de rol die Boeren op een Kruispunt nu heeft. Het is belangrijk dat land- en tuinbouwers een plek hebben waar ze het gevoel krijgen dat ze er met hun vragen en noden terechtkunnen. We weten dat mensen binnen de sector niet zo gemakkelijk over hun eigen problemen spreken, ook omdat daar een zekere terughoudendheid tegenover bestaat.
Tot slot vind ik het belangrijk dat we ook inzake de zwakke onderhandelingspositie van landbouwers, waar collega Nachtergaele op duidde, zoeken naar oplossingen. Ik steun die vraag.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ik wil me graag even aansluiten bij deze vraag. Ik heb in het verleden inderdaad ook al verwezen naar de studie en de vraag gesteld om hier zeker ook de nodige aandacht voor te hebben. Ik ben ook blij dat het hele aspect zeer breed wordt bekeken, dat er inderdaad diepgaande gesprekken zijn met de landbouwers zelf en dat er naar de verschillende rollen, oorzaken en triggers wordt gekeken.
Ik ga niet herhalen wat de collega’s voor mij al hebben gezegd, maar ik wil wel even stilstaan bij twee specifieke punten, minister.
Ten eerste, de overheidsstress en de rol die wij als overheid en dus ook als parlementsleden, regering en administraties spelen, is een van de elementen die hierin naar voren komen. Ik ben heel blij dat de collega’s dat duidelijk erkennen en aangeven te willen bekijken hoe anderen en ook uw collega’s hier een verantwoordelijkheid in dragen, want zij moeten ook meewerken aan een oplossing.
Ten tweede is er het aspect – en het is van alle tijden – van de media. Ik moet zeggen dat ik deze week bijzonder verontwaardigd ben over de manier waarop de media omgaan met onze land- en tuinbouw in het algemeen en de land- en tuinbouwers in het bijzonder. Ik heb heel wat mensen aan de lijn gehad die ongelooflijk hard getroffen zijn door de wijze waarop hun verhaal, dat zij op een oprechte manier aan journalisten hebben verteld, in beeld wordt gebracht en wordt afgeschilderd. Dat is bijzonder hard en dat zijn de elementen die onze mensen ook dieptriest maken. Onze land- en tuinbouwers werken dag en nacht om onze voeding op een zo gezond mogelijke manier op de markt te kunnen brengen, maar men staat er soms onvoldoende bij stil dat er achter die land- en tuinbouwbedrijven ook gezinnen zitten en dat die gezinnen vaak veel dichter bij hun bedrijf staan dan in andere economische sectoren. Ik heb deze week opnieuw moeten vaststellen dat dat uit het oog verloren wordt. Vandaar heb ik de vraag, minister, of ook het hele medialuik, de communicatie, de wijze waarop over land- en tuinbouwers gesproken wordt, mee in rekening wordt gebracht of in de scope zit van uw rondetafels. Bij kinderen en media weten we dat we bijzondere aandacht moeten hebben, omdat kinderen een kwetsbare groep vormen; in dezen heb ik vaak het gevoel dat men niet stilstaat bij de impact die dit heeft op mensen. Ik zou ook daar uw aandacht voor willen vragen. We moeten zien of we daar maatregelen rond kunnen nemen.
De heer Coel heeft het woord.
Ik wilde nog kort ingaan op Boeren op een Kruispunt. Ik denk dat het heel goed is dat de minister aangeeft dat men deze vzw bij de oefening wil betrekken en dat ze deze organisatie wil versterken. Ik juich dat zeker toe. Ik had recent met hen nog een overleg, en daaruit bleek dat bijna 40 procent van de begeleidingstrajecten die ze zijn aangegaan, langer dan drie jaar lopen. Dat geeft toch aan dat de noden zeer hoog zijn. Ze kunnen een versterking zeker gebruiken zodat ze hun werking nog verder kunnen optimaliseren.
De drempel om met hen contact op te nemen, is soms hoog. Dat hebben mijn collega’s ook al geschetst en het ligt wat in de aard van de sector. Mensen houden hun problemen vrij lang voor zich. We moeten dus zeker aan die drempelverlaging werken, maar we moeten ook eens kijken hoe de organisatie zelf wat meer ‘outreachend’ kan werken. Kunnen de netwerkorganisaties binnen de sector ook geen partner zijn om mensen proactief te benaderen om een begeleiding op te starten? Hoe vroeger we die begeleiding kunnen aangaan, hoe meer we escalerende problematieken kunnen vermijden – dus ik denk dat preventief werk wel van belang is. Ik zou daarom ook willen vragen om daaraan toch de nodige aandacht te schenken. Dank u.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik heb drie korte opmerkingen, voorzitter.
Ook West-Vlamingen zijn uiteraard bezorgd over het mentale welzijn van de landbouwers, mevrouw Schauvliege. Ik denk dat iedereen in deze commissie dat trouwens wel is.
Ik heb net als mijn collega’s enorm veel respect voor Boeren op een Kruispunt. Ik herinner me niet juist meer wanneer deze vzw is opgericht, maar ik heb, denk ik, al ieder jaar gepleit om Boeren op een Kruispunt te versterken. Het stemt me wel tevreden dat u ook in deze richting denkt.
Ik wil me vooral ook aansluiten bij de opmerkingen van mevrouw Rombouts over de manier waarop de media de landbouwers weergeven. Ik vind het ook schandalig over hoe sommige dingen worden gebracht. Het is zoals de voorzitter in zijn bijdrage in Knack schreef: het moet gedaan zijn met de ‘agribashing’.
Ik denk dat de schuld niet alleen bij de media ligt, maar ik heb ook de indruk dat de burgers – en ik wil niet iedereen over dezelfde kam scheren – niet altijd positief staan ten opzichte van de landbouwstiel en landbouwers. Het is jammer dat ik dit moet zeggen, maar heel wat mensen zijn alleen geïnteresseerd in de prijs die ze in de supermarkt moeten betalen. Ze hebben echter geen enkel besef van wat het aan de landbouwer kost om een kwaliteitsvol en veilig product in de supermarkt te krijgen of wat het inkomen van een landbouwer is. Het zijn dus niet alleen de media, maar ook de burgers en zelfs de parlementsleden die negatief staan tegenover de landbouwers. Niet in deze commissie, maar als ik hoor hoe sommige parlementsleden in andere commissies of in de plenaire vergadering of informeel soms praten over landbouwers en de landbouwstiel, dan vind ik dat bijzonder spijtig.
Ik pleit al jaren om een soort tv-programma als Voor Boer en Tuinder te maken. We zouden er eens over moeten nadenken om met een programma de landbouwer positief in de kijker te zetten. Ik zie dat de mensen die even jong zijn als ik ben, zich dat programma nog herinneren. Minister, misschien moet u daar met uw collega, de minister van Media, eens over spreken, of misschien moeten we met de commissie zelf iets beginnen? Ik zou aan iedereen willen vragen om een bijdrage te leveren aan het positieve beeld van onze landbouw.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ook ik wil de vraagstellers bedanken. Wie kan niet achter het feit staan dat mensen die kampen met psychische of psychosociale problemen, geholpen worden? Dat geldt voor landbouwers en dat geldt voor heel de bevolking. Ik doe mijn hoed af voor het puike werk dat boeren uitvoeren. Ze kunnen niet genoeg ondersteund worden, wat mij betreft.
Maar wat ik niet ondersteun, is dat hier de link gelegd wordt met bepaalde communicatie rond gegevenheden uit de landbouwsector. Ik wil dat debat wel eens voeren, geen enkel probleem. Maar dan moeten we toch nog eens bekijken wie precies de verkeerde informatie de wereld instuurt. Zijn dat de wetenschapslui? Zijn dat de mensen die met objectieve informatie moeten komen? Zijn dat klimaatpanels, eventueel internationaal, zoals het nu voorgesteld wordt? Of zijn dat landbouworganisaties zelf die heel wat in de pap te brokken hebben in de landbouwsector en die in elk gesprek vragen om overleg? Zij zijn eigenlijk rechter en partij. Ik wil dat debat dus wel eens voeren, maar ik vind het niet ernstig om deze twee dingen, namelijk enerzijds psychosociale problemen bij landbouwers en anderzijds berichten in de media, met elkaar te vermengen. Nogmaals: vergunningen zijn vergunningen. Regels zijn regels. Gezondheid is gezondheid. Er is geen enkel argument waarom niet voldaan zou moeten worden aan objectieve en wetenschappelijke criteria voor vergunningen, ook in Vlaanderen.
Collega Vandenhove, het zit hem inderdaad net in die objectiviteit, want er worden een aantal zaken uit de context getrokken. Dat komt heel hard binnen bij individuele landbouwers. Dat is maar een klein element, maar het is wel een van de vele elementen die een invloed hebben op het mentale welbevinden. We zullen bij een volgende gelegenheid ongetwijfeld terugkomen op dat specifieke punt. Laten we nu verder focussen op de essentie van de vragen van de twee vraagstellers, mevrouw Schauvliege en de heer Nachtergaele.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik wil starten met een fait divers, een kleine greep uit het luik communicatie, waarnaar collega Vandenhove en anderen verwezen hebben. Ik citeer een tweet van Mariëlle Schalk, die ze gisteren op de sociale media plaatste om mee te geven welk effect bepaalde uitspraken hebben op het welbevinden. “Gisteren noemde een journaliste van De Standaard onze landbouwfamilies ‘clans’. Onze clan heeft ook gezichtjes. Samen zorgen wij dag in, dag uit voor onze dieren en zorgen we voor lokaal voedsel op het bord van onze klanten. Dit kwetst me tot in het diepst van mijn ziel.”
Ik geef dit als voorbeeld omdat het bijna onmogelijk is om niet de link te leggen tussen de wijze waarop je benaderd wordt in de media en het gebrek aan respect dat je daarbij ervaart. Ik wil dus oproepen om, los van alle objectieven en van alle regels die gevolgd moeten worden, ook als het over onze boeren gaat, altijd met respect te spreken over wat ze doen. Ze zorgen voor het meest primaire wat we nodig hebben, collega’s: ons voedsel. Ik vind het ongelooflijk dat we net in deze tijden, waarin we door corona teruggesmeten worden op onszelf, onze boeren niet veel meer op een voetstuk plaatsen. Want het is gebleken dat zij tijdens heel deze crisis hun werk blijven doen zijn en in staat gebleven zijn om ons te bevoorraden. Het minste wat je dan kunt vragen, los van alle geobjectiveerde zorgen, is dat er met respect over hen gesproken wordt. Toen ik onlangs op bezoek ging bij een aantal boerinnen, zeiden ze: wat wij het ergste vinden, zijn de blikken die mensen soms werpen, het respectloos bekeken worden.
Men kan zeggen dat dat iets subjectiefs is, collega’s, maar dat is iets wat mij toch wel zorgen baart. Dat heeft niets te maken met het feit dat men niet kritisch mag zijn over bepaalde zaken. Dat vind ik geen enkel probleem. We kunnen ook van mening verschillen. Maar als je van mening verschilt, doe dat dan ook met respect.
Ik wil collega Nachtergaele en collega Schauvliege bedanken om deze vragen te stellen. Ik begrijp dat het thema kamerbreed leeft.
Collega Nachtergaele, het is absoluut juist dat er stressfactoren zijn waar de overheid impact op heeft. Er zijn een aantal elementen, zoals regelgeving en administratieve vereenvoudiging, die bij ons zitten. Het Departement Landbouw en Visserij heeft beslist om onmiddellijk actie te ondernemen en in overleg te gaan met de boeren om na te gaan waar we lasten kunnen wegnemen. Die lasten zitten natuurlijk niet enkel bij Landbouw maar ook in heel wat andere bevoegdheden. Er worden ook federale beslissingen genomen die een rechtstreekse impact hebben op de boer en zijn bedrijf en die het ook niet vergemakkelijken.
Het is van belang dat ik ook de collega's binnen de Vlaamse Regering informeer over het actieplan en iedereen moet wijzen op de effecten van onduidelijke regels en procedures op de bedrijven. Dat geldt niet alleen voor de landbouwsector; rechtszekerheid is een algemeen aandachtspunt voor al wie in Vlaanderen onderneemt. Iedereen snakt naar helderheid over wat mag en niet mag.
Er zijn drie initiatieven om de positie van de boer te verbeteren. We hebben vorige week een BVR goedgekeurd over de verhoging van prijstransparantie. Het is een belangrijk instrument. Daarnaast is er het verbod op oneerlijke handelspraktijken dat federaal uiterlijk op 1 november 2021 ingevoerd moet zijn en waar ik wel verwachtingen rond heb. Ten slotte zijn er de uitzonderingen voor de mededingingsregels voor producentenorganisaties van landbouwers die al van kracht zijn. We kunnen als overheid niet rechtstreeks de prijzen sturen, want die zijn natuurlijk het resultaat van de verhouding tussen vraag en aanbod op de markt. Via die drie initiatieven kunnen we wel substantieel, zij het indirect, de positie van de boer in de keten verbeteren.
Collega Talpe, u zegt dat te weinig boeren hulp zoeken. Collega Schauvliege heeft er ook op gewezen dat het heel belangrijk is om die hulp bij die boer te krijgen of de boer tot bij de hulp te krijgen. Het departement Welzijn wordt zeer nauw betrokken om die knelpunten op te lossen, maar ik heb bij de bespreking van de beleidsbrief al gezegd dat, als je bijvoorbeeld doorverwijst naar Welzijn en je bij een medewerker terechtkomt die de taal en de context van de boer niet begrijpt, het een gesprek zou kunnen worden dat goedbedoeld is, maar nergens toe leidt. Daarin willen we nu net op maat investeren.
Collega’s Schauvliege en Talpe, Boeren op een Kruispunt is een cruciale organisatie. Ook collega Sintobin heeft ernaar verwezen. We besparen niet op hun werkingsmiddelen. Het is ook mijn bedoeling – ik denk dat het ook uit de rondetafel zal komen – om de werking de komende jaren wat te versterken. Ik ga hier niet op vooruitlopen. Er zijn nog een aantal organisaties die ook heel goed werk leveren. We moeten echt nagaan hoe we de meeste toegevoegde waarde kunnen realiseren.
Collega Talpe, als het niet goed gaat op het bedrijf – en dat was een beetje de noodkreet van de mevrouw wier tweet ik heb voorgelezen –, dan wordt het hele gezin getroffen, niet alleen de boer maar ook de partner en de kinderen. Hulp vragen is dus heel moeilijk. Vandaar dat Boeren op een Kruispunt altijd de problematiek van het hele gezin bekijkt bij het geven van adviezen en ondersteuning. Dat vind ik ook een heel belangrijk element.
Collega Steenwegen, als het gaat over het welbevinden van boeren, is het moeilijk om debatten te scheiden omdat alles een beetje met alles te maken heeft. Ik was blij met uw opmerking over het belang om met de boeren zelf te spreken. Het is zoals bij veel organisaties: over iemand spreken, gaat goed, maar we moeten ook met iemand spreken. Boeren zijn zelf eerstgeplaatst om mee oplossingen te zoeken en uit de problemen te geraken. Vandaar dat het voor mij echt van belang is om met hen te praten.
Collega Rombouts, landbouwbedrijven zijn vaak ook onderworpen aan een aantal regels zoals de kmo's of de industrie. Ook voedselveiligheid, milieu, welzijn, dierenwelzijn komen erbij. Het verschil is dat kmo's of industrie vaak personeel in dienst hebben om zich over die aspecten te buigen en administratieve verplichtingen te vervullen, terwijl landbouwgezinnen dat vaak allemaal zelf doen, in het weekend of na het werk.
Wij ondersteunen als overheid absoluut bedrijfsadviesdiensten zoals KRATOS, waarop men gratis een beroep kan doen. Ook hier moeten we nagaan hoe de boeren daar maximaal bij geraken, zodat ze hulp willen zoeken, zodat ze dat vertrouwen. Het komt nooit van één kant, men moet die externe hulp erbij willen halen.
Collega Coel, u onderstreept terecht het belang van preventief werken. De organisaties zetten momenteel ook in op preventiebeleid. ILVO gaat van start met een nieuwsbrief om dit nog meer onder de aandacht te brengen, om het hulpaanbod dichter bij de boeren te brengen. De nieuwsbrieven van het departement Landbouw worden heel gretig gelezen door onze boeren, en ik heb gevraagd om daar ook aandacht aan te besteden. Zij bereiken duizenden boeren. In plaats van die regelgeving puur technisch te houden, moeten we als overheid aandacht besteden aan het welbevinden om zo de drempel te verlagen.
Collega Sintobin, u legt de vinger op de wonde. In een aantal vorige sessies, onder andere vorige week bij de bespreking van de beleidsbrief, heb ik het verschil uitgelegd tussen consument en burger. De burger staat er absoluut achter dat er heel veel voorwaarden moeten worden nageleefd, maar de consument gaat heel vaak op zoek naar waar hij het goedkoopste aanbod kan vinden.
Met de inspanningen die ik wil leveren rond de Korte Keten en Voedsel van bij ons wil ik de burger en de consument dichter bij elkaar brengen, om net te tonen hoeveel inspanning het kost om te zorgen dat duurzaam en gezond voedsel op ons bord komt. Deze commissie kan misschien een teambuilding doen op een landbouwbedrijf om kennis te maken met het boerenleven. Er zijn vele mogelijkheden om onze discussies te verrijken door ook het veld op te gaan, maar dat laat ik over aan de commissie. Ik bied zeker mijn bereidwillige medewerking aan om mijn steentje daartoe bij te dragen.
Onbekend is onbemind, collega's, het is echt van belang dat de landbouwsector een eigen verhaal brengt. Als je dat niet doet, doen anderen dat in jouw plaats. Zo gaat het vaak in het leven.
Het debat over het strategisch plan voor de dierlijke voeding zullen we nog voeren. In de coronacrisis is er zeker veel positieve aandacht geweest in de pers voor onze landbouwers en de cruciale rol die ze spelen. Het is niet allemaal negatief. Ik heb aan mijn diensten gevraagd om te zorgen dat de cijfers ongecontesteerd zijn en dat er transparantie over is. Ik hoop dat door de lancering van cijfers die niet correct zijn, niet iedereen terug in zijn kot kruipt. Dat er niemand zou durven te reageren, is niet oké. We moeten het debat in alle objectiviteit durven te voeren.
Mijnheer Vandenhove, uw opmerking dat de regels de regels zijn en de vergunningen de vergunningen, daar ben ik het absoluut mee eens. Ik ben een groot fan van het feit dat de boer, net doordat hij op en met de grond werkt, een fundamenteel verschil maakt in de manier waarop we omgaan met onze omgeving en onze natuur. Ik vind het heel normaal dat daar regels voor gelden. Het is ook van belang dat boeren op economische wijze worden bekeken, en als ze een vergunning vragen of een uitbreiding daarvan, moeten de regels ook worden toegepast. De regels gelden voor iedereen. Ik wil er als minister van Landbouw zijn voor alle boeren.
Waarschijnlijk in Het Nieuwsblad, maar helemaal zeker ben ik niet, was er een heel mooie reportage over innovatie in de landbouwsector. Dat is een link die veel te weinig wordt gelegd en waarover we het kamerbreed eens zijn. De innovaties die vandaag in de landbouw gebeuren, zijn spectaculair. Het gaat bijvoorbeeld over het zoeken naar eiwitrijke of eiwithoudende gewassen, en over de manier waarop automatisering ingang vindt in bedrijven.
Ik mis dat in het hele verhaal. Landbouw wordt spontaan niet geassocieerd met innovatie, terwijl ik elke dag fantastische innovaties zie in landbouwbedrijven. Dat pad moeten we de komende jaren nog sterker maken.
Collega’s, we hebben dus nog veel werk voor de boeg. Ik heb van elk van jullie zeer geëngageerde uitspraken gehoord. Ik hoop dat we tot een sterk actieplan kunnen komen rond het welbevinden. Ik besef dat het makkelijk is om te zeggen dat we iets willen verbeteren, maar dat het betekent dat we op heel veel vlakken inspanningen zullen moeten leveren, net als de boeren zelf, natuurlijk.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Minister, ik wil u oprecht bedanken omdat u, om het in landbouwtermen te zeggen, hier proactief de handen aan de ploeg slaat en niet wacht tot het te laat is. Ik ben zeer tevreden met uw aankondiging van de acties die u zult ondernemen.
U kondigt een drietal zaken aan in verband met de ondersteuning van de zwakke onderhandelingspositie van de landbouwer in de keten. Ik wil daar nog een vierde, heel concrete zaak aan toevoegen en u vragen of u dat wilt overwegen, namelijk het ondersteunen van kleine, startende coöperaties. Collega Schauvliege had het erover: boeren zijn samen sterker dan alleen. In Wallonië heeft men zo’n systeem, ik zou u willen vragen om dat toch nog eens te overwegen. Dat heeft niet zóveel geld te kosten, er zijn er niet zoveel, maar ik denk wel dat dat een verschil zou kunnen maken.
Ik sluit graag aan bij de collega’s Rombouts en Sintobin, die het hadden over het imago van de boerenstiel, van de landbouwers. Welbevinden is gelinkt aan voldoening. Voldoening heeft veel te maken met appreciatie en appreciatie met begrip en kennis voor wat er op onze landbouwbedrijven gebeurt. Collega Sintobin had het over Voor Boer en Tuinder. Ik zal geen twee generaties teruggaan. Onlangs was er nog het programma Boer zkt Vrouw. Onze boeren zoeken, nog meer dan een vrouw, appreciatie. Er is dus zeker een rol voor zowel overheid als media om hier opnieuw op in te zetten.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Ik dank ook de collega’s. Het was een interessante gedachtewisseling, we komen hier zeker nog op terug.
Wat ik nog wil bijbrengen in het debat wat de administratieve last en de rechtszekerheid betreft, is dat we zeker het Europese niveau niet mogen vergeten. Want heel wat regelgeving en administratieve lasten komen van het Europese niveau. Dat thema moet dus ook op Europees niveau bespreekbaar worden gemaakt. Het kwam hier nog niet aan bod, maar is zeker iets wat verder zal worden besproken.
Er is PlattelandsTV, collega’s, en misschien moet er op zondagnamiddag nog iets anders komen. Maar als we het hebben over Boer zkt Vrouw: onze boeren hebben een vrouw, en dat is een vrouwelijke minister die ervoor zal zorgen dat het mentale welzijn van onze boeren veel beter zal worden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.