Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Er komt op iedereen, maar zeker ook op kinderen en jongeren, heel veel informatie af. Zeker over de maatregelen en de ernst van de situatie, over waar men zich aan dient te houden. Over hoe de scholen functioneren, en of ze open blijven.
U herinnert zich dat wij daarover in deze commissie hebben gesproken met de jongeren zelf. Er is nu ook het initiatief van de hackathon, om met de jongeren zelf in dialoog te gaan over hoe zij vinden dat de informatie breder tot bij hen zou moeten komen.
Een van de conclusies die in De Standaard stonden beschreven, is heel duidelijk. Het komt niet van de politici of van de traditionele media. De informatie wordt op de sociale mediakanalen gezocht.
Minister, het initiatief van de hackathon is zeer nuttig, maar de vraag is concreet wat we met die conclusies doen. Zetten we dat om in de praktijk? Neemt u hiervoor bijkomende initiatieven? Het is haast niet te doen, maar hoe zorgen we ervoor dat de circulerende informatie zo correct mogelijk is en dat jongeren zo goed mogelijk worden geïnformeerd?
Minister Dalle heeft het woord.
Voorzitter, een goede aanpak van de coronacrisis vraagt om een duidelijke en inclusieve communicatie op maat. We merken de noodzaak hiervan elke dag. Als we over het kind- en jongerenperspectief spreken, gaat het zeker ook om communicatie.
De hackathon speelt op deze nood in. Dat gebeurt in Brussel, maar in Mechelen is er een gelijkaardige aanpak. Het is een initiatief van een groep geëngageerde Brusselse jongeren voor jongeren. Op vraag van het Universitair Ziekenhuis Brussel is in cocreatie met de betrokken doelgroep gezocht naar communicatiestrategieën en -kanalen om de coronamaatregelen zo duidelijk en zo gericht mogelijk bij jongeren te krijgen.
De hackathon raakt mijn bevoegdheden voor Brussel, Jeugd en Media. Ik heb de hackathon dan ook bijgewoond om zelf te zien en te horen wat de noden en de behoeftes van jongeren zijn en welke oplossingen naar voren worden geschoven. Ik geloof er sterk in dat jongeren belangrijke ambassadeurs kunnen zijn om hun leeftijdgenoten te wijzen op de noodzaak om de coronamaatregelen na te leven.
In de loop van vorige week hebben de organisatoren van de hackathon me hun conclusies bezorgd. Die conclusies moeten met enige voorzichtigheid worden gelezen. Het gaat immers om een eenmalig initiatief met een aantal jongeren. De resultaten zijn niet zo zeer wetenschappelijk, maar verlenen interessante inzichten in de kennis over de maatregelen, in de naleving en in de impact van de boodschap. Ik zal een aantal conclusies kort overlopen.
Wat de coronamaatregelen betreft, is vastgesteld dat een aantal maatregelen, zoals het dragen van een mondmasker, handhygiëne en afstandsregels, vrij goed gekend zijn en dat een aantal andere maatregelen, zoals de app en wat moet gebeuren indien iemand met een besmette persoon in aanraking is gekomen, dan weer iets minder gekend zijn.
Wat de verspreide informatie betreft, beseffen jongeren dat er over het coronavirus veel fake news circuleert. De boodschapper met de grootste impact is vaak een persoon uit de nabije omgeving, zoals een vriend, een kennis of een straathoekwerker. Getuigenissen van een besmette persoon laten ook een duidelijke indruk na. De belangrijkste boodschap is dat we moeten blijven herhalen. Er is een zekere coronamoeheid en we moeten ervoor zorgen dat de boodschap helder is en herhaaldelijk naar voren komt.
De hackathon en andere acties tonen aan dat er nog heel wat uitdagingen zijn om een zo breed mogelijk bereik en een grotere maatschappelijke impact te krijgen. De communicatie moet ook meer op maat van doelgroepen worden gebracht. Om die reden zit ik op 23 oktober 2020 rond de tafel met een aantal belangrijke communicatie-actoren, waaronder de initiatiefnemers van de hackathon, communicatie-experten en een aantal van onze structurele partners. Wat mijn eigen beleidsdomeinen betreft, zijn dat WAT WAT en het Vlaams Kenniscentrum Mediawijsheid. Samen met hen, wil ik nagaan hoe we verder gericht werk kunnen maken van een inclusieve communicatie. Ik wil de lopende initiatieven op het bestaand communicatiebeleid afstemmen. Ik denk dan aan de zogenaamde check-check-check-campagne die we in het begin van de coronacrisis met jonge influencers hebben gevoerd. We zullen dat de komende maanden voortzetten.
In het beleid zie ik drie speerpunten. Ten eerste moet er een sterke samenwerking zijn tussen de verschillende spelers die zich over de communicatie met jongeren buigen. Ten tweede moet er een duidelijke en gerichte communicatie op maat van kinderen en jongeren zijn. Ten derde moeten we officiële kanalen stimuleren om foute en valse berichtgeving te weerleggen. Dat is onze strijd tegen fake news.
Daar heb ik al gewerkt op verschillende vlakken. Dit was ook de rode draad bij de initiatieven die al genomen zijn bij de uitbraak van de coronapandemie.
Als ik het heb over onze partners, denk ik in het bijzonder aan WAT WAT en Awel, die we hier al uitgebreid besproken hebben, en ook aan het Vlaams Kenniscentrum Mediawijsheid, de rol van het jeugdwerk, en tot slot niet te vergeten de initiatieven die onze openbare omroep ter zake neemt: denk aan het Instagramkanaal nws.nws.nws, aan de initiatieven van Ketnet en MNM om kinderen en jongeren te bereiken.
Ik zal morgen ook verder kijken naar de vaststellingen en afspraken die uit het overleg komen, en de ‘lessons learned’ van goede praktijken en initiatieven.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Het stelt mij enigszins tevreden dat u alle initiatieven van zeer nabij opvolgt en permanent op zoek bent naar bijsturingen en verbeteringen. Ik ben opgelucht te vernemen dat veel boodschappen toch wel bij jongeren binnenkomen, dat heel veel maatregelen toch begrepen en aanvaard worden. Herhaling is de kracht van elke communicatie, dat weten we allemaal. Meestal zeggen we: als we het beu gehoord zijn, begint het bij de mensen binnen te sijpelen. Herhaling is dus zeer belangrijk.
Als u het hebt over samenwerking met iedereen die met communicatie naar jongeren bezig is, worden daar dan ook de socialemediaplatformen zelf bij betrokken? Zijn daar contacten die op regelmatige basis gebeuren, heel specifiek rond deze problematiek? Of staan die daar niet voor open? Dat is nog een bijkomende vraag.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
De conclusie die collega Coenegrachts aanhaalde, is:‘politici en traditionele media staan ver van mijn bed, ik haal de informatie uit Instagram, Snapchat en Facebook’. Ik hoop dat het voor niemand in deze commissie een verrassing is dat dat voor jongeren zo is. We hebben het er al heel vaak over gehad, jongeren halen nu eenmaal hun informatie voornamelijk uit gratis informatie via sociale media, niet de klassieke media. Dat wordt ook heel erg goed gedaan. Wanneer je bijvoorbeeld naar Instagram nws.nws.nws gaat kijken, vind je daar heel duidelijk terug wat code oranje is – dat staat in verschillende stappen uitgelegd. Nu, die hebben nog maar 88.000 volgers, dat is niet niks als je nog niet zo lang actief bent, maar dat kan zeker veel beter als we weten hoeveel jongeren zij zouden kunnen bereiken. Er zijn heel wat doelgroepen die nog niet van het bestaan van die kanalen weten. De organisatoren gaven het ook al aan, er moet meer communicatie op maat van die doelgroepen komen. De minister gaf dat zelf ook aan. Het is heel belangrijk om daar op in te zetten.
Gezien u dat gesprek morgen nog aangaat, verwacht ik niet dat er al een antwoord is hoe u die verschillende doelgroepen juist gaat bereiken. Dat zal een vraag zijn die morgen op tafel ligt.
Als de jongeren aangeven welke maatregelen ze goed onder de knie hebben, zijn dat die die niet te vaak veranderd zijn. Diegene die wel vaker veranderd zijn of recenter veranderd zijn, liggen moeilijker. Als we die vraag gewoon in de samenleving gaan stellen, gaan we helaas hetzelfde antwoord krijgen. Dus zoals collega Coenegrachts aanhaalt: herhalen, herhalen, herhalen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit mij graag aan bij deze vraagstelling omdat jeugdinformatie een ongelooflijk belangrijk thema is, maar ook een thema dat permanent door de jaren heen blijft evolueren. Er moet altijd aandacht zijn voor hoe we innovatief en creatief omgaan met die communicatie en communicatiekanalen om onze kinderen en jongeren maximaal te bereiken. We hebben hier de afgelopen maanden toch ongelooflijke stappen voorwaarts gezet om kinderen en jongeren te bereiken. Het is heel interessant om daar de informatie uit te halen: welke evoluties hebben we gezien, waarom gaat het de ene of andere richting uit? Het blijft een uitdaging om de beste kanalen te zoeken, en dat zal ook in de toekomst zo blijven.
We zien hoe de sociale media evolueren, hoe influencers veel meer impact hebben dan twee, drie jaar geleden. Het is belangrijk dat wij de jeugdinformatie blijven stroomlijnen. In het verleden is vaak gebleken dat er wel heel veel informatie kan zijn maar dat kinderen en jongeren ze moeilijk vinden en niet weten of ze betrouwbaar is. Het is heel moeilijk omdat wij in een breed veld van communicatie en communicatiekanalen zitten. Onder andere WAT WAT is in die gewenste stroomlijning een heel belangrijke partner. Zij hebben hun rol daarin al bewezen, en ik hoop dat zij die in de toekomst verder kunnen uitbouwen.
Minister Dalle heeft het woord.
Er is een vraag gesteld naar de socialemediaplatformen, een onderwerp dat hier al vaker aan bod is gekomen. Je merkt dat verschillende platformen daarmee bezig zijn en COVID-19-gerelateerde informatie centraal proberen te stellen. Ik denk dat zij daar al goede inspanningen doen. Het kan zeker nog beter, maar wij hebben daartoe nog geen concrete initiatieven genomen in de voorbije weken.
Collega Perdaens, ik zal daar morgen verder over spreken. Wij gaan kijken naar de best practices, en de lessen die wij daar kunnen uit trekken. Hoe kunnen wij stappen vooruitzetten? Hoe kunnen wij kruisverbanden realiseren? Zoals u zegt, collega Rombouts, is het stroomlijnen van informatie belangrijk, alsmede het bundelen van de capaciteiten die er zijn. Ik geef een concreet voorbeeld. We zijn vandaag tegelijk aan het onderhandelen over de beheersovereenkomst van de VRT en over de overeenkomsten die wij hebben met de Ambrassade. De bedoeling is om in beide beheersovereenkomsten ook een structurele samenwerking te verankeren tussen initiatieven als nws.nws.nws en WAT WAT en Awel. Er moet echt worden samengewerkt en er moet doorverwezen worden. Bijvoorbeeld zijn er regelmatig interessante reportages op Ketnet op televisie over kinderen, soms jongerenreportages op MNM, radio. Die worden soms opgepikt op nws.nws.nws wanneer ze nieuwswaardig zijn. Welnu, die kunnen soms ook interessant zijn voor Awel en WAT WAT om ermee aan de slag te gaan. Op dat soort samenwerkingen gaan wij structureel inzetten in de komende jaren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.