Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, ik kom niet vaak in deze commissie, maar het is fijn om hier ook eens te zijn. Het zijn de onthaalouders die mij vandaag hiernaartoe brengen.
In Vlaanderen wordt een heel groot deel van de kinderopvang ingevuld door de zogenaamde gezinsopvang, de onthaalouders die kinderen opvangen in hun huis. Een keuze van ouders voor gezinsopvang is een keuze voor opvang in een heel huiselijke sfeer. Onthaalouders geven die kinderen op een kleinschalige manier niet alleen opvang, maar ook de nodige geborgenheid. Die gezinsopvang staat vandaag echter onder druk, zoals we weten: het aantal onthaalouders kent de laatste jaren onafgebroken een dalende trend en het is niet evident om die gezinsopvang blijvend op de kaart te zetten. Er is dan wel een actieplan ter zake, maar het blijft moeilijk.
Veel onthaalouders vangen kindjes op in de eigen gezinswoning. De kindjes spelen bijvoorbeeld in de woonkamer van de onthaalouder en slapen in de eigen slaapkamers, waar de onthaalouders of een van hun eigen kinderen zelf ook slapen. Dat maakt echter dat het voor thuiswerkende onthaalouders niet mogelijk is om dienstencheques aan te vragen die hun toelaten hulp in het huishouden te betalen. Dienstencheques zijn immers een betaalmiddel om hetzij hulp in het huishouden, hetzij hulp bij dagelijkse activiteiten buitenshuis, bijvoorbeeld boodschappen doen of strijken, te betalen. Een voorwaarde voor het correct gebruik van dienstencheques is dat ze enkel gebruikt mogen worden om activiteiten die in de privésfeer plaatsvinden te vergoeden. Activiteiten die in een professionele omgeving plaatsvinden, zoals het poetsen van een praktijkruimte of de wachtzaal van een dokter, mogen niet door middel van dienstencheques vergoed worden.
Vier jaar geleden stelde ik hierover reeds een vraag aan de toenmalig bevoegde minister, minister Muyters. Hij oordeelde toen dat het te moeilijk zou zijn om een onderscheid te maken tussen onthaalouders en zelfstandigen. Onthaalouders zijn echter meestal geen echte zelfstandigen. De meesten onder hen zijn aangesloten bij een erkende dienst en werken onder het sui-generisstatuut voor onthaalouders.
Onlangs pleitte het Vlaams Welzijnsverbond opnieuw voor bijkomende ondersteuning voor onthaalouders, en dit om ouders ook in de toekomst de optie te kunnen blijven bieden om te kunnen kiezen voor gezinsopvang. Daarbij wordt ook aandacht gevraagd voor het vele logistieke werk dat zij hebben, naast de eigenlijke pedagogische opvang. Het schoonmaken van de woning en dus de plekken waar de kinderen spelen en slapen is daar een van. Ook vandaaruit klinkt de vraag om in de mogelijkheid te voorzien voor onthaalouders om daarvoor dienstencheques in te kunnen zetten en hun zo wat meer ademruimte te geven.
Bent u op de hoogte van het probleem dat mensen die werkzaam zijn in de gezinsopvang, geen gebruik kunnen maken van dienstencheques voor het onderhoud van hun woning?
Hoe staat u tegenover het voorstel om voor onthaalouders die in hun eigen gezinswoning kindjes opvangen, de mogelijkheid te creëren om dienstencheques te gebruiken om hulp in het huishouden te betalen? Dit moet de onthaalouders beter ondersteunen en zo mee de uitval doen afremmen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Schryvers, ik ben op de hoogte van de problematiek. U hebt dit punt vorige legislatuur ook al op de agenda gezet en ik heb ook het antwoord gegeven dat collega Muyters toen gegeven heeft, dus ik hoef niet te herhalen waarom het tot op vandaag nog niet gelukt is om ook onthaalouders gebruik te laten maken van dienstencheques.
Er is één nieuwigheid in dezen. U weet dat dienstencheques volgens de regelgeving enkel bestemd zijn voor privégebruik, wat een heel helder principe is, maar onthaalouders hebben een heel apart statuut, waaraan een vastgelegde vergoeding is gekoppeld. Deze vergoeding is eerder beperkt en de vraag is of ze als een volwaardig inkomen kan worden gekwalificeerd. De onthaalouders zijn ook geen zuivere zelfstandigen en het is op dit moment onduidelijk of ze al dan niet beroepskosten kunnen aftrekken. Ik wil daarom eerst een antwoord op dat punt.
De vermenging van beroepskosten en gesubsidieerde dienstencheques was de voornaamste reden om onthaalouders uit te sluiten van het gebruik van dienstencheques. Je kunt niet van beide gebruik maken, omdat beroepskosten aftrekken wijst op het beroepsmatig karakter van de activiteit. Vanuit Welzijn heb ik nu echter het signaal gekregen dat het systeem van beroepskosten niet van toepassing zou zijn op onthaalouders. Dit wordt momenteel uitgeklaard door onze administraties. Indien er effectief geen sprake zou zijn van een professionele activiteit, dan zou je kunnen overwegen om onthaalouders wel toegang tot de dienstencheques te verlenen binnen de bestaande reglementering. We beperken ons daarbij dan niet tot onthaalouders, want we bekijken ook of er andere beroepsgroepen in zo’n situatie zouden zitten. Die screening zijn we nu aan het uitvoeren. Ik kan het licht dus nog niet op groen zetten, collega Schryvers – en dat had u waarschijnlijk ook niet verwacht –, maar we zijn wel de regeling rond de beroepskosten aan het uitklaren, mede omdat het om een groep gaat die een heel belangrijke sociale rol vervult en die recht heeft op de dienstverlening die openstaat voor iedereen. Ik moet dus wat voorbehoud formuleren, maar we zijn het alvast aan het onderzoeken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Laat me toe om te zeggen dat dit een grote stap voorwaarts is. Ik had inderdaad niet verwacht dat u op enkele dagen tijd het licht op groen zou kunnen zetten, maar het verheugt me wel dat u niet permanent op de rode knop blijft duwen, maar dat net aan het onderzoeken bent. Daar komen dan een aantal facetten bij kijken.
Het is inderdaad zo dat onthaalouders geen zelfstandigen zijn, maar een onkostenvergoeding krijgen en een sui-generisstatuut hebben, dus hen zomaar vergelijken met andere beroepsgroepen waar beroepskosten in rekening worden gebracht, is inderdaad niet helemaal juist. Maar het is natuurlijk niet meer dan normaal dat het onderzoek eerst wordt gevoerd en dat er ook wordt gekeken naar andere beroepsgroepen.
Nu, ik herhaal het nog eens: we hebben allemaal misschien gebruik gemaakt van de opvang bij onthaalouders of er zijn misschien zelfs collega’s die er nog steeds gebruik van maken. Die kindjes worden daar opgevangen in de gezinswoning, ze spelen in de leefruimte, ze eten in de keuken, slapen in de slaapkamer van de onthaalouder en dat is geen afgesloten ruimte waarin men beroepsactiviteiten uitvoert, zoals dat wel het geval is bij kantoren die aan de woning worden aangebouwd. Het zou hen, denk ik, heel wat helpen als zij ook gebruik kunnen maken van dienstencheques om het gewone onderhoud van de woning uit te besteden. Als er elke dag kindjes in de woning aanwezig zijn, is dat waarschijnlijk nog meer nodig.
Maar het is zeer goed, minister, dat u het onderzoek zult uitvoeren, want dat brengt mogelijk perspectief. Ik weet dat het geen zekerheid is, maar het is toch al een belangrijke stap. En dan kijk ik natuurlijk verder naar tot welke uitkomst dat in de toekomst kan leiden.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik dank u voor uw vraag. Het is een interessante problematiek. De problematiek van het statuut van de onthaalouder is er natuurlijk aan gelinkt. Dat is een statuut dat ook al lang op de agenda staat, maar heel moeilijk vaste vorm krijgt. We zijn er met z'n allen van overtuigd dat ook de onthaalouders een specifieke plek hebben in ons kinderopvanglandschap. Er is daar zeker nood aan versterking.
Minister, het is ook goed dat u wilt onderzoeken hoe de beroepskosten zich verhouden tot de onkostenvergoeding voor onthaalouders, om dan al dan niet het gebruik van dienstencheques toe te laten in de sector van de onthaalouders. Ik denk alleen dat er een belangrijke caveat is. Het zou spijtig zijn om een aantal voorwaarden of voordelen toe te kennen aan de onthaalouders en zo een echt onthaalouderstatuut te hypothekeren. Het ene mag het andere niet voor de voeten lopen.
Een ander element is onder welk paritair comité die medewerkers hun dienstencheques zouden vallen: het paritair comité Zorg of het paritair comité Dienstencheques? Want dat is ook afhankelijk van de opdracht en de taak die de medewerkers bij de onthaalouders thuis zouden uitvoeren. Is het puur een onderhoudstaak: poetsen, andere kleine klusjes of diensten? Of komt ook de zorgondersteuning in het verhaal? En dat heeft natuurlijk ook een impact op de verloning en de opdracht van die dienstenchequemedewerkers. Dat is een element dat ik wilde aanstippen.
En breder, met een specifieke coronalink: de dienstenchequemedewerkers kaarten vandaag ook weer aan dat er toch wel wat zorgen zijn rond veilig werken. Ook in een omgeving met niet alleen de onthaalouder en de gezinsleden thuis, maar ook nog een aantal kindjes, is het veiligheidsaspect natuurlijk niet zonder belang. Maar dat is heel specifiek in deze periode, laten we hopen dat ze snel achter de rug is. Maar als u snel werkt, minister, is het natuurlijk niet ondenkbaar dat dat veiligheidsaspect mee zou moeten worden onderzocht.
We staan principieel open voor de discussie, maar we zouden alle randvoorwaarden uitgeklaard willen zien vooraleer we de horde nemen, in het belang van de onthaalouders, maar ook in het belang van de dienstenchequemedewerkers.
De heer Ronse heeft het woord.
Ook ik heet u heel welkom in de commissie, collega Schryvers. Ik dank u voor uw vraag. Ik vind het een interessant thema.
Ik denk dat de minister gelijk heeft twee voorbehouden te maken. Ten eerste zegt ze dat we moeten nagaan of er nog andere spelers zijn, zoals onthaalouders, die in een gelijkaardige situatie zitten, die in de schemerzone zitten tussen een concrete zelfstandige activiteit en een thuisactiviteit. Als we dat doen voor onthaalouders, moeten we dat ook doen voor gelijkaardige statuten. Ten tweede is er het verhaal van de beroepskosten. Mijn voorstel zou zijn om het licht – u zult het zeer graag horen – niet op rood, niet op groen, maar op oranje te zetten. Met het voorbehoud dat het nuttig zou zijn dat de minister een simulatie zou kunnen maken van een maxi- en een miniscenario van alle doelgroepen, zoals onder meer de onthaalouders, die daarop een beroep zouden kunnen doen, en wat dat op jaarbasis, ook budgettair, als impact zou kunnen hebben. Dan weten we ook meteen budgettair waarover we spreken en kunnen we op basis van die ‘evidence’ vrij snel beslissen of het licht van oranje naar groen gaat of dat het op een andere manier zal worden opgelost.
Maar ook wij willen daar met een constructieve blik naar kijken. Zeker nu, want kinderopvang, thuisopvang, is zelden zo acuut nodig geweest als vandaag. Uw vraag is dan ook zeer actueel.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Schryvers, ook ik dank u voor de interessante vraag. We kennen de problematiek. U hebt het probleem al geschetst: als je thuis een activiteit uitoefent, hoe ga je dan om met dienstenchequemedewerkers die daar komen poetsen? Dat gaat natuurlijk veel ruimer dan onthaalouders, zoals u het zelf ook schetst. We kennen het probleem van een dokter met zijn praktijk. Maar het is een veel bredere zone. Wat doe je met iemand die thuis pedicure geeft: mag die stoel worden gepoetst door de poetsvrouw of niet?
Als men overweegt om het te versoepelen, dan dring ik er ook echt op aan om alle groepen mee te nemen. Maak geen speciale categorie voor onthaalouders, want dat zou niet echt fair zijn ten aanzien van andere mensen die zich in diezelfde situatie bevinden. Dat het op oranje staat of dat men het bekijkt: heel graag. Maar dan wel met de duidelijke voorwaarde dat ook andere groepen worden meegenomen.
Met mijn tweede element kom ik bij wat ook collega Ronse schetst: welke budgettaire impact heeft dat? We hebben hier de voorbije weken en maanden verschillende discussies gevoerd. En we zullen dat nog moeten doen, want de knoop over de rendabiliteit van het systeem, de kost van het systeem is nog niet doorgehakt. Het zit op zijn limieten. Het kost ons nu al 1,4 miljard euro. Het is nu al harken en zoeken naar middelen om de poetshulpen zelf wat extra loonopslag te geven. Als we naar zo’n uitbreiding gaan, zal dat serieuze consequenties met zich meebrengen. Dat zal niet evident zijn. U weet dat mijn partij in het verleden steeds vragende partij is geweest om de activiteiten van dienstencheques uit te breiden, onder andere naar kinderopvang. Maar we beseffen dat dat in deze budgettair moeilijke momenten niet evident is. De bekommernis, ook vanuit onze kant, blijft overeind: als je naar zo'n uitbreiding gaat, moet het allemaal betaalbaar blijven.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, ik heb de vraag van mevrouw Schryvers als minder omvangrijk geïnterpreteerd dan de uitbreidingen die ik nu hoor. Zoals ik de vraag had begrepen, gaat het erover dat men vraagt dat de dienstencheques zouden kunnen worden gebruikt om de woning te poetsen. Het gaat dus niet over de uitbreiding van de taken van de dienstenchequemedewerkers. Want dat zijn natuurlijk twee discussies en we moeten de discussie zuiver houden. Ik zie iedereen knikken, dus iedereen begrijpt het verschil.
Het paritair comité is afhankelijk van de werkgever van de huishoudhulpen. Dat zijn dus de dienstenchequebedrijven en niet de klant, de onthaalouders.
Mevrouw Gennez, u uit terecht uw bekommernis over veilig werken. We hebben dinsdag al samengezeten met de sector over een plan van aanpak, om te bekijken wat de nodige veiligheidsrichtlijnen zijn. We zullen die deze week nog versturen. Er staan ook nog een aantal andere punten in het plan, namelijk inspectie, onderzoek en veiligheidsmiddelen. Ik kom daar deze namiddag nog op terug, in het kader van de toelichting rond corona.
Collega’s Ongena en Ronse, wat de beroepsgroepen en de kosten betreft: ik heb het hier over de groepen die in dezelfde situatie verkeren als de onthaalouders en de link met die beroepskosten. Als het zo is dat je geen beroepskosten in rekening kunt brengen, dan is er ook een onderscheid met de pedicure. Want iemand die zelfstandig pedicure is en haar woning gebruikt om haar activiteiten uit te oefenen, dat lijkt mij toch iemand te zijn die ook beroepskosten in rekening kan brengen – maar ik zal daarover geen uitspraken doen. Je kunt daar een propere grens trekken.
Zoals gezegd, het licht staat op oranje. Ik wil alleen nu al de discussie zuiver proberen te houden. Tenzij collega Schryvers nuanceert, gaat de discussie niet over de uitbreiding van taken die poetshulpen kunnen doen, maar wel over of je met dienstencheques iemand ruimtes kunt laten poetsen die je niet alleen 's avonds gebruikt om in de zetel te zitten en naar tv te kijken, maar waar overdag ook een of twee kindjes komen verblijven. Dat is de vraag, waarop het antwoord vandaag neen is. Ik heb alleen een kader geschetst waarbinnen ik wil kijken of die ‘neen’ een ‘ja’ kan worden. Maar dan moeten we die discussie natuurlijk zeer terecht zuiver houden. Want, zoals collega Ongena suggereert, als je de taken begint uit te breiden, zit je met een exploderende budgettaire kost. Daarmee ben ik het absoluut eens. Maar ik had de vraag eigenlijk eerder beperkt geïnterpreteerd.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik kan alleen maar onderschrijven dat u de vraag heel goed begrepen hebt. De problematiek is dat een onthaalmoeder vandaag kindjes opvangt in haar eigen woning. Die kindjes spelen in die leefruimte, eten in die keuken… Net daarom kan die onthaalouder geen gebruik maken van dienstencheques om haar eigen woning te laten onderhouden. Er kan niemand komen poetsen met gebruik van dienstencheques omdat de woning gebruikt wordt voor kinderopvang. Dat is de essentie. Dat is wat de diensten voor onthaalouders en het Vlaams Welzijnsverbond onlangs nog eens hebben aangeklaagd. Ze hebben tenminste de vraag gesteld om ook hen de mogelijkheid te geven om hun woning, waar zij wonen en leven met hun eigen gezin maar waar ze overdag ook enkele kindjes opvangen in het kader van gezinsopvang, te kunnen laten poetsen door iemand uit een dienstenchequebedrijf. Dat is alles.
Mijn vraag ging niet over de uitbreiding van de taken die men met dienstencheques kan uitvoeren. Ik wil ook aan de andere collega’s zeggen dat er toch wel een groot onderscheid is tussen een zelfstandige die een specifieke ruimte in zijn woning heeft waar hij een beroepsactiviteit uitoefent en die onthaalouders waar de opvang gebeurt in de privévertrekken. Laat me dus heel duidelijk zijn. De vraag was zeer beperkt. Dat was ook al de vraag in 2016 en dat was ook de vraag die al gesteld werd door de diensten en door de onthaalouders zelf. Dat is de vraag die ik hier vandaag heb gesteld. Die gaat heel zeker niet verder dan dat. Maar het zou voor die onthaalouders die kindjes opvangen in hun eigen gezinswoning al een grote stap vooruit zijn als dat zou kunnen. Ik ben alleszins heel tevreden dat daarvoor het licht op oranje staat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.