Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, Turkije sloot eind november 2019 een overeenkomst met de Libische regering van premier al-Sarraj, waarbij ze wederzijds hun maritieme grenzen in de Middellandse Zee afbakenden. Het akkoord houdt echter geen rekening met de maritieme grenzen van zowel Griekenland als Cyprus, en vormt dus een inbreuk op het internationaal zeerecht zoals dat wordt geregeld door het VN-Zeerechtverdrag en ook, trouwens, door het internationaal gewoonterecht. Een kuststaat kan volgens het internationaal zeerecht namelijk een exclusieve economische zone laten gelden tot maximaal 200 zeemijl buiten de kust. Dat is ongeveer 370 kilometer. Echter, waar die potentiële zones overlappen of botsen, kunnen er geen unilaterale claims worden gemaakt op een exclusieve economische zone. In dat geval moet er een akkoord bestaan tussen de staten wier mogelijke zones overlappen. Een akkoord tussen slechts enkele staten, in dit geval Turkije en Libië, volstaat niet. Turkije aast echter op het gasgebied voor de kust van Cyprus en Kreta, en is bereid om daarvoor het internationaal recht aan zijn laars te lappen.
Onder meer de Europese Unie en de Verenigde Staten veroordeelden deze Turkse schending van het internationaal zeerecht.
Het conflict begint echter steeds dreigendere proporties aan te nemen. Begin augustus stuurde Turkije nog een dreiging uit door een ‘onderzoeksschip’ begeleid door militaire schepen naar een betwiste regio ten zuiden van Rhodos te sturen. In een reactie op deze door de Turken geïnitieerde escalatie besloten Griekenland, Frankrijk, Italië en Cyprus om samen militaire oefeningen uit te voeren ten zuiden van Kreta. In een agressieve speech op 26 augustus, die bol stond van de historische onwaarheden en de gedwongen verwijdering van etnische Grieken uit Anatolië verheerlijkte, stelde president Erdogan ook alles te zullen doen dat politiek, economisch en militair nodig is om de zogenaamde Turkse belangen te verdedigen. Hij beweerde ook dat Griekenland zichzelf zou “vernietigen”, zo zei hij het toch, indien het zich tegen Turkije zou blijven verzetten. U ziet het, toch wel een en ander.
Dat brengt me bij mijn vragen. Minister-president, oordeelt u dat de Turkse claims in de oostelijke Middellandse Zee ongerechtvaardigd zijn en een inbreuk op het internationaal recht uitmaken? Ik neem aan dat dat een retorische vraag is en dat ik daar snel een antwoord op zal krijgen. Wat is uw reactie op de ongeoorloofde bedreigingen die door de Turkse president Erdogan werden geuit ten aanzien van Griekenland? Hebt u over enerzijds het maritieme conflict en anderzijds de ongeoorloofde uitspraken van president Erdogan reeds overleg gepleegd met de Turkse ambassadeur? Indien ja, wat was de uitkomst van dit overleg? Indien niet, zult u de ambassadeur nog uitnodigen voor een gesprek, en wat wilt u dan desgevallend meedelen?
Bepleit de Vlaamse Regering Europese sancties tegen Turkije? Indien niet, waarom niet? Bent u bereid om, eventueel in samenspraak met de federale collega’s, de Griekse regering expliciete steun toe te zeggen? Indien ja, welke stappen zult u daartoe ondernemen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, de wateren waar Turkije boort, behoren volgens het internationaal recht inderdaad toe aan de Europese lidstaat Cyprus. Over de principes van het internationaal recht valt dus niet te onderhandelen. De Vlaamse Regering is anderzijds geen internationaal rechtscollege dat daarover beslissende uitspraken kan doen. Midden juli van dit jaar hebben de EU-ministers van Buitenlandse Zaken besloten om sancties op te leggen aan Turkije naar aanleiding van de gasboringen bij Cyprus. Het gaat om de volgende sancties: het opschorten van gesprekken over een luchtvaartakkoord; een oproep aan de Europese Investeringsbank (EIB) om haar leningen aan Turkije te herzien; minder financiële steun van de EU volgend jaar.
U vroeg wat mijn reactie is op de bedreigingen van Erdogan. De Vlaamse Regering roept alle betrokkenen op om naar oplossingen te streven via dialoog. Sommige uitlatingen van president Erdogan dragen niet bij tot het vinden van een constructieve oplossing. Het is in niemands belang, denk ik, om de situatie in de Middellandse Zee te laten escaleren, maar tegelijkertijd stapelden de provocaties langs Turkse zijde zich de afgelopen maanden op. Indien de Turkse houding niet verandert, dringen zich naar mijn oordeel bijkomende maatregelen op.
Ik heb de Turkse ambassadeur medio juni voor het laatst ontmoet. Het conflict was toen nog niet geëscaleerd zoals nu. Het was daarom toen ook geen voorwerp van gesprek. Tijdens overleg met de federale overheid en de andere deelstaten hierover heb ik de kritische houding van de Vlaamse Regering laten vertolken tegenover de voortzetting van het proces van toenadering van Turkije tot de EU. Ik blijf van oordeel dat een grondige reflectie nodig is over de toekomst van de EU-relaties met Turkije. Het is duidelijk dat het beleid van de huidige Turkse regering haaks staat op de normen en de waarden van de Europese Unie.
Wat sancties betreft: zoals ik zei, werd de kritische houding van de Vlaamse Regering ingebracht tijdens de Belgische positiebepaling in aanloop naar de Europese Raad van 1 oktober. De EU kiest voor een tweesporenbeleid. Dat impliceert enerzijds dat een politieke dialoog op gang wordt gebracht, die de weg opent naar meer stabiliteit en voorspelbaarheid. Anderzijds eist de EU ook duidelijke resultaten en moeten de obstructies stoppen.
Commissievoorzitter von der Leyen zei het: “Wat we nu niet willen, is dat Turkije opnieuw unilaterale maatregelen neemt die het internationaal recht schenden.”
De Europese top wees uit dat, indien Turkije zich niet constructief opstelt, diverse maatregelen kunnen worden genomen, waaronder het opleggen van sancties. Als de Turken zich daarentegen constructief opstellen, wil de EU praten over een modernisering van de Europees-Turkse douane-unie. De modernisering van de douane-unie, waardoor Turkije meer handel met Europa zou kunnen drijven, is een oude wens van Turkije, die al werd opgenomen in de vluchtelingendeal van 2016. Turkije werd dus een wortel en een stok voorgehouden. De stok is de dreiging met sancties, de wortel is vooral meer handel. De Europese Unie zal uiterlijk in december beoordelen of Turkije zich goed heeft gedragen.
Wat steun voor de Griekse regering betreft, hebben de Europese staats- en regeringsleiders tijdens de top van 1 oktober met unanimiteit hun volledige steun en solidariteit betuigd met Griekenland en Cyprus in deze kwestie. Wij moeten via België, dus Vlaanderen heeft binnen België ook gepleit voor dit duidelijke statement. Dat is gevolgd, daar was unanimiteit over.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, uw antwoord was vrij duidelijk wat mij betreft. U roept natuurlijk op tot oplossingen via dialoog, maar aan de andere kant zegt u terecht dat u genoeg hebt van de provocaties van Erdogan en de Turkse regering, en dat die zich inderdaad blijven opstapelen. U gaat eventuele extra sancties zeker niet uit de weg. Ik apprecieer het alvast dat u bereid bent om kordater op te treden.
U zegt ook dat het beleid van Turkije haaks staat op de normen en waarden van de Europese Unie. Dat vinden wij uiteraard ook. Dat u dit wilt meenemen in de discussie rond toetreding tot de EU – u was een beetje eufemistisch: wij vinden alleszins dat andermaal bevestigd is dat Turkije eigenlijk geen plaats heeft binnen Europa, en wij willen niet op een eufemistische manier zeggen dat we die discussie toch eens beter moeten sturen op dat vlak. Wij vinden dat de toetredingsonderhandelingen definitief gestaakt mogen worden.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw omstandige antwoord. Die spanningen tussen Turkije en de Europese Unie lopen inderdaad op en u hebt alle internationale conflicten aangehaald, de conflicten in directe relatie met de Europese Unie en met de deal van 2016 die niet gehonoreerd wordt. Integendeel, Erdogan gebruikt die vluchtelingenstroom, vluchtelingen worden naar de Griekse grens gebracht.
Die Turkse claims op de oostelijke Middellandse Zee, zoals terecht aangehaald in de vraag van collega Deckmyn, zetten druk op de relaties tussen Europa en Turkije. Dan hebben we het nog niet gehad over de interne Turkse situatie: ik heb het dan over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van meningsuiting, de rechtstaat – de lijst is ellenlang aan het worden. Wij bepleiten als fractie heel duidelijk dat die toetredingsonderhandelingen met Turkije nu eindelijk eens zouden mogen worden stopgezet. Dat geldt ook voor het gealloceerde budget onder het instrument voor pretoetredingssteun. We zijn op een moment gekomen dat we dat standpunt eens heel duidelijk moeten innemen als Vlaanderen in de Europese Unie, om een duidelijk signaal te zenden naar Erdogan en Turkije.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende vragen meer gekregen, dus ik begrijp de standpunten die hier ingenomen worden.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Ik ben ook tevreden met het aansluiten van collega Nachtergaele en zijn duidelijke stellingname ten aanzien van Turkije.
De vraag om uitleg is afgehandeld.