Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, deze vraag is eigenlijk al bijna een maand geleden ingediend.
Ik spreek over Iran en de executie van de Iraanse worstelaar Navid Afkari op 12 september van dit jaar. Hij werd in september 2018 gearresteerd en veroordeeld voor het doodsteken van een veiligheidsagent tijdens antiregeringsprotesten in de Iraanse stad Shiraz. Deze Iraanse worstelaar zou echter bekend hebben onder druk van marteling en beweerde zelf dat er geen enkel bewijs tegen hem was. Een jaar na zijn arrestatie diende Afkari een klacht in wegens het bekennen onder druk van marteling. Hij trok zijn bekentenis dan ook in. Het regime zelf ontkende de foltering, maar ging desalniettemin door met de executie. Nadat het nieuws van de dood van Afkari bekend raakte, vonden protesten plaats aan de Iraanse ambassades in onder meer Brussel, Berlijn en Londen. De Iraniër werd trouwens dezelfde dag nog onder strenge bewaking begraven. Zijn ouders mochten de begrafenis van hun zoon zelfs niet bijwonen. Onder meer de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Mike Pompeo, veroordeelde de terdoodveroordeling van de heer Afkari.
Op 15 september ontving het Vlaams Parlement de ambassadeur van Iran. De voorzitter van het Vlaams Parlement had daarop ook een gesprek met de ambassadeur. Toen is hem ook de op 1 juli unaniem aangenomen resolutie van het Vlaams Parlement overhandigd, waarmee het parlement zich met klem verzet tegen de nakende uitvoering van de doodstraf van professor Djalali. Het is een goed signaal dat Iran duidelijk werd gemaakt dat de mensonterende behandeling van dissidenten en het voeren van showprocessen unaniem wordt veroordeeld door Vlaanderen. Een blijvende aandacht voor alle slachtoffers van islamitische regimes is echter noodzakelijk.
Minister-president, vermoedt u dat dat recht op een eerlijk proces in deze zaak niet werd gewaarborgd? De volgende vragen neem ik een beetje samen, want het gaat telkens over het contacteren van de ambassade, naar aanleiding van twee verschillende dossiers, namelijk de executie van Navid Afkari en de resolutie over de nakende doodstraf van professor Djalali. Bent u op de hoogte van de reactie van de Iraanse autoriteiten op het overhandigen van de resolutie met betrekking tot de ter dood veroordeelde professor Djalali?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, wat uw eerste vraag betreft: zoals u weet, keurt Vlaanderen de doodstraf principieel ten strengste af, omdat wij vinden dat dat indruist tegen het respect voor mensenrechten en fundamentele waarden. Op dat vlak heeft de Iraanse justitie geen al te beste reputatie. Ik kan mij over deze zaak echter niet met zekerheid uitspreken. Ik heb dat niet onderzocht, maar het lijkt er alleszins op dat er op zijn minst kan worden getwijfeld aan de objectiviteit van de rechtsgang.
Dan vroeg u of ik een gesprek had met de ambassadeur. Het is zo dat ik op 8 september jongstleden al een gesprek had met de Iraanse ambassadeur. Ik had dat hier in de commissie ook al aangekondigd. Toen heb ik de zaak-Djalali aangekaart, en de mensenrechtensituatie in het algemeen. De specifieke zaak van die worstelaar heb ik dus zelf niet meer met de Iraanse ambassadeur besproken, omdat ik hem eigenlijk net had ontvangen.
De resolutie is pas enkele dagen na mijn gesprek met de Iraanse ambassadeur aan hem overhandigd in het Vlaams Parlement, maar naar mijn weten hebben tot nu toe de Iraanse autoriteiten daar nog niet op gereageerd.
Ik geef wat feedback over het gesprek dat ik heb gehad met de Iraanse ambassadeur, onder andere over de doodstraf van professor Djalali. Hoewel de situatie van professor Djalali uitermate schrijnend is, bleek uit het gesprek dat de uitvoering van dit specifieke vonnis niet nakend is, net door de druk uit Europa. Ik heb de resolutie van het Vlaams Parlement over de kwestie van professor Djalali nog eens vermeld en de ambassadeur gevraagd naar een stand van zaken, eventuele vooruitzichten en de reden waarom professor Djalali niet werd bevrijd, net als vele andere gevangen. Bovendien heb ik mijn zorgen geuit over de toestand van de heer Djalali in deze covidtijden. De ambassadeur heeft gezegd, zoals dat hoort voor een ambassadeur, dat hij mijn bezorgdheden zou delen met Teheran. Ik heb in ieder geval uit dat gesprek begrepen dat een uitvoering van de doodstraf absoluut niet nakend is. Onderwijl bevindt die man zich natuurlijk in schrijnende omstandigheden, dus dat is zeker nog geen oplossing voor die zaak.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, dank u wel. Ik heb er uiteraard begrip voor dat u niet tweemaal in een maand met de ambassadeur gaat samenzitten om diverse dossiers te bespreken. Ik noteer alvast dat professor Djalali’s executie niet nakend is, dus dat is alleszins al een stap vooruit. Dat bewijst ook dat de druk opvoeren kan helpen. Natuurlijk doet dat niet veel af van zijn huidige situatie, die schrijnend is, zoals u zelf zegt. Ik hoop alvast dat men in de toekomst die dossiers blijft opvolgen en druk blijft zetten. Zeker als het over professor Djalali gaat, kan dat misschien een positiever gevolg hebben dan datgene waarmee we nu zitten.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Ook wij van de N-VA-fractie hebben de executie vernomen. Dit toont nog maar eens hoe haaks de sharia staat op westerse waarden. De afgelopen jaren werden in Iran maar liefst 251 mensen geëxecuteerd. Enkel in China wordt de doodstraf nog meer uitgevoerd.
Minister-president, ik wil u danken voor de inspanningen die u hebt gedaan, inspanningen die werden gevraagd van de Vlaamse Regering in de resolutie die hier in de commissie werd goedgekeurd. Ik heb ook gemerkt dat de voorzitter van het Vlaams Parlement, mevrouw Homans, de Iraanse ambassadeur heeft ontvangen, en hem ook de tekst van de resolutie heeft overhandigd.
Misschien nog een kleine bijvraag, over de prangende situatie van professor Djalali. Sommigen onder ons hebben deze zomer, een paar weken terug nog maar, een bericht gekregen van de echtgenote van de professor, een schrijnende boodschap uit de gevangenis, ook met de vraag om nog eens aan te dringen, vooral ook bij Zweden, op een oplossing of een nieuw diplomatiek initiatief ten aanzien van Teheran. Plant u in dat verband ook misschien nog stappen de volgende weken, om toch de druk op Iran te blijven opvoeren wat de situatie van professor Djalali betreft?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister-president, de lijst met berichten over inbreuken tegen de mensenrechten in Iran wordt steeds maar langer. We hebben Afkari, Djalali en er was recent ook nog een protest aan het Europees Parlement in Brussel voor de advocaat en activist Nasrin Sotoudeh, die in februari van dit jaar nog een eredoctoraat kreeg van de KU Leuven. Er zitten ook nog heel wat politieke gevangenen vast. U verwees daar zelf ook naar.
Specifiek wat de heer Djalali betreft, wou ik ook nog twee vragen stellen. In de commissievergadering van 23 juni, toen we het hadden over de precaire toestand van Djalali, gaf u ook al aan dat het geen slechte suggestie was om met Zweden contact op te nemen. Ik neem aan dat er tot op heden nog geen stappen zijn gezet richting Zweden, maar ik luister straks naar uw antwoord.
België zetelt nog tot eind dit jaar in de VN-Veiligheidsraad. We hebben dus een platform in New York waar we internationaal druk kunnen uitoefenen. Is het niet raadzaam om, nu we nog die kans hebben, daar ook druk uit te oefenen? Kunt u dat even aankaarten bij onze federale minister van Buitenlandse Zaken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat die stappen wat Zweden betreft nog niet zijn gezet. Daar is gewoon een praktische reden voor: de man die dat zou doen, is ondertussen teruggekeerd van het kabinet naar de administratie. Bedankt om mij daaraan te herinneren. Ik zal dat zeker opnieuw activeren. Mijn excuses daarvoor.
Ik neem ook de suggestie mee om de federale minister van Buitenlandse Zaken in dezen te vatten richting VN-Veiligheidsraad.
De vraag om uitleg is afgehandeld.