Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de opwaardering van de kinderopvangsector en het beroep van kinderverzorger
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, de subsidies binnen de kinderopvang zijn trapsgewijs opgebouwd. Naarmate men als opvang meer maatschappelijke opdrachten op zich neemt, ontvangt men een hogere subsidie. Zo zijn er drie trappen, die elkaar opvolgen. Voor de uitbreiding en het verbeteren van de leefbaarheid van de kinderopvang wordt in deze legislatuur in totaal in een bedrag van 58 miljoen euro extra voorzien. In uw antwoord op mijn vraag van 29 juni gaf u een gedetailleerd overzicht van hoe die middelen zullen worden ingezet.
Zo wordt ingezet op dringende opvangplaatsen, opvang voor kwetsbare kinderen en modules met ruimere openingsuren. Ook zullen heel wat nieuwe plaatsen worden gecreëerd en is het de bedoeling om de subsidiekloof tussen de verschillende vormen van opvang met inkomensgerelateerd tarief te verkleinen. Met het oog op dat laatste heeft de Vlaamse Regering recent beslist dat er 10,6 miljoen euro wordt vrijgemaakt om de historisch gegroeide subsidiekloof in de inkomensgerelateerde kinderopvang verder weg te werken. Het gaat om het subsidieverschil tussen de opvangplaatsen van trap 2A en de lager gesubsidieerde trap 2B. Oorspronkelijk was gepland dat dit subsidieverschil tegen 1 april zou zijn weggewerkt, maar wegens budgettaire beperkingen kon dat niet gebeuren. Terwijl er aanvankelijk nog werd gecommuniceerd dat de gelijkschakeling met zes jaar zou worden uitgesteld, worden er ter zake nu, een half jaar later, toch al grote stappen vooruit gezet. Dat is natuurlijk goed nieuws. Het uitstel is minder lang dan voorzien, wat absoluut een positief signaal is aan een sector die het ook door de coronacrisis zwaar te verduren kreeg.
Er werd ook beslist dat nieuwe inkomensgerelateerde opvangplaatsen er enkel nog zullen bij komen in trap 2A. Op die manier kan de ongelijke subsidiëring nog verder uitdoven.
In het antwoord op mijn vraag omtrent de verdeling van de middelen en kinderopvangplaatsen die deze legislatuur zijn gepland, wordt ook verwezen naar de realisatie van 2500 nieuwe plaatsen op het niveau van trap 2A. Het blijft echter natuurlijk van groot belang om te blijven werken naar een gelijkschakeling van alle al bestaande trap 2B-plaatsen, en om organisatoren hierover ook een perspectief te geven.
Minister, kunt u een toelichting geven bij de beslissing van 18 september met betrekking tot de besteding van het bedrag van 10,8 miljoen euro voor kinderopvang? Hoeveel kinderopvangplaatsen worden er momenteel nog gesubsidieerd op het niveau van trap 2B? Bij hoeveel daarvan zal dit dankzij deze investering van 10,6 miljoen euro kunnen worden opgetrokken? Hoe werden en worden de opvangplaatsen geselecteerd waarvoor de subsidie zal worden opgetrokken? Vanaf wanneer zal die hogere subsidiëring dan ingaan? Hoe ziet het verdere groeipad eruit voor de gelijkschakeling van de resterende opvangplaatsen in trap 2B? Op welke manier wordt de planning opgemaakt met betrekking tot de uitbreiding en toewijzing inzake de 2500 extra plaatsen in trap 2A?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
De Federatie Kinderopvang, het door de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) opgerichte netwerk van kinderopvanginitiatieven, pleit voor een herwaardering van de kinderopvang. Het imago van de sector staat onder druk. De federatie wil daar iets aan doen. Om kwaliteitsvolle kinderopvang te bieden, moeten de budgetten sneller omhoog en moet het personeel ook een betere opleiding en verloning krijgen.
Vandaag verdienen kinderverzorgsters nog steeds onder het gemiddelde. Van alle essentiële beroepen, bijvoorbeeld zorgkundigen, winkelpersoneel en vuilnisophalers, verdient het verzorgend personeel in kinderdagverblijven en crèches zelfs het minst. Dit zijn de harde feiten. Bovendien worden deze feiten door de huidige meerderheid nog extra in de verf gezet. De Vlaamse Regering voorzag met het subsidiebesluit van 22 november 2013 tot uitvoering van het decreet in een groeipad met verschillende fases om ervoor te zorgen dat de laagste subsidiebedragen, van trap 2B, tegen 1 april 2020 zouden worden gelijkgeschakeld met de hoogste subsidiebedragen, van trap 2A.
De bij de start van het decreet tegen 1 april 2020 beloofde algemene gelijkschakeling van de subsidie, zowel voor de gezins- als de groepsopvang, komt er niet. Op 19 juni besliste de Vlaamse Regering wel dat er een vierde fase van het groeipad zal ingaan vanaf 1 juli 2020, maar daarmee zijn de bedragen nog niet gelijkgesteld. Zodoende blijven de problemen in de sector dezelfde.
In realiteit is het zo dat er een stevig personeelsverloop is in de zelfstandige en de erkende sector. Een kinderverzorgster die net dat ietsje meer kan verdienen in een kinderopvang in trap 2A, aarzelt niet om over te stappen, waardoor de kinderopvang in trap 1 of trap 2B constant met personeelsproblemen kampt. Dat is een terechte bezorgdheid van de sector, waar de huidige Vlaamse Regering nog niet op inspeelt. Integendeel, door de ongelijke subsidieverdeling wordt de situatie in de hand gewerkt.
De ongelijke subsidieverdeling binnen de verschillende trappen ziet er als volgt uit. Voor de basissubsidie trap 1 krijgt men 804,76 euro per trap 1-plaats. Voor de basissubsidie trap 2B ontvangt men 4207 euro per kind per plaats. Voor de basissubsidie trap 2A komt dat op 5654 euro per plaats. Voor een kinderdagverblijf met achttien plaatsen zijn de werkingskosten dus als volgt verdeeld. Wie de basissubsidie krijgt, krijgt voor die achttien kinderen een totaalbedrag van 14.458 euro. Binnen trap 2B krijgt men 75.726 euro. En de hoogste trap, 2A, krijgt 101.000 euro. Dat zijn aanzienlijke verschillen.
Dat de kinderdagverblijven waaraan slechts een basissubsidie trap 1 wordt toegekend, met financiële problemen kampen, moet u wellicht ook al meegedeeld zijn. Het werd u waarschijnlijk al duidelijk dat de kostprijs van het personeel en de vaste kosten, waaronder de huur van het gebouw, de energie, speelgoed, eten, luiers, inrichting en dergelijke, gelijklopend zijn, maar dat de tussenkomst van de overheid in de sector onjuist en ongelijk verloopt.
De ongelijkheid in de subsidies wordt te vaak genegeerd. Te weinig wordt er melding gemaakt van de verhoogde druk waaronder de sector werkt om steeds tegemoet te komen aan de stijgende kwaliteitseisen van de overheid en de ouders. Van een kinderopvang wordt verwacht dat hij naast een economische functie ook een sociale en pedagogische rol vervult. De subsidies, toegekend in het bijzonder aan trap 1, zijn dan ook omgekeerd evenredig aan de gestelde kwaliteitseisen. De gelijkschakeling tussen trap 2B en 2A werd uitgesteld naar 2026. De situatie voor de sector ziet er dus allesbehalve hoopgevend en rooskleurig uit.
Minister, hoe verklaart u de grote verschillen in subsidiebedragen tussen trap 1, trap 2A en trap 2B? Waarop zijn die verschillen gebaseerd? Welke initiatieven zult u nemen om ondanks de lage verloning en de hoge werklast, de job in de sector aantrekkelijk te maken? Welke initiatieven zult u nemen om de financiële onleefbaarheid, meer bepaald van de initiatieven in trap 0 en trap 1, weg te werken? Waarom wordt er geen voorrang gegeven aan een opwaardering van de huidige initiatieven van trap 1 naar trap 2A, in functie van de financiële leefbaarheid, alvorens extra nieuwe onbetaalbare plaatsen te creëren?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, het klopt dat de vergunningsvoorwaarden voor iedere opvang dezelfde zijn, maar er is wel een verschil in subsidievoorwaarden. Per subsidietrap zijn er verschillende opdrachten, die de subsidies verantwoorden.
De organisatoren in trap 0 – geen subsidie – werken met een vrije prijs en bepalen ook zelf hun opnamebeleid. Voorzieningen in trap 1, de basissubsidie, werken ook met vrije prijs en bepalen ook zelf hun opnamebeleid, maar voor die voorzieningen gelden extra voorwaarden op het vlak van minimaal aantal openingsdagen en de vereiste kennis van het Nederlands. Zij krijgen boven op hun ouderbijdragen een forfaitaire basissubsidie. Organisatoren in trap 0 en trap 1 worden ook indirect ondersteund via de kinderopvangtoeslag in het groeipakket.
Voorzieningen in trap 2 werken met een prijs op basis van het inkomen en moeten ook voorrang geven aan kansengroepen. In ruil daarvoor ontvangen ze een hoger subsidiebedrag. Het verschil tussen trap 2A en trap 2B is historisch. Voor het decreet Kinderopvang van baby’s en kleuters waren er grote verschillen tussen de soorten opvang die het inkomenstarief hanteerden. Het was budgettair niet meer mogelijk om die verschillen meteen weg te werken.
Het Subsidiebesluit, dat het decreet uitvoert, voorzag daarom in een groeipad. Voor initiatieven in trap 2B geldt de bijzondere cao binnen paritair comité 331. Die cao zorgt ervoor dat bij elke fase in het groeipad die wordt gerealiseerd, de loon- en arbeidsvoorwaarden verbeteren. De voorbije legislatuur werden drie van de zeven fasen van het groeipad gerealiseerd. Meer bepaald werd in 2015 een budget van 9,5 miljoen euro ingezet, en in 2018 werd een budget van 24,8 miljoen euro ingezet voor de realisatie van fase 2 en fase 3.
Er zijn momenteel 21.137 plaatsen voor de groepsopvang in trap 2B. Met het budget van 10,8 miljoen euro wordt voor al deze plaatsen fase 4 van het groeipad gerealiseerd vanaf 2020.
Het gemiddelde subsidiebedrag in trap 2B inclusief ouderbijdragen is voor 2014 35,7 euro per plaats per dag of 7854 euro per plaats per jaar, en dat is geëvolueerd naar 49,5 euro per plaats per dag in 2020 of in totaal 10.890 euro per plaats per jaar. Het gemiddelde subsidiebedrag in trap 2A inclusief ouderbijdragen is 59 euro per plaats per dag in 2020 of 12.980 euro per plaats per jaar.
Er volgen nog drie tussenfasen en een eindfase om de gelijkschakeling van trap 2B met trap 2A te realiseren. Dit moet, binnen de budgettaire mogelijkheden, gebeuren tegen uiterlijk 1 april 2026.
Voor de toewijzing van de 2500 extra plaatsen in trap 2A wordt een voorafname voorzien voor Antwerpen van 15 procent, voor Brussel 10 procent en voor Gent 5 procent, dus voor in totaal 30 procent. Voor de toewijzing van de plaatsen in deze grootsteden en voor afstemming met de extra middelen die de grootsteden zelf voorzien, worden nieuwe convenanten afgesloten.
De overige middelen worden dan verdeeld over de rest van Vlaanderen. Daarbij willen we lokale besturen, vanuit hun regierol en op basis van gegevens van het lokaal loket kinderopvang, laten aantonen wat de exacte nood is aan bijkomende opvangplaatsen in hun gemeente.
Echter, de lokale loketten zitten momenteel nog in een opstartfase. Er is nog maar een beperkt aantal lokale loketten actief, en bovendien staat de registratie van de niet-beantwoorde vragen nog niet op punt.
Het is dus niet mogelijk, noch gewenst om nu meteen al deze omslag te maken. We voorzien daarom later deze legislatuur 10 procent van het budget voor nieuwe plaatsen met inkomenstarief, ongeveer 250 plaatsen dus, aan gemeenten die op basis van gegevens van het lokaal loket kinderopvang nog kunnen aantonen dat er nog opvangbehoefte is.
De rest van het budget, 60 procent, zal worden verdeeld aan de hand van een meerjarenprogrammatie, waarbij gemeenten plaatsen krijgen in verhouding tot het aandeel van de lokale opvangbehoefte in die gemeente in de totale Vlaamse opvangbehoefte. Op basis van die programmatieoefening zullen enkele gemeenten worden geselecteerd die in aanmerking komen voor nieuwe plaatsen. Begin 2021 zal Opgroeien daarvoor een oproep lanceren.
In 2021 zullen de organisatoren dan al dan niet een subsidiebelofte krijgen en weten vanaf wanneer de middelen beschikbaar zijn. Niet alle middelen zijn immers volgend jaar al beschikbaar. Het kan dus zijn dat een organisator een subsidiebelofte krijgt voor nieuwe plaatsen om die bijvoorbeeld pas te realiseren in 2023 of 2024. Dat geeft hem de ruimte om een bouwproject te ondernemen.
Dit najaar nog lanceert Opgroeien een oproep voor de omschakeling van 462 bestaande plaatsen van trap 0 of trap 1 naar trap 2. Deze plaatsen zullen gericht worden toegewezen op basis van de volgende criteria: gemeenten met weinig plaatsen in trap 2, organisatoren die werken met werknemers, organisatoren die een beroep doen op bestaande opvanglocaties. Verder maken we in 2021 1,5 miljoen euro vrij om bestaande plaatsen in trap 0 om te schakelen naar trap 1.
Ten slotte voorziet het Vlaams regeerakkoord dat iedere organisator die een vergunning aanvraagt en die dat wenst, meteen zal kunnen instappen op trap 1. Daarvoor maken we in deze legislatuur 3,75 miljoen euro vrij. De nodige regelgeving is in voorbereiding. We willen als Vlaamse Regering nieuwe plaatsen creëren, omdat er in veel gemeenten nog nood is aan bijkomende plaatsen.
Hoewel het zwaartepunt ligt op nieuwe plaatsen, zal het lokaal bestuur, vanuit zijn regierol, gemotiveerd kunnen adviseren aan Opgroeien om een deel van die plaatsen toch via omschakeling te realiseren. Voorwaarde is wel dat het bestuur inspanningen doet om organisatoren aan te trekken die willen starten met vrije prijs.
We hebben regelgevend verankerd dat nieuwe plaatsen vanaf april 2021 meteen worden toegekend in trap 2A. Zo bevestigen we trap 2A als de norm en zorgen we er ook voor dat de kostprijs voor het subsidiegroeipad niet telkens nog groter wordt.
In de creatie van nieuwe plaatsen, zullen we werken met een meerjarenprogrammatie. Zo zal het duidelijk zijn welke gemeenten deze legislatuur aanspraak maken op bijkomende plaatsen in trap 2. Dit creëert een duidelijk investeringskader, zowel voor organisatoren als voor lokale besturen die deze plaatsen willen realiseren. Tegelijk geeft het duidelijkheid aan organisatoren die met vrije prijs willen werken. Als ze weten waar de plaatsen in trap 2 bij komen, kunnen ze zelf ook nagaan waar er nog een markt is voor bijkomende plaatsen in trap 0 of trap 1.
Organisatoren met een bepaalde omvang en met rechtspersoonlijkheid zijn verplicht om hun jaarrekening neer te leggen bij de Nationale Bank. Uit deze jaarrekening kan afgeleid worden of er verlies is. Er is evenwel geen systematisch nazicht op deze jaarrekeningen bij de Nationale Bank.
Er is geen gemiddelde bekend van eventuele verliezen van organisatoren. En mocht er een gemiddelde worden berekend op basis van de gegevens van de Nationale Bank, zou dit geen representatief beeld geven van de sector kinderopvang omdat niet alle organisatoren hun jaarrekening moeten neerleggen.
Mevrouw Saeys, buiten de situatie uit Maldegem is er geen andere gelijkaardige rechtszaak bekend bij de Vlaamse overheid. Over de specifieke inschatting van dit dossier en de omstandigheden in Maldegem, kan Opgroeien zich niet uitspreken. Opgroeien is geen betrokken partij in deze rechtszaak.
Mevrouw Malfroot, de leefbaarheid en kwaliteit van de kinderopvang hangt in grote mate af van de beschikbaarheid van voldoende competent personeel. Er is op de arbeidsmarkt een algemene krapte in de zorg- en welzijnssectoren, die zich ook in de kinderopvang laat voelen.
Daarom nemen we samen met het agentschap Opgroeien, maar ook ruimer, concrete initiatieven op dit vlak. Zo heeft de VDAB in 2020 de beroepen van kinderbegeleider baby’s en peuters en verantwoordelijke in de kinderopvang erkend als knelpuntberoepen.
We zullen in overleg met de relevante partners uit verschillende invalshoeken prioriteiten bepalen. Afhankelijk daarvan zetten we in 2021 concrete verdere stappen op het vlak van afstemming tussen praktijk en onderwijs, de continue professionele ontwikkeling van medewerkers, het bevorderen van alternatieve instroom, enzovoort. Tegelijk willen we op langere termijn verder inzetten op integrale kwaliteitsontwikkeling en de versterking van het beleidsvoerend vermogen van de organisatoren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik zal het eens in detail nalezen.
Ik wil er nog wel bij zeggen dat het altijd een moeilijke evenwichtsoefening is: ervoor zorgen dat je met de budgetten die er zijn toch stappen voorwaarts zet, met een uitbreiding van het aantal plaatsen. En met de gelijkschakeling van trap 2B naar trap 2A. Daar hebben we het de vorige commissievergadering nog over gehad.
Ik onderschrijf zeker dat in de toekomst, ik dacht april 2021, de instap altijd rechtstreeks in trap 2A zal zijn. Dat vermijdt natuurlijk bijkomende ongelijkheid, of dat er nadien weer voor andere plaatsen een inhaalbeweging moet gebeuren. De 10,6 miljoen euro waarover de Vlaamse Regering recent heeft beslist is voor die trap 2B-plaatsen een grote stap voorwaarts, een stap die eigenlijk voor veel later was voorzien. Het is goed dat die stap nu al kan worden gezet.
Het is inderdaad een sector waarin heel wat mensen zijn tewerkgesteld en waar heel wat noden zijn, en waar we samen moeten zoeken naar leefbaarheid en waardering voor de mensen die er werken. De inspanningen die er worden geleverd, zijn in dat kader zeker zeer positief.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord. Ook ik ga het antwoord nog eens moeten nalezen in het verslag want het was heel veel informatie in een keer.
Toch heb ik daar een aantal bedenkingen bij. Ik heb namelijk gelezen in het regeerakkoord dat u onder meer de werkzaamheidsgraad wil optrekken naar 80 procent. Om dat te kunnen doen, hebt u nood aan meer kinderopvang, maar vooral ook aan betaalbare kinderopvang. Het is net die betaalbare kinderopvang die wordt gecreëerd binnen de trappen 2A en 2B. Daar is het inderdaad afhankelijk van het inkomen. Wat ik nu vaststel volgens de cijfers die u hebt voorgelegd, is dat u heel veel nieuwe plaatsen gaat creëren in trap 1. Trap 1 is niet inkomensafhankelijk. De plaatsen in trap 1 hebben inderdaad een vrije dagprijs. Die gaan in de meeste gevallen ook niet betaalbaar zijn voor de zogenaamde kwetsbare groepen waar u het zo graag over hebt. Het is voor die kwetsbare groepen weliswaar van groot belang dat de kinderopvang betaalbaar is. Als ze niet aan het werk zijn en ze hebben geen opvangplaats, dan gaan ze natuurlijk geen werk zoeken. Ik denk dat u er toch wel de nadruk moet op leggen om die T1-plaatsen ook op te trekken naar T2A-plaatsen en dat u daar dringend meer budget voor moet vrijmaken, want als u de sector gaat gelijkstellen, dan zult u vermijden dat de situatie onleefbaar is, zoals dat nu het geval is voor bepaalde uitbaters binnen trap 1.
U zei daarnet dat de leefbaarheid afhangt van het personeel en dat u daarvoor de job van kinderverzorger hebt uitgeroepen tot knelpuntberoep. Het is net van belang dat we gaan zorgen voor gelijk loon voor gelijk werk en dat iedereen binnen de kinderopvang kan gaan werken aan eenzelfde loon. Maar u gaat hier gewoon blijven discrimineren. Hoe wij het opvatten is dat u de ongelijkheid tussen trap 1 en trap 2A nog vergroot, zodat dat gelijk loon voor gelijk werk zeker en vast niet aan de orde is en de sector verder gediscrimineerd blijft. De inkomensgerelateerde opvang gaat er inderdaad op vooruit. Daarvoor wordt het beter. Van trap 2B naar 2A gaan, is een goede zaak. Het is goed dat dat gelijk getrokken wordt. Maar voor trap 1 is er een probleem voor de uitbaters die wel met personeel werken maar zelf geen euro overhouden aan de 220 openingsdagen waarop ze moeten werken en de 11 uur per dag dat ze beschikbaar moeten zijn voor de kindjes.
Minister, ik denk dat u dringend werk moet maken van een gelijk speelveld zodat het voor iedereen leefbaar is en voor iedereen betaalbaar is. U hebt daarnet het volgende aangehaald. Het komt er eigenlijk op neer dat men voor een trap 2A-plaats ongeveer 59 euro betaalt en voor een trap 2B-plaats 49 euro. Dan verwacht u dat een voorziening binnen trap 1 die bijvoorbeeld zit op 25 euro per dag per kind, daar aan uit kan. Ik begrijp zelf niet dat u die redenering niet maakt en niet ziet dat die sector zo verlieslatend is voor de plaatsen binnen trap 1. Ik wil er echt op aandringen om daar extra budget voor vrij te maken om heel de sector te kunnen opwaarderen en te zorgen dat iedereen gelijk loon voor gelijk werk krijgt binnen trap 2A en dat iedereen de nodige subsidies krijgt waar men recht op heeft. Minister, bent u bereid om dat te doen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, ik dacht even dat uw klok kapot was, maar ze werkt weer.
Collega Malfroot, er zijn natuurlijk meer zaken: voldoende plaatsen aan de ene kant, betaalbaar voor de ouders, en ook voldoende inkomen voor degenen die dat organiseren. Die drie zaken, die driehoek, moet in verhouding zijn. Als we alles omzetten in trap 2A, dan ga je je vastrijden in het kader van capaciteit. Ik denk dat u daar toch ook oog voor moet hebben. Als we niet voldoende capaciteit hebben, dan kunnen we ook niet verder.
Minister, ik heb voor u een aantal bijkomende vragen naar aanleiding van uw uitvoerig en technisch antwoord. Ik verwijs daarbij naar mijn vraag om uitleg die ik u gesteld heb op 22 september 2020. U hebt toen aangegeven dat u eind dit jaar een oproep wilt lanceren voor een bijkomend aanbod met subsidie voor inkomenstarief trap 2 in het kader van een meerjarenprogrammatie voor deze legislatuur. We zijn nu begin oktober. In welke mate wordt die oproep voorbereid? Dat is vraag één.
Vraag twee betreft de verhouding die we gaan nastreven. Het is de driehoek die ik net heb geschetst, tussen capaciteit, betaalbaarheid en voldoende inkomsten voor de organisatoren. Als we dit nu realiseren, kunnen we die driehoek dan versterken, zowel qua plaatsen als qua inkomen?
Een derde issue dat in een van de vragen aan bod kwam, was dat de burgemeester van Maldegem die kinderopvang geen kerntaak van de gemeente vindt. Die uitspraak is voor zijn rekening. Ik vind dat een straffe uitspraak. In elk geval denkt de N-VA dat er een gezonde mix nodig is van gemeentelijke en private spelers op het vlak van de kinderopvang. Mijn vraag is hoe u tegenover die evolutie zou staan dat de gemeentelijke kinderopvang zou worden afgebouwd.
Minister Beke heeft het woord.
We breiden vanaf 1 april 2021 niet meer uit op trap 2B, enkel nog op trap 2A.
Wat betreft de opmerkingen over de loonharmonisatie, dat is een belangrijke uitdaging tussen de sectoren WVG, maar ook binnen de sector van de kinderopvang. Ik vermoed dat dat ook een element zou kunnen zijn in het kader van het sociaal overleg.
Wat de vraag betreft over de oproep voor de omzetting van trap 0 naar trap 2B: dat zou half oktober moeten gebeuren.
Als u me vraagt wat ik vind over het gemeentelijke initiatief, denk ik dat gemeenten een belangrijke rol spelen en kunnen spelen op dit domein. Wat dat betreft, is mijn visie heel helder en duidelijk.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik denk dat u het probleem onderschat en dat u moet beginnen nadenken over de gelijkschakeling van de lonen, want die sector staat nu al voor grote problemen. Het is een beetje zoals bij de ziekenhuizen en de woonzorgcentra. Als je gaat zeggen dat je de lonen van de verplegers en verpleegsters in de ziekenhuizen gaat optrekken, dan zal er een verloop zijn van het personeel van de woonzorgcentra naar de ziekenhuizen omdat ze daar meer gaan verdienen. Dat is wat er hier in de hand wordt gewerkt. Natuurlijk gaan ze van trap 1 overschakelen naar trap 2A, naar een gemeentelijke kinderopvang of naar een grotere organisatie omdat er meer loon aan vasthangt, maar het probleem is dat de uitbater die het personeel heeft opgeleid, in de problemen zit en gebonden is aan een lage dagprijs van bijvoorbeeld 20 euro, terwijl de grote spelers in de erkende sector 59 euro per dag krijgen. Het wordt tijd dat u dat inziet.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.