Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, op woensdag 30 september konden we op Eén de eerste aflevering bekijken van Andermans zaken, een programma waarbij comedian Kamal Kharmach, tevens docent bedrijfseconomie aan de Karel de Grote-Hogeschool, naar ondernemers in financiële nood trekt en samen met hen het ondernemingsplan en het financieel beheer op orde tracht te brengen. Ondanks bekwaam vakmanschap is het gebrek aan ondernemingscompetenties, met name inzake financieel beheer, opmerkelijk. Basisnoties zoals cashflow, omzet, verlies en winst ontgaan verscheidene ondernemers duidelijk.
De koppels die een beroep doen op de hulp van Kamal, zijn zeker niet de enige. De dag nadat ik deze vraag om uitleg had ingediend, verscheen een artikel in de Gazet van Antwerpen, waaruit bleek dat maar liefst twee op de drie ondernemers niet weten hoeveel winst ze maken op hun producten of welke producten het meest bijdragen tot hun omzet.
Het Neutraal Syndicaat heeft hier onderzoek naar verricht bij een negenhonderdtal zelfstandigen. Daaruit blijkt dat zes op de tien zelfstandigen de winstmarges niet kennen op de eigen producten of diensten. Vaak nemen ze beslissingen volgens hun buikgevoel of spelen ze in op trends. 80 procent van de zelfstandigen blijkt ook geen zakenplan te volgen of is niet bezig met het uittekenen van een strategie.
In de context van de coronacrisis zullen er wellicht meer faillissementen zijn. Het is uiteraard moeilijk om het onderscheid te maken tussen enerzijds zelfstandigen in een financieel precaire situatie als gevolg van gebrekkige ondernemerscompetenties en anderzijds als gevolg van conjuncturele schommelingen of inherente risico’s onlosmakelijk verbonden aan het ondernemerschap. Toch is het van belang om dit eerste maximaal tegen te gaan.
Om het economisch weefsel van het kmo-landschap gezond te houden, is het cruciaal om ondernemers de nodige competenties bij te brengen en zodoende financiële moeilijkheden ten gevolge van een gebrek hieraan zo veel mogelijk te vermijden. Deze competenties zaten omvat binnen de cursus bedrijfsbeheer. Maar sinds 2017 is een attest bedrijfsbeheer geen voorwaarde meer om als zelfstandige een zaak te starten. Voor een aantal gereglementeerde beroepen moest men wel nog bewijzen dat men de juiste beroepskennis had, maar ook die verplichting is in Vlaanderen weggevallen op 1 januari 2019.
Ik heb hierover de volgende vragen, minister.
Hoe evalueert u het hoge aandeel zelfstandigen dat, zelfs los van de coronacrisis, claimt in financiële moeilijkheden te zitten? Kunt u een inschatting maken in hoeverre dat aantal te maken heeft met slecht bedrijfsbeheer en het ontbreken van ondernemerschapscompetenties, los van het inherente ondernemingsrisico?
We zijn nu zo’n twee jaar na de afschaffing van de zonet aangehaalde verplichting. Zijn er sedertdien onderzoeken verricht of een evaluatie vanwege de Vlaamse overheid inzake de mogelijke effecten van het afschaffen van de verplichting tot het behalen van het attest? Zo ja, welke bevindingen? Zo neen, is men nog van plan om dat te doen?
Wat is de stand van zaken betreffende het huidige model van het constant ontwikkelen van bedrijfseconomische competenties voor zelfstandigen? Zien we hier een positief effect of moet er aan dit model nog gesleuteld worden?
Hoe evalueert u de participatie aan opleidingen om ondernemingscompetenties te verstevigen van jongeren in het onderwijs en van mensen aanwezig op de arbeidsmarkt met plannen om als ondernemer te starten en gestarte ondernemers?
In het secundair onderwijs maakt bedrijfsbeheer meestal deel uit van het fundamenteel gedeelte van economisch of handelsgerichte studierichtingen. Deze hadden dus in het verleden automatisch een toekenning van dit attest en blijven nog altijd de beste opleidingen om ondernemerschapscompetenties op te doen. Doch voor veel praktijkgerichte richtingen is kennis inzake bedrijfsbeheer ook handig en werd dit vaak als optie aangeboden, bijvoorbeeld aan leerlingen haartooi die een eigen kapperszaak willen beginnen We zien echter dat bij redelijk wat scholen beslist is om bedrijfsbeheer niet langer aan te bieden in het complementaire deel van hun curriculum, zeker gezien de afschaffing van de verplichting. Moet deze tendens niet gekeerd worden? Zult u overleggen met de minister van Onderwijs over hoe men deze groep leerlingen ook binnen het leerplichtonderwijs kan voorbereiden op ondernemerschap? Want financiële geletterdheid gaat dan wel met de nieuwe eindtermen tot de basisvorming voor alle leerlingen van het secundair onderwijs behoren, maar een dergelijke basisvorming is waarschijnlijk niet voldoende om echt voldoende ondernemerschapscompetenties op te doen om een bedrijf te runnen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u voor deze zeer omstandige vraag. Volgens de meest recente versie van het kmo-rapport van Graydon en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) bevindt minder dan 10 procent van de Vlaamse kmo’s zich in de groep met een hoogrisicoprofiel. Dit is dus lager dan in de andere gewesten, en het daalt jaar na jaar. Op tien jaar tijd is dat zo'n 6 procentpunten gedaald. Dat is op zich geen slechte evolutie.
Het onderscheid tussen financiële moeilijkheden toerekenbaar aan enerzijds een slecht bedrijfsbeheer en het ontbreken van ondernemerschapscompetenties en anderzijds aan de inherente risico’s van ondernemen, is vrij moeilijk om te maken. Door de tussenkomst van de coronacrisis is het in de praktijk bijna onmogelijk om, specifiek voor de afschaffing van het attest bedrijfsbeheer, na te gaan in hoeverre financiële moeilijkheden daaraan toerekenbaar zouden zijn. Bovendien is het nog een beetje vroeg om het effect van die afschaffing te meten. De cijfers over de overlevingsgraad van starters worden traditioneel berekend over een periode van vijf jaar. Op basis van beschikbare statistieken doet ons land het ook zeer goed binnen de EU qua overlevingsgraad. Daar staan we in de top drie, na Zweden en Malta. Ook dat is relatief positief
Het attest bedrijfsbeheer dekt een beperkt gedeelte van de noodzakelijke ondernemerschapscompetenties af. Niet iedereen moest dit attest afzonderlijk behalen alvorens te mogen opstarten. Het effect was eigenlijk relatief beperkt geworden. Dat waren dan ook belangrijke redenen voor de hervorming ervan. Ik stond aanvankelijk ook wat sceptisch ten opzichte van de afschaffing. We zijn echt niet over één nacht ijs gegaan toen we het afgeschaft hebben. Uiteindelijk zijn de argumenten om het toch te doen, in de loop van het proces gaan doorwegen.
Het EntreComp-model (Entrepreneurship Competence Framework), dat de Europese Commissie aanreikt om ondernemerschapscompetenties in kaart te brengen, is volgens mij een zeer goed vertrekpunt. Daar gaat het om een heel breed spectrum aan competenties die we onze jongeren en kandidaat-ondernemers moeten bijbrengen. Financiële en economische geletterdheid is daarbij een van de vijftien relevante deelcompetenties.
Uiteraard heb ik ook fragmenten gezien van het programma waarnaar u verwijst. Mijn persoonlijk aanvoelen – u mag mij daar gerust in tegenspreken – is dat het deze mensen vooral ontbrak aan bijvoorbeeld ‘durven verkopen’ en hun ‘businessmodel op punt zetten’, naast financiële geletterdheid.
Om concreet op uw vraag te antwoorden, is mijn evaluatie dat we veel breder moeten inzetten op ondernemersvorming en dit niet mogen herleiden tot financiële geletterdheid alleen of het toch behalen van een attest, zoals het attest bedrijfsbeheer.
Dat is net de reden waarom we in de conceptnota Ondernemersvorming die met de SYNTRA’s is afgesproken, ook gekozen hebben om de didactiek van EntreComp transversaal in alle opleidingen te verwerken, eerder dan eenzijdig met een afgezonderd vak basiskennis bedrijfsbeheer te gaan werken.
Wat nu? Een specifieke evaluatie alleen voor de afschaffing van het attest bedrijfsbeheer wordt niet voorzien. Zoals ik daarnet al zei, is het daarvoor nog te vroeg, maar zo’n specifieke benadering is daarenboven ook methodologisch zeer betwistbaar. Ik heb in mijn beleidsnota aangekondigd dat ik de vereenvoudiging van de toegang tot het beroep in het algemeen zou opvolgen en de impact ervan samen met de betrokken sectoren zou bekijken. In uitvoering daarvan is aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) gevraagd om een bevraging te doen bij de sectoren waarvoor de toegang tot het beroep vereenvoudigd werd in de voorbije legislatuur, over de effecten die deze vereenvoudiging heeft gehad in hun sector. VLAIO heeft deze bevraging ondertussen uitgevoerd en werkt nu aan een evaluatieverslag. Ik zal u daar asap over informeren. Ik had het heel graag nu al gedaan, maar ik heb de definitieve resultaten nog niet. U zult dus nog een vraag om uitleg moeten stellen, maar ik wil er ook spontaan mee komen, voorzitter, dat is mij gelijk. Maar dat komt er sowieso aan.
Wat is de huidige stand betreffende het ontwikkelen van die competenties? Dat is een permanente inspanning en een zeer relevante vraag, omdat het hier gaat over stimuleren en sensibiliseren. Voor ons is het van belang dat starters en ondernemers in de verschillende levensfases van hun onderneming omringd worden met de juiste begeleiding en vorming. Dat start al heel vroeg. In het secundair onderwijs moet dat gebeuren, het moet ook gebeuren via onze partners Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo) en UNIZO, via de begeleiding die de partners voorzien binnen het contract ondernemerschap – waar we heel veel miljoenen voor veil hebben –, via het opleidingsaanbod van de SYNTRA’s, via relatiebeheer naar specifieke doelgroepen, zoals bijvoorbeeld de boekhouders, en dan ook met financiële ondersteuning op maat van elke ondernemer via de kmo-portefeuille.
Het geheel van die inspanningen reikt ondernemers en kandidaat-ondernemers een compleet aanbod aan waar zij gebruik van kunnen maken. Het actueel houden van dit aanbod is een aspect waar permanent aandacht aan besteed moet worden. U hebt daar terecht ook naar verwezen.
In de participatie op zich is de evolutie de voorbije jaren positief. Maar we moeten op de ingeslagen weg verder kunnen gaan. Ten eerste voor wat betreft de jongeren in het onderwijs. Vóór corona waren de cijfers inzake bereik van onze initiatieven in het secundair onderwijs via Vlajo en UNIZO telkens in stijgende lijn. In het hoger onderwijs bereikten we via de ecosystemen die studentensteden zijn, maar ook via Vlajo en UNIZO, alsmaar meer studenten. Op zich is dat goed. We stellen ook vast dat er binnen het hoger onderwijs meer aandacht is voor ondernemend handelen. Dat is ook positief. Dat uit zich bijvoorbeeld in het aanbod aan keuzevakken. We zien dat dat ook wel meer opgepikt wordt.
Ten tweede heb je de prestarters. Ook daar is het opleidingsaanbod uitgebreid. Zowel UNIZO, Voka, starterslabo’s begeleiden prestarters in het kader van de dienstverlening van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Dat is op zich ook een goede zaak.
Tot slot zijn er ook de gestarte ondernemers die een aanbod kunnen krijgen via VLAIO, maar ook via SYNTRA’s, Vlerick, enzovoort. Ook daar zie je dat er niet alleen veel mogelijkheden zijn, maar dat de cijfers ook stijgen. Ook het aantal inschrijvingen bij SYNTRA’s is dit schooljaar stijgende. Er is dus wel een verhoogde aandacht. Dat is op zich een goede zaak.
Uw vijfde vraag was een vraag naar een attest in het onderwijs. In 2017 is werk gemaakt van een nieuw kaderdecreet rond de eindtermen. Dit voorziet dat eindtermen ontwikkeld worden in functie van zestien sleutelcompetenties. Daar behoren ook ondernemingszin en loopbaancompetenties toe. Dat betekent eigenlijk dat vanaf het basisonderwijs tot het einde van het secundair onderwijs er aandacht voor moet zijn.
Er wordt verder overleg met minister Weyts voorzien – ook via de beleidsbrief kunt u dat lezen – om een langetermijnstrategie ondernemend onderwijs op te maken. Je hoeft niet van elke jongere een ondernemer te maken, maar ondernemend handelen is een competentie die wel aangeleerd kan worden, en die niet alleen als zelfstandige, maar ook als werknemer in een bedrijf zeer wel van pas kan komen.
Wat uw zesde vraag over de andere initiatieven betreft: ik heb een heel breed scala aan maatregelen genomen. Er zijn ook maatregelen die specifiek het faillissement willen tegengaan. Die aandacht voor het ondernemend handelen behoort daartoe, en ook de eindtermen. Het tweede punt is de dienstverlening zeer goed opvolgen, het derde opleiding en vorming via het SYNTRA-netwerk, en het vierde financiële steun via de kmo-portefeuille.
Bijleren is trouwens een zaak van iedereen. U weet dat we qua levenslang leren nog niet de beste leerlingen van de klas zijn. Dat is ook de reden waarom we van het jaar 2021 het jaar van de opleiding willen maken. Dat geldt ook voor starters of jonge starters in de ondernemende sector.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreid antwoord op de uitgebreide vragen.
Een deel van de faillissementen is sowieso te relateren aan gebrekkige ondernemingscompetenties. Momenteel kunnen gefailleerden, zelfs na meerdere faillissementen, in principe een nieuwe handelsactiviteit opstarten, behalve dan bij een beroepsverbod dat door een rechter werd opgelegd, wat vooral gebeurt bij onder andere fraude of wanneer een failliet ondernemer dezelfde activiteiten wenst uit te oefenen en die niet als een nieuwe activiteit beschouwd kunnen worden.
Het lijkt me dan ook aangewezen in te zetten op een cursus, een opleiding of wat dan ook voor ondernemers die meermaals failliet zijn verklaard en die toch nog een zaak willen starten. We moeten in die opleiding voorzien vanuit de gedachte dat we het Vlaams kmo-landschap zo veel mogelijk willen vrijwaren van verlieslatende ondernemingen en dat we zo veel mogelijk een gezond ondernemersklimaat in Vlaanderen willen creëren. We moeten de verantwoordelijkheid om zich zo veel mogelijk ondernemingscompetenties eigen te maken, zo veel mogelijk bij de zelfstandigen leggen. Veel ondernemers gaan hier doordacht mee om, maar wie al meerdere malen een faillissement heeft gehad en geen professionaliseringstraject heeft gevolgd, zou op zijn minst, zoals iemand die zijn rijbewijs na een ernstige verkeersovertreding is kwijtgespeeld, verplicht een dergelijke cursus moeten volgen.
De heer Ongena heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, tenzij ik me vergis, ontwaar ik bij u wat heimwee naar het attest bedrijfsbeheer. In 2018 is de zeer verstandige beslissing genomen om die administratieve drempel om zelfstandige te worden af te schaffen.
Minister, ik wil u bijtreden. U hebt terecht gezegd dat toen niet over één nacht ijs is gegaan. Dat is toen gebaseerd op onderzoek en op een vergelijking met andere landen. Daaruit is allemaal gebleken dat dit papiertje echt geen garantie op beter ondernemerschap bood. We moeten er vooral voor zorgen dat we jongeren aanmoedigen om ondernemer te worden, dat we niet te veel drempels inbouwen en dat we ervoor zorgen dat we ze, zodra ze ondernemer zijn, ervan overtuigen zich op geregelde tijdstippen bij te scholen en te versterken.
Ik wil meteen het bruggetje maken naar de hoorzitting van daarnet. De mensen van SYNTRA Vlaanderen hebben verklaard dat ze zich dankzij de afschaffing van het verplicht attest bedrijfsbeheer hebben kunnen omvormen. Nu is het een veel doelgerichtere en performantere organisatie geworden die veel meer maatwerk levert en die niet langer een fabriek voor het attest bedrijfsbeheer is. Dat is op zich een bewijs dat het goede beslissing is geweest dat attest af te schaffen.
Minister, ik wil hier ook kort iets over zeggen. We zullen het er straks nog over hebben. Vorig weekend heeft de federatie Horeca Vlaanderen over de doorgevoerde veranderingen aan de Vestigingswet en over kwaliteitsvol ondernemen gecommuniceerd. Er zijn heel wat bezorgdheden, onder meer van Horeca Vlaanderen, over wie op welke manier als ondernemer start. Uw initiatieven zijn wel degelijk nodig om voor een kwaliteitsvol ondernemerschap te zorgen. Ik hoop dat ze een breed bereik kennen. De Vestigingswet was zeker niet zaligmakend, maar de alternatieven inzake de kwaliteit van het ondernemen en inzake vorming en opleidingen voor ondernemers zijn zeer belangrijk.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, wat het attest bedrijfsbeheer betreft, heb ik zelf een weg moeten afleggen om ervan overtuigd te geraken dat het beter was dit af te schaffen. Dat is een goede zaak geweest. De problematiek van herstarters die u hebt aangehaald, is een andere discussie. Het is zeker niet mijn bedoeling de tweede kans voor mensen die hebben gefaald, te fnuiken. Het kan gebeuren dat het niet lukt, en dan moeten we een tweede kans geven. We zorgen met Dyzo ook actief voor begeleiding tijden het herstarten. Daarbij gaat er vooral aandacht naar de financiële vaardigheden, want in veel gevallen is dat een van de grote pijnpunten. Het is uiteraard van belang dat we faillissementen door onkunde voorkomen, maar het attest bedrijfsbeheer deed dat niet meer. Ik heb proberen uit te leggen dat het attest weinig effect had. Het is zeer belangrijk dat we op het stimuleren van de ondernemerscompetenties inzetten, en dat is wat we doen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik pleit er zeker niet voor het attest opnieuw in te voeren. Dat was zeker en vast mijn bedoeling niet.
Het punt dat ik daarstraks wilde maken, is dat ik vind dat je dat niet onbeperkt kunt blijven toelaten bij mensen die al meerdere keren failliet zijn verklaard. Je zou daar toch op een of andere manier moeten kunnen ingrijpen, je zou hen moeten verplichten om een cursus te volgen zodat in de toekomst niet meer gebeurt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.