Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de activiteitsgraad van kortgeschoolden
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, diverse kranten berichtten de afgelopen weken dat laaggeschoolden het erg moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Even terzijde, ik weet dat de term ‘laaggeschoold’ nog zeer algemeen wordt gebruikt, en ook Arvastat spreekt nog over laaggeschoolden, maar persoonlijk kies ik er nu even voor om het begrip ‘kortgeschoold’ te gebruiken omdat ik vind dat dat beter past bij die doelgroep.
Ondanks het feit dat het aandeel kortgeschoolden de afgelopen twintig jaar steeds kleiner wordt in de maatschappij, vormen zij nog steeds een risicogroep op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Zij hebben het moeilijker om werk te vinden en hebben daardoor ook een grotere kans om in de werkloosheid of de langdurige werkloosheid te verzeilen.
Dat wordt ook bewezen in een nieuw rapport van de OESO. Uit dit rapport blijkt dat minder dan de helft, namelijk 47 procent, van de kortgeschoolden aan de slag is. Dat is opvallend slechter dan in de buurlanden Frankrijk met 52 procent, Duitsland met 61 procent en Nederland met 63 procent, waar de werkzaamheidsgraad van de kortgeschoolden de jongste jaren steeds in stijgende lijn was. Hier zien we een omgekeerde trend. Als die huidige trend van de werkzaamheidsgraad bij de kortgeschoolden zich doorzet, zal de arbeidsparticipatie in 2030 met maar liefst 7 procentpunten dalen.
Voor de duidelijkheid, dit zijn federale cijfers, maar als we inzoomen op Vlaanderen, dan zien we dat 43 procent van alle werkzoekenden in augustus 2020 kortgeschoold was. Zoals ik daarnet al zei, kortgeschoolden zijn sowieso al een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Bij een crisis worden ze vaak als eerste getroffen. Kortgeschoolden hadden vóór de coronacrisis al tien keer meer kans op werkloosheid dan leeftijdsgenoten met een bachelor- of een masterdiploma. Ik verwijs ook naar vroegere economische crises, zoals de bankencrisis in 2008. Toen steeg de werkloosheid van kortgeschoolden pijlsnel, met 50 procent. Een analyse van Randstad op basis van data van VDAB bevestigt deze trend en de toename van de cijfers de afgelopen maanden door de coronacrisis. Vooral kortgeschoolden zullen worden getroffen in hun zoektocht naar werk, nog zwaarder dan anders.
Minister, welke conclusies trekt u uit die analyses? Op welke manier kan Vlaanderen daarmee aan de slag? Welke initiatieven zult u nemen om deze negatieve tewerkstellingsgraad bij kortgeschoolden aan te pakken en hun positie op de arbeidsmarkt te versterken? Hoe zullen de kortgeschoolden worden meegenomen in de aangekondigde initiatieven om de leercultuur in Vlaanderen te versterken en in het geplande talentenoffensief?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mijn vraag gaat over vrijwel hetzelfde onderwerp. Uit een OESO-studie blijkt dat de werkgelegenheidsgraad van kortgeschoolden in Vlaanderen met 54 procent in 2019 nog steeds erg laag is, zeker als we vergelijken met Duitsland, Nederland en Zweden, toch wel de landen waarmee we ons graag willen vergelijken. Daar zit die ruim boven de 60 procent. Meer onrustwekkend is dat de OESO ook geen verbetering ziet. Ze verwacht veeleer dat de werkgelegenheidsgraad van kortgeschoolden nog verder zal zakken, met 7 procent tegen 2030. De grootste oorzaak van de lage activiteitsgraad zou de automatisering zijn, die ervoor zorgt dat veel hoogwaardige jobs in de industrie verdwijnen. Voor kortgeschoolden zouden er relatief gezien minder kwalitatieve jobs in de dienstensector bijkomen.
Minister, de doelstelling om de werkzaamheidsgraad naar 80 procent op te krikken is behouden in het relanceplan, en wordt nu ook aangevuld met diezelfde doelstelling in het federale regeerakkoord. We zien meteen twee uitdagingen voor de Vlaamse Regering. We hebben in Vlaanderen de doelgroepkorting, maar als we kortgeschoolde mensen een perspectief willen bieden op kwalitatief werk, en u hebt al herhaaldelijk aangegeven het daarmee eens te zijn, zullen we maximaal moeten inzetten op competentieversterking.
Daarom heb ik de volgende vragen. Wat denkt u van de voorspelling van de OESO dat het aantal kortgeschoolden met een job nog verder zal afnemen? Hoe zult u proactief proberen dat te ondervangen? Zult u nog extra maatregelen nemen om kortgeschoolde werkkrachten aantrekkelijker te maken voor werkgevers?
We hebben het al herhaaldelijk gehad over het belang van digitale competenties, over hoe cruciaal die vandaag zijn en in de toekomst nog meer zullen zijn. Dat is ook een speerpunt van het Vlaamse relanceplan. Hoe gaat u de digitale competenties verder versterken, vooral bij kortgeschoolden? Ik geef een concreet voorbeeld uit het buitenland. In Denemarken heeft men een maatregel ingevoerd die inhoudt dat kortgeschoolden die een beroepsopleiding volgen voor een job waar veel vraag naar is op de arbeidsmarkt, een hogere werkloosheidsuitkering krijgen. Dat is federale bevoegdheid, maar Vlaanderen is bevoegd voor opleiding en vorming. Voorziet u ook in een financiële incentive, of overweegt u dat althans, voor laagopgeleiden die een opleiding volgen voor een knelpuntberoep?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega's, opnieuw een heel interessante vraag. Het OESO-rapport ‘The Future for Low-Educated Workers in Belgium’ stelt terecht dat de arbeidsmarktpositie van veel kortgeschoolden zeer kwetsbaar is. Hun werkzaamheidsgraad ligt een stuk lager dan die van midden- en hooggeschoolden. Het OESO-rapport stipt aan dat kortgeschoolden het grootste risico lopen op jobverlies door automatisering, en dat ze minder kunnen profiteren van de nieuwe jobs die gecreëerd worden.
Daarom zet deze Vlaamse Regering in haar relanceplan ‘Vlaamse Veerkracht’ tegelijk in op digitalisering en leren. We investeren in mensen met beperkte digitale vaardigheden en we willen dat internet er voor iedereen is, niet alleen qua infrastructuur maar ook qua opleiding.
Ik wil het OESO-rapport op een punt nuanceren. Er worden Belgische cijfers gebruikt. De werkzaamheidsgraad van kortgeschoolden is in Vlaanderen hoger dan gemiddeld in België, maar verbeterde ook de voorbije tien jaar. Hij volgt niet de dalende trend die we globaal zien. De afgelopen jaren gingen de cijfers weer omhoog en in 2019 bevond de werkzaamheidsgraad van Vlaamse kortgeschoolden zich op het hoogste punt sinds de start van de metingen, namelijk 54,3 percent. Er was ook al een stijging van bijna 4 percent ten opzichte van 2016. Op onze arbeidsmarkt in Vlaanderen doen de kortgeschoolden het dus iets beter.
Het aantal jobs daalt wel. Onder andere in onze industrie worden voortdurend jobs geautomatiseerd en gedigitaliseerd.
Daar staat tegenover dat er steeds minder kortgeschoolden zijn. Dat moet je ook in rekening brengen. In 2009 was 27 percent van de bevolking op beroepsactieve leeftijd kortgeschoold, nu is dat nog 18 percent. Vermits we met een stijgende curve van tewerkstelling zitten en met een dalende curve qua aantal vind ik de voorspelling van de OESO voor Vlaanderen iets te deprimerend.
De aandacht voor digitale competenties is niet nieuw. We hebben een strategisch plan geletterdheid maar we moeten nog een sprong voorwaarts maken. Ik heb gevraagd om de scope van het STEM-actieplan (Science, Technology, Engineering and Mathematics) te verruimen en uit te breiden met een luik digitale vaardigheden.
De administratie werkt aan een actieplan e-leren om de digitale omslag te maken. Ook e-inclusie is in dit verband van belang om zoveel mogelijk mensen mee te krijgen op de digitale trein.
Dan Denemarken, mevrouw Gennez. In Vlaanderen kiezen we voor opleidingsondersteuning door middel van opleidingsincentives. Op die manier kunnen werkenden voor het volgen van arbeidsmarkt- en loopbaangerichte opleidingen opleidingscheques krijgen om hun opleidingskosten te financieren. We hebben ook een Vlaams opleidingsverlof of opleidingskrediet zodat mensen voldoende tijd hebben om een opleiding te volgen. Kort- en middengeschoolden kunnen gebruikmaken van de incentives voor een breder aanbod aan opleidingen. In het geval van opleidingscheques kunnen kort- en middengeschoolden in bepaalde gevallen ook recht hebben op een hogere tegemoetkoming.
Voor werkzoekenden is er uiteraard het opleidingsaanbod van VDAB en partners waarbij er ook financiële voordelen zijn voor de cursist: de opleiding is gratis, men behoudt de uitkering, er is een verplaatsingsvergoeding en een kinderopvangvergoeding.
Tot slot moeten we ook buiten het kader van de klassieke opleiding denken. Je kunt als werkzoekende ook heel wat technische competenties verwerven via werkplekleren. Hiervoor zijn individuele beroepsopleidingen (IBO’s) uiteraard een grote stimulans.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. De Vlaamse Regering heeft bij het begin van deze legislatuur de ambitie geuit om de Vlaamse werkzaamheidsgraad naar 80 procent te krijgen. Dat is erg ambitieus maar wel noodzakelijk. Als we dit cijfer willen behalen, dan moeten we er ook voor zorgen dat alle Vlamingen mee zijn, ongeacht leeftijd of opleidingsniveau. Afgelopen woensdag zagen we dat ook de Federale Regering zich schaart achter de doelstelling van 80 procent werkzaamheidsgraad. Door die verschillende arbeidsmarktrealiteiten tussen de gewesten, wordt dit een enorme opdracht. De kloof tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel is echter enorm. Het OESO-rapport legt de vinger op de wonde: de vergrijzing stijgt. De toenemende automatisering en digitalisering treffen onze arbeidsmarkt en daardoor zullen ook jobs verdwijnen, zoals net is aangekaart door mijn collega. Daardoor zakt die inzetbaarheid van de kortgeschoolden voor specifieke jobs.
Natuurlijk is dit niet nieuw. De OESO beschrijft de opportuniteiten van nieuwe en betere jobs, maar dan moet er wel meer geïnvesteerd worden in het onderwijs en het levenslang leren. Voor kortgeschoolden is dat een enorme uitdaging. Ik heb daarover nog twee bijkomende vragen.
Minister, zult u deze aanbevelingen van de OESO ter harte nemen?
Wat het competentiebeleid betreft, heb ik eind september gelezen dat de publieke sector een aantrekkelijke werkgever is op dit moment. Zij werven nu nieuwe mensen aan en veel kandidaten zijn geïnteresseerd in deze jobs. Op welke manier kunnen kandidaten zonder diploma voor zulke functies solliciteren? Met andere woorden, op welke manier wordt er gekeken naar competenties en talenten naast de diploma’s die zij bezitten?
Minister Crevits heeft het woord.
Uw laatste vraag zal ik eens bekijken, voor het overige was het commentaar. Ik ben nu even uit het oog verloren wat uw laatste vraag was. Het spijt me verschrikkelijk.
Op dit moment, op het einde van de coronacrisis, is de publieke sector een aantrekkelijke werkgever omdat deze nog altijd aanwerft. In het kader van het competentiebeleid was mijn vraag op welke manier kandidaten zonder diploma voor zulke functies kunnen solliciteren en op welke manier wordt gekeken naar competenties en talenten naast diploma’s.
De Vlaamse Regering heeft ervoor gekozen om de diploma-afhankelijkheid voor jobs te verminderen om mensen kansen te geven en om ook rekening te houden met ervaringsgerichte competenties. We hebben tijdens de vorige legislatuur een kader gemaakt voor eerder verworven competenties en hoe men daar rekening mee kan houden.
Ik vind uw bedenking heel terecht dat het van belang is dat mensen die competenties ook kunnen inzetten. We kunnen natuurlijk enkel voor Vlaanderen spreken, lokale overheden moeten daar hun eigen keuzes in maken. Ik ben er in elk geval voorstander van om het competentiebeleid meer onder de aandacht te brengen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.