Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de mediarichtlijnen rond zelfdoding
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van een Deense socialmedia-influencer heb ik u in november 2019 een vraag om uitleg over de mogelijke uitbreiding van de mediarichtlijnen over zelfdoding gesteld. Ondertussen heeft er zich ook in Vlaanderen een soortgelijk drama afgespeeld, waarbij een zelfmoordfilmpje op het platform TikTok online werd geplaatst. Die beelden konden zich razendsnel verspreiden onder het bijzonder jonge doelpubliek van dat medium TikTok.
Sinds 2004 bestaan de mediarichtlijnen. Ik heb in mijn vraag om uitleg wat meer historiek en uitleg gegeven, maar ik weet dat u en de meeste mensen in deze commissie absoluut bekend zijn met die mediarichtlijnen en dat we er allemaal van overtuigd zijn dat een correcte en een juiste berichtgeving op de juiste manier echt van levensbelang is.
De mediarichtlijnen bestaan sinds 2004. In november 2019 suggereerde ik de uitbreiding naar de zogenaamde influencers. Door journalisten en influencers de correcte adviezen te geven, kunnen zij aan berichtgeving over suïcide doen met een goede omkadering die zo min mogelijk het copycatgedrag aanmoedigt en die mensen die denken aan suïcide ondersteunt om de stap te zetten naar hulpverlening. Want ook dat kan het gevolg zijn van een goede communicatie. In uw antwoord toen, minister Dalle, liet u weten dat het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) de opdracht heeft gekregen om de bestaande mediarichtlijnen voor het kwaliteitsvol en correct berichten over zelfdoding op te volgen, te evalueren en waar nodig voorstellen te doen tot bijstellen.
De mediarichtlijnen worden niet opgelegd vanuit de overheid, maar worden geëvalueerd en aangepast door de Raad voor de Journalistiek en de Vlaamse Vereniging van Journalisten. De volgende evaluatie staat gepland in 2020.
Daarom had ik u graag de volgende vragen gesteld, minister.
Welke nieuwe bevindingen zijn er sinds de laatste evaluatie van de mediarichtlijnen gemaakt door het VLESP over de berichtgeving over zelfdoding?
Bent u bereid om voorstellen te lanceren in het kader van de evaluatie van de mediarichtlijnen met betrekking tot suïcidepreventie in social media?
Er zijn al contacten geweest met het VLESP, Twitter en Facebook. Kunnen nieuwe en opkomende populaire socialmediaplatformen, zoals Instagram en TikTok, ook betrokken worden door het VLESP? Zo ja, op welke manier kan die oefening verder vormgegeven worden?
Ten slotte, minister, bestaat er begeleiding of advies voor individuele influencers die een ongelooflijk groot bereik hebben? Bent u bereid daar werk van te maken of om ook daarover een vraag aan het VLESP te stellen?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega Jans heeft al heel veel gezegd. Het werk dat het VLESP in 2004 heeft gedaan, was heel belangrijk. Er zijn heel duidelijk drie richtlijnen die gevolgd moeten worden in de media wanneer het gaat over berichtgeving over zelfdoding.
Het zijn net die richtlijnen die het programma ‘De cel vermiste personen’ op Eén aan haar laars lapte. Op 23 september werd de vierde aflevering van het programma uitgezonden, die focuste op (pogingen tot) zelfdodingen waarmee de Cel Vermiste Personen in aanraking kwam. In de aflevering komen heel duidelijk methodes voor zelfmoord aan bod en er worden bedenkingen gemaakt over de consequenties van zelfmoord op de nabestaanden. We weten gewoon dat dergelijke informatie een trigger kan vormen voor suïcidale mensen om over te gaan tot zelfdoding.
De mediarichtlijnen die het VLESP heeft opgesteld, zijn op dit moment niet afdwingbaar. Dat betekent dat de afleveringen van 'De cel vermiste personen' niet ‘gestraft’ kunnen worden. Ik hoop dat we het er allemaal over eens zijn dat zelfdoding geen onderwerp mag zijn van sensatie of clickbait, maar op een serene manier besproken moet worden, zonder taboe.
Die mediarichtlijnen van het VLESP zitten vervat in de Code van de Raad voor de Journalistiek. De Raad voor de Journalistiek heeft bovendien samen met de Werkgroep Verder bijkomende aanbevelingen voor verantwoorde berichtgeving over zelfdoding uitgewerkt en verspreid in de brochure die genoegzaam onder journalisten is verspreid: ‘Als journalist kan je levens redden’.
Minister, wat is uw evaluatie van de bewuste aflevering van ‘De cel vermiste personen’? Gingen de programmamakers volgens u over de schreef?
In november 2019 stelde u dat u de mediarichtlijnen in 2020 zou evalueren, die ook vervat zitten in de Code van de Raad voor de Journalistiek. U zou zich ook engageren om erop aan te dringen om die te laten aanpassen aan het veranderende medialandschap. Wat is de stand van zaken van die evaluatie? Hoe ver staat het gesprek daarover met het VLESP?
Zult u ook met de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) in gesprek gaan over de mediarichtlijnen rond zelfdoding hoe – uiteraard vanuit hun zelfregulerende karakter, want we vinden het allemaal zeer belangrijk dat de VVJ zelfregulerend werkt – programma- en nieuwsmakers die richtlijnen beter kunnen kennen en te allen tijde respecteren?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik heb met betrekking tot deze vragen natuurlijk contact opgenomen met zowel de VRT als de VVJ en het VLESP. Het VLESP laat mij weten dat er meermaals contact is geweest met de eindredactie van het programma over de bewuste aflevering. Na het bekijken van de aflevering heeft het VLESP ook verschillende opmerkingen overgemaakt en heeft de VRT een aantal aanpassingen doorgevoerd. De VRT is niet op alle vragen van het VLESP ingegaan, omdat dat ervoor zou hebben gezorgd dat het werk van de Cel Vermiste Personen moeilijk in beeld kon worden gebracht. Het VLESP heeft aangegeven vragende partij te zijn om vroeger in het productieproces betrokken te worden wanneer die thematiek aan bod komt. De VRT is zeker ook bereid – ze hebben dat bevestigd – om het overleg in een vroegere fase van het productieproces te laten gebeuren.
Mevrouw Segers, u hebt gezegd: “Het zijn net deze richtlijnen die het programma ‘De cel vermiste personen’ op Eén aan zijn laars lapte.” Het is, denk ik, niet aan een parlementslid, en al zeker niet aan de minister van Media, om dat te beoordelen. Ik vind het eerlijk gezegd een zeer scherpe uitspraak. Het is aan de Raad voor de Journalistiek om dat soort evaluaties te maken. Het gaat hier over de toepassing van de deontologische code van journalisten. Politici zijn zeer slecht geplaatst om zich daarover uit te spreken.
Een tweede reeks vragen ging over nieuwe bevindingen van het VLESP met betrekking tot berichtgeving over zelfdoding en de actualisatie van de mediarichtlijnen. Uit de evaluatie van de huidige mediarichtlijnen besloot het VLESP dat er een grondige update nodig was, wegens verschillende bevindingen. Sinds de lancering van de nieuwe mediarichtlijnen is er veel nieuw onderzoek gebeurd dat de richtlijnen inhoudelijk kan versterken. Naast een brochure is er nood aan aantrekkelijke webcontent, socialemediaposts en nieuwe tools, zoals een animatie die de richtlijnen samenvat. Er zijn zeker positieve evoluties, bijvoorbeeld wat betreft de verwijzing naar de hulplijnen die we in Vlaanderen kennen, maar de mediarichtlijnen worden nog altijd niet altijd opgevolgd, vooral wat betreft het vermelden en tonen van methodes. De richtlijnen dienen opnieuw onder de aandacht te worden gebracht via laagdrempelige en aantrekkelijke educatieve communicatietools. De opkomst van social media vraagt uiteraard ook om specifieke richtlijnen die ook in die context kunnen worden toegepast.
Ik heb daarvoor uiteraard contact gehad met de VVJ. De VVJ is bereid om op basis van wetenschappelijk onderzoeksmateriaal journalisten te blijven informeren over de mogelijke impact van berichtgeving op suïcidegedrag. Dat kan in de vorm van een eigen VLESP-publicatie, een interview enzovoort. Daarnaast staat de VVJ ook ter beschikking om samen met het VLESP de aanbevelingen te actualiseren en te verfijnen. De VVJ gaf ook aan dat hun platformen, zoals hun website De Journalist, de digitale nieuwsbrief enzovoort, gebruikt kunnen worden voor de verspreiding van informatie over deze thematiek.
Het VLESP werkt momenteel nieuwe mediarichtlijnen uit, in samenwerking met de VVJ en de Raad voor de Journalistiek. Het werkterrein van de VVJ – dat weten jullie, en collega Jans heeft dat al eerder onder de aandacht gebracht – is natuurlijk beperkt tot de professionele nieuwsmedia en journalistiek. Om de social media, de influencers en de burgers aan te spreken, zijn er natuurlijk andere kanalen nodig. Ik heb in het verleden al herhaaldelijk aangegeven dat ik ook in gesprek ga met influencers over de opmaak van een gedragscode, waarin deze thematiek zeker ook aan bod zal moeten komen.
Mevrouw Segers, u vroeg of ik in gesprek zou gaan met de VVJ over de mediarichtlijnen. Als je ziet hoe verwoestend de gevolgen van suïcide zijn, kan ik niet genoeg benadrukken hoe belangrijk ik dit vind. Het spreekt voor zich dat ik verder die dialoog met de VVJ zal aangaan, om daar werk van te maken.
Mevrouw Jans had een vraag over de contacten met Twitter, Facebook, Instagram en TikTok. Twitter, Facebook – en Instagram valt onder Facebook – maar ook TikTok verbieden suïcidale content op hun platformen. Hoewel deze platformen begaan zijn met de problematiek en bereid zijn gebruikers te informeren en onveilige content offline te halen, is er meer nodig dan dat. Essentieel in ons beleid, zowel op het vlak van Media als van Jeugd, is mediawijsheid, voor jongeren maar ook voor hun ouders. Het is belangrijk om jongeren alert te maken voor de dingen die je het best niet deelt.
Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie tracht ook ouders te sensibiliseren voor deze thematiek. Momenteel evalueert het VLESP het huidige Vlaamse actieplan Suïcidepreventie. In de loop van 2021 zal gestart worden met de voorbereiding van het nieuwe actieplan.
Tot slot vroeg collega Jans nog of er individuele begeleiding of advies bestaat voor individuele influencers, en of ik bereid ben daar ook werk van te maken samen met het VLESP. Inderdaad, die ondersteuning aan mediamakers met advies, begeleiding en training is een taak die het VLESP momenteel reeds opneemt in het kader van dat eerder genoemde Vlaamse actieplan Suïcidepreventie. Op zich kunnen nu ook individuele influencers al bij het VLESP terecht. Maar dat gebeurt in de praktijk niet zo vaak. Eens de nieuwe richtlijnen er zijn, lijkt het volgens het VLESP zeker zinvol dit aanbod bekender te maken, om zo meer influencers te bereiken en te sensibiliseren. Het spreekt voor zich dat ik het VLESP ook zal betrekken bij het opmaken van een gedragscode voor influencers omdat dit thema daar zeker ook een belangrijke plaats in moet krijgen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden en voor de bijkomende informatie. Ik vind het bijzonder positief dat u de mediarichtlijnen blijvend wilt ondersteunen. Dat zijn geen dingen die van bovenaf zijn opgelegd, dat zijn richtlijnen die we samen met de sector uitvaardigen. We moeten erop toezien dat ze goed worden opgevolgd. Ik merk dat daar absoluut nog verbeteringen mogelijk en nodig zijn, maar ook dat u er een werkpunt van maakt. U wilt daar niet op toegeven en u blijft daarop inzetten.
Ik heb u ook horen zeggen dat de opkomst van sociale media om specifieke richtlijnen vraagt, die ook in die context kunnen worden toegepast. Dat vind ik een heel belangrijke uitdaging, om er echt voor te zorgen dat we ook daar het nodige kunnen doen. Op die manier doet u rechtstreeks of onrechtstreeks – we kunnen daarover discussiëren – aan suïcidepreventie. Net omdat u beklemtoont hoe belangrijk die mediarichtlijnen zijn.
Het is fijn dat er een sterke samenwerking is met het VLESP, waarnaar u vaak verwees en dat voor ons de autoriteit is op dit vlak. Wat ik opmerkelijk vind, is dat u herhaalt dat u met de influencers in gesprek wilt gaan om een gedragscode uit te werken, om te zien hoe we ervoor kunnen zorgen dat de grote invloed die ze hebben op de best mogelijke manier wordt aangewend. Het is mijn overtuiging dat dat absoluut van belang zal zijn.
We zijn toe aan een definitie van ‘influencer’. Zijn dat mensen die geld verdienen? Zijn dat mensen met meer dan zoveel duizend volgers? De influencers zijn nu ook zeer gegeerd bij de reclamemakers, voornamelijk voor reclame die zich richt op kinderen en jongeren. Is het reclame, is het marketing, is het product placement? We weten het niet. Studies tonen aan dat de return on investment van reclame of marketing geplaatst door influencers tienmaal zo groot is dan de reguliere reclame- of marketingopbrengsten. U kent het voorbeeld: Enzo Knol die in zijn filmpje een bepaalde chocomelk drinkt of iets eet, en dan blijkt dat allemaal niet zo onschuldig te zijn.
Dat gaat nu verder dan ons onderwerp. Mijn vraag was of we iets doen zodat die influencers, wanneer ze berichten over, spreken over of verwijzen naar suïcide, zelfdoding, op de hoogte zijn van de macht en de kracht die ze hebben. U gaat daarop in. U gaat met het VLESP een gedragscode uitwerken. Ik vind dat heel positief. Het zou gemakkelijk zijn om te zeggen dat het allemaal zo snel gaat en dat het Europees is en niet gemakkelijk. Ik vind het fijn dat u dat vastpakt en dat u dat wilt doen.
En ik ben ook overtuigd van de meerwaarde van het bepalen, misschien niet van een definitie, maar wel van een aantal criteria voor influencers, die toch een verantwoordelijkheid dragen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mijn repliek is gelijkaardig als die van collega Jans. Minister, ik waardeer het erg dat u al in overleg bent geweest met de VVJ en dat u ook in overleg zult treden met het VLESP. Het is ook goed dat u daarover hebt overlegd met de VRT.
Het verheugt me om te horen dat de VRT zegt dat ze misschien veel vroeger in het productieproces het VLESP had moeten betrekken om te bekijken of haar programma wel conform de opgestelde richtlijnen was. Ik begrijp echt wel dat er altijd een spanningsveld bestaat. De programmamakers willen een goed programma maken waar mensen naar kijken, en vinden dat het niet goed uit de verf zou komen als ze nog zaken zouden weglaten. Ik begrijp dat spanningsveld. Aan de andere kant vind ik dit zo delicaat en is het daarom heel belangrijk dat die richtlijnen gevolgd worden. Ik denk nog altijd dat hier toch wat vragen bij te stellen waren. Vanuit die bezorgdheid over de problematiek van suïcide heb ik ook deze vraag ingediend.
Ik heb enkele gelijkaardige opmerkingen inzake de influencers. Hoe zult u dat precies doen? U hebt gezegd dat u het VLESP hierbij wilt betrekken. Ik zie nog niet precies wat die influencers dan kunnen doen om mee te werken in die strijd tegen suïcide.
Ik deel de bezorgdheid van collega Jans. Gisteren nog stond in De Standaard een heel uitgebreid artikel over de invloed van influencers en de onduidelijkheid die er vandaag heerst over de vraag of ze nu gesponsord worden, of ze zaken gratis aanprijzen … Als we hen ook gaan inzetten voor maatschappelijke thema’s, moeten we volgens mij komen tot een regelgevend kader of richtlijnen – we gaan er geen erkend beroep van maken. Ik ben zeer verheugd dat u daar het voortouw in wilt nemen. Want naast de klassieke reclame hebben zij natuurlijk ongelooflijk veel impact. We moeten die ten goede inzetten en ervoor zorgen dat de excessen ingedijkt kunnen worden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Dank u wel ook voor de zeer relevante vraag. Ik wil wat dieper ingaan op een aspect, dat al aangehaald werd door de collega’s, namelijk de gedragscode voor influencers.
Voor alle duidelijkheid: ik ben me ervan bewust dat dat geen gemakkelijke oefening wordt, omdat je balanceert op een grens. Ik hoor hier het pleidooi om er geen erkend beroep van te maken. Maar het is toch een zeer creatieve besteding van energie en van menselijke creativiteit. We stellen ons de vraag in welke mate je dat kan indammen en of je grenzen wilt opleggen. Ik denk dat dat een boeiend debat wordt. We hebben over datzelfde onderwerp een aantal weken geleden een gesprek gehad. Ik weet dat er toen wat vragen waren over hoe we dat konden organiseren en welk tijdspad we daarvoor zagen. Ik vroeg me af, puur informatief, want ik ben me ervan bewust dat we nog maar een paar weken verder zijn, of er al iets meer klaarheid is. Het is geen beroepsgroep. Met wie gaan we praten? Tegen welk moment willen we proberen om dat een beetje vorm te geven?
Op 17 september hebben we, naar aanleiding van een door mij ingediende vraag, een uitgebreid gesprek gehad over onder andere het zelfdodingsfilmpje op TikTok en de influencers. Ook toen, minister, heb ik u bedankt voor de stappen die gezet zullen worden met betrekking tot die gedragscode. Ik kan alleen maar instemmend reageren op wat de collega’s aangeven inzake die sluikreclame van allerhande merken waarbij challenges de ronde doen. Zo is er de Pokemon hot challenge: als je een vuurpokemon uit je kaartje haalt, moet je een pikant chipje van een bepaald merk eten.
We doen er misschien een beetje lacherig over dat het geen erkend beroep hoeft te worden. Maar het is natuurlijk een heel bewuste manier van merken om reclame te maken, die momenteel niet echt gekaderd wordt. Ik sluit me dus aan bij de vraag van de collega’s, minister. Hoe zal dit vormgegeven worden in de gedragscode?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik denk dat we het hier al een aantal keren gehad hebben over die influencers en over de social media. Ze zijn moeilijk te vatten, decretaal is dat niet evident.
De wijziging van het Mediadecreet in toepassing van de AVMD-richtlijn (audiovisuele mediadiensten) komt op relatief korte termijn naar deze commissie – dat weten jullie. Dat zal een interessant moment zijn op dit vlak. De professionele influencers bijvoorbeeld zullen dan voor hun commerciële activiteiten ook onder die richtlijn vallen; op dat vlak kunnen we decretaal optreden.
Ten aanzien van de socialmediabedrijven zelf is dat niet zo gemakkelijk: TikTok zit in China; Facebook kunnen we dankzij de incorporatie in Ierland wel vatten in een Europees kader met de toepassing van die richtlijn. Maar het blijft op juridisch vlak zeer moeilijk om hen te vatten. Vandaar dat we zullen proberen om met een soort van autoregulering te werken, waarbij we samen met verschillende partners bottom-up bekijken hoe we dat kunnen aanpakken en of daar bepaalde aanbevelingen zijn die we kunnen doen, die eigenlijk een soort handvatten zijn voor influencers.
Collega Jans vroeg of we ook een definiëring kunnen maken van wat een influencer is. Daar bestaan vandaag al verschillende definities van. De meeste zijn gelinkt aan reclame en marketing. Dit is natuurlijk een bredere context, we zullen dus zeker moeten bekijken hoe we dat definiëren, op wie we ons specifiek zullen richten.
Het zijn soms professionelen, soms niet. Er zijn ook veel tussenvormen. Het is natuurlijk niet de bedoeling om influencers te instrumentaliseren om bepaalde maatschappelijke of overheidsopdrachten uit te voeren, maar ze moeten zich wel bewust zijn van het feit dat ze een grote impact hebben op mensen, en vaak ook op kinderen en jongeren. Vandaar dat het ons toch normaal lijkt dat zij daar ook een verantwoordelijkheid in hebben. We moeten hen ook helpen om dat op een goede manier te kunnen opnemen en zo’n gedragscode kan voor hen ook een hulp zijn eerder dan een bindend kader dat decretaal wordt opgelegd, zoals een collega in het parlement eens verkeerdelijk heeft laten uitschijnen – niet in deze commissie, voor de duidelijkheid.
Hoe gaan we dat aanpakken? We hebben de afgelopen weken natuurlijk niet stilgezeten en dat verder bekeken. De coronacontext is niet de meest evidente om dit te doen. De bedoeling is om een lijst op te maken van mensen die we willen betrekken. Ik denk uiteraard op de eerste plaats aan de influencers zelf. Ik denk ook aan een aantal academici van verschillende Vlaamse universiteiten die hierin betrokken zijn. En ik denk ook aan inhoudelijke experten: bijvoorbeeld voor suïcidepreventie heb je het VLESP, je hebt bijvoorbeeld Child Focus voor een aantal thema’s. Zo hebben we in Vlaanderen, vaak in het welzijnslandschap, heel wat nuttige instanties die ons daarbij kunnen helpen.
De bedoeling is dan om volgend jaar dat proces aan te vatten. Ik wil mij – net als in de vorige commissievergadering, collega Vaneeckhout – niet vastpinnen op een timing. Ik denk dat dat zelfs een uitdaging is voor de hele legislatuur om daar blijven aan te werken, ook in het licht van het Europees Voorzitterschap in 2024. Dit is natuurlijk niet alleen een Vlaamse uitdaging, dit is een uitdaging die zich in heel Europa, en zelfs in heel de wereld, stelt.
Tot daar een aantal bijkomende elementen, maar ik kijk zeker uit naar de verdere uitwerking en de discussie met jullie.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het actieplan suïcidepreventie bestaat uit een grote veelheid van allerlei initiatieven en acties. Onze Vlaamse suïcidecijfers nopen ons ook daartoe. Ondertussen krijgen we door de aangehouden inzet, maar ook opvolging, toch uitermate voorzichtige, maar duidelijke signalen dat dat afdoende werkt.
Die mediarichtlijnen zijn altijd een relevant onderdeel geweest van dat Vlaams actieplan suïcidepreventie. Het succes – als ik dat zo mag noemen – ligt erin hoe de belendende sectoren zaken opnemen. De mediarichtlijnen zijn er, je kunt die minimaal invullen of maximaal, ik vind het goed om te zien dat u dat zowel naar fictie als naar sociale media en andere zaken toe, vastneemt. Dat draagt ook bij aan het succes van dat actieplan suïcidepreventie.
Voorts wens ik u veel succes. Ik kan bevestigen dat er heel wat goede instanties werk verrichten binnen de brede welzijns- en gezondheidssector, ze gaan hier graag aan meewerken. Dan ben ik ervan overtuigd dat we het debat hier of in andere commissies zeker nog zullen voeren. Dank u wel.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik wil me aansluiten. Ik ben heel verheugd over hoe goed u dit wilt aanpakken en verder uitwerken, zowel wat betreft de preventie van suïcide en alle actoren die ons daarbij gaan kunnen helpen verder ondersteunen om dat te stroomlijnen en te versnellen, maar ook hoe u dat wilt vastpakken en dat we samen nadenken hoe we een beetje zicht kunnen krijgen op die influencers, een duidelijk speelveld creëren en dat we ze kunnen inschakelen in de strijd tegen suïcide.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.