Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Sintobin heeft het woord.
De beroepsverenigingen, waaronder ook onze Belgische Rederscentrale, hebben in een brief aan het Europees Parlement hun bezorgdheid geuit over de verdere uitrol van windmolenparken in de Noordzee en aangrenzende wateren. De vissers vrezen voor de gevolgen van de windmolens voor het milieu en voor hun eigen sector. Samen met de Belgische Rederscentrale ondertekenden ook vissersorganisaties uit Nederland, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Denemarken en Portugal de brief.
Het creëren van natuurreservaten als compensatie voor de parken kan schade aan het milieu en de visserij niet voorkomen. Men vreest voor jobs in de sector als de vispopulatie dreigt te verdwijnen door steeds maar meer windmolenparken. Om meer schade te voorkomen zou er volgens de vissers een verbod op de geplande bouw van windparken moeten komen, net als meer onderzoek, meer zeggenschap in de kwestie en bescherming van de vispopulatie in de Noordzee – we hadden het daarnet nog over de daling van de garnalenpopulatie.
Minister, erkent u de problematiek? Hoe reageert u hierop? Hebt u hierover overleg gehad met de Rederscentrale?
Welke initiatieven kunt of wilt u nemen binnen uw bevoegdheden? Welke positie zult u daar innemen als dit op Europees vlak wordt besproken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dit is opnieuw een interessante vraag.
De ontwikkeling van de blauwe economie, en de windmolenparken in het bijzonder, heeft uiteraard een impact op de beschikbare visgronden. Dat staat, zoals men zegt, als een paal boven water. Hoewel meervoudig ruimtegebruik in de mariene gebieden een belangrijk aspect is, zijn die zones voor hernieuwbare energie vanwege diverse veiligheidsredenen voor visserij niet of heel beperkt toegankelijk. Daardoor gaan visgronden verloren en worden vaarroutes onderbroken. Over de impact van de windmolenparken op de visbestanden of paaigebieden zijn nog geen wetenschappelijke bewijzen bekend. Dat is een element dat over een langere periode bekeken moet worden.
In het Belgische deel van de Noordzee zijn de voorwaarden en de afbakening van zones voor de bouw van windmolenparken strikt vastgelegd in het Marien Ruimtelijk Plan. Het beheren van de ecologische impact van die windmolenparken gebeurt door de koppeling aan de milieuvergunningsprocedure; die ligt vast in de wet Marien Milieu van 20 januari 1999. Wat betekent dat? Dat betekent dat een projectaanvrager in België een milieueffectrapport (MER) moet indienen. Dat wordt door de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) beoordeeld en aan een openbaar onderzoek onderworpen. Dan wordt daar nog eens een monitoringprogramma aan verbonden om de ecologische effecten van de parken te bestuderen en te beoordelen.
Gelet op al die plannen om de zones voor hernieuwbare energie uit te breiden zijn de bezorgdheden van de visserijorganisaties terecht en is het van belang om extra waakzaam te zijn, maar ook om extra onderzoek te voeren.
Bij de uitvoering van initiatieven in het buitenland wordt ook de aanwezige Belgische visserij in de impact- en milieuanalyses betrokken. De vertegenwoordiging verloopt via de Rederscentrale, die op dat vlak ook heel actief is.
In Vlaanderen hebben we in 2017 De Blauwe Cluster erkend als speerpuntcluster voor de ontwikkeling en bevordering van economische activiteiten gekoppeld aan de zee. Er is bijzonder veel aandacht voor de ontwikkeling van dat meervoudig ruimtegebruik. Ik steun absoluut het onderzoek waarbij men met Vlaamse en Europese middelen de haalbaarheid van synergie van windmolenparken met bepaalde mariene activiteiten gaat bestuderen, zoals bijvoorbeeld de mosselkweek. Ik denk dat er echt wel opportuniteiten zijn, maar we moeten bereid zijn om het ook goed te onderzoeken.
Op Europees niveau is het enerzijds van belang dat de noodzakelijke milieueffectenbeoordelingen en monitoringprogramma’s opgesteld worden om te waken over de impact op de visgebieden en anderzijds moeten we ervoor zorgen dat de visserij voldoende betrokken wordt bij het planningsproces.
Collega’s, ik steun de initiatieven van de visserijorganisaties om aandacht te vragen voor hun positie bij de ontplooiing van de blauwe economie en het belang van het behoud van een gezond marien ecosysteem. Op Europees niveau is onlangs binnen de North Sea Advisory Council een focusgroep opgericht die zich heel specifiek zal richten op de visserijbelangen bij de ontwikkeling van windmolenparken. Ik kan jullie melden dat de Rederscentrale daar ook deel van zal uitmaken.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden dat u de verzuchtingen van de Rederscentrale en van de visserijorganisaties erkent. U hebt ook een technisch antwoord gegeven over het ruimtelijke gebruik. Ik zal dit dossier ook via het Europees Parlement verder opvolgen en waarschijnlijk kom ik binnenkort of binnen een zekere periode nog met een vraag terug, maar ik heb voorlopig geen bijkomende vragen, voorzitter. Ook omdat ik al sinds een paar uur niet meer gegeten heb.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil de eetlust van de heer Sintobin niet belemmeren. Ik heb trouwens ook honger. Maar iedere keer als ik dat zeg, komen ze met eten vanuit mijn secretariaat.
Dat is natuurlijk het voordeel van minister zijn.
Ze hebben al verse soep gebracht. Ik heb die tussendoor opgegeten.
Ik kom straks tot bij u. Smakelijk.
Minister Crevits heeft het woord.
We volgen beiden het dossier op. Ik denk dat het goed is om de contacten met de Rederscentrale vooral heel nauw te houden, want die mensen zijn per definitie niet negatief, maar willen betrokken worden en ze willen ook dat de mogelijkheden om daar wel nog dingen te doen, fatsoenlijk worden onderzocht. Dat volg ik zeker nog op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.