Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, het zijn vaak de lokale besturen die rechtstreeks in contact komen met de activiteiten van criminele ondernemers en organisaties. We kunnen gerust stellen dat in Vlaanderen de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit zich bottom-up ontwikkeld heeft. Een algemeen decretaal kader ontbreekt vooralsnog. Daarom heeft de minister terecht een decretaal kader in het vooruitzicht gesteld om op basis van een integriteitsonderzoek vergunningen, toelatingen, subsidies, concessies, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is, te kunnen weigeren, schorsen of intrekken, in geval van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit of een ernstige of concrete dreiging daartoe.
In antwoord op mijn eerdere vraag om uitleg daaromtrent hebt u gesteld dat een aantal initiatieven werden genomen met het oog op de voorbereiding van een decretaal kader voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
De samenwerking en informatie-uitwisseling inzonderheid met en tussen de lokale besturen, de lokale politie en alle andere partners van die veiligheidsketen zijn volgens ons daarbij cruciaal.
In antwoord op mijn vraag daaromtrent hebt u gesteld dat vanaf september een verbindingsofficier van de geïntegreerde politie aan de slag zal gaan die verschillende taken en opdrachten zal krijgen. U hebt daarbij ook geantwoord dat de verbindingsofficier een heel cruciale rol zal spelen in het uitwisselen van gegevens tussen de federale inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en ook met de lokale overheden wat betreft de georganiseerde criminaliteit en criminele organisaties.
Wat is de stand van zaken in verband met de voorbereiding van het decretaal kader inzake de aanpak van de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit?
Wat zijn de resultaten en/of afspraken na de tweede bijeenkomst van de werkgroep bestuurlijke aanpak van ondermijnende criminaliteit, een bijeenkomst die eind augustus voorzien was? Wat is de verdere timing?
Is de door u voorziene stuurgroep – waar ook het openbaar ministerie, de vertegenwoordigers van de federale overheid, de verschillende inspectiediensten en de vertegenwoordigers van een aantal steden en provincies in zullen zetelen – reeds opgericht en operationeel? Welke vertegenwoordigers zetelen in deze stuurgroep en welke vertegenwoordigers van steden en provincies zijn daarin vertegenwoordigd?
Is er reeds zicht op de vereiste samenwerkingsakkoorden of -protocollen met het oog op informatiedeling? Welke databanken worden beoogd qua toegang om te komen tot een optimale informatiedeling voor de lokale besturen inzake de bestuurlijke aanpak van criminaliteit? Zijn daarover reeds de nodige contacten gelegd met de betrokken instanties, ook federaal? Welke federale instanties werden reeds gecontacteerd met het oog op de samenwerking?
Is de verbindingsofficier van de geïntegreerde politie reeds aan de slag sinds september, zoals u hebt aangekondigd? Welke concrete werkafspraken zijn met de verbindingsofficier gemaakt in verband met de samenwerking en de uitwisseling van gegevens met de lokale overheden inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit?
Minister Demir heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, mijnheer Brouns, u volgt dat inderdaad altijd heel goed op.
Het decreet wordt momenteel voorbereid. Ik hoop dat ik de ontwerpteksten in november met de werkgroep kan bespreken. Ook zal ik een nota voorleggen aan mijn collega’s, waarin de grote lijnen van het decreet en het opzet van de kruispuntbank zullen worden uiteengezet.
Op 25 september 2020 kwam de werkgroep bestuurlijke handhaving van ondermijnende criminaliteit voor de tweede keer samen, nadat een eerdere datum onmogelijk was geworden door de coronamaatregelen.
Deze werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van mijn kabinet, de Vlaamse administratie, de politie, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het lokaal bestuur en de academische wereld. Deze werkgroep zal worden uitgebreid met een vertegenwoordiging uit het openbaar ministerie. Pas in een tweede fase zullen vertegenwoordigers uit de Federale Overheidsdiensten (FOD’s) worden betrokken bij de werkgroep of subwerkgroepen.
De werkgroep besprak de elementen die een regeling van de bestuurlijke handhaving van ondermijnende criminaliteit moet omvatten en het niveau waarop die elementen moeten worden uitgewerkt, hetzij bij decreet, hetzij bij samenwerkingsakkoord.
De volgende elementen kwamen reeds ter sprake: een voorlopige inventaris van de vergunningen, machtigingen, toestemmingen, toelatingen, accreditaties, erkenningen, concessies, individuele ontheffingen en vrijstellingen; de rol van de burgemeester bij de informatiegaring; het toepassingsgebied van de toekomstige regeling; een voorlopige oplijsting van de bestaande moraliteitsonderzoeken; de mogelijke rol van informatiegaring via nutsbedrijven, al valt dit niet onder het toepassingsgebied van het decreet; de oprichting van een Kruispuntbank Veiligheid, natuurlijk binnen de Vlaamse bevoegdheden; informatie-uitwisseling met het buitenland, voornamelijk met Nederland. Dat laatste is toch zeer belangrijk, zoals u ook al meermaals in de commissie hebt onderlijnd.
De werkgroep gaat nu verder aan de slag met het vervolledigen van de inventarissen en oplijstingen, het in kaart brengen van de informatieketen, het verder onderzoeken van de rol van de burgemeester, de verdere ontwikkeling van de Kruispuntbank Veiligheid en het bestuderen van de wijzigingen in de Nederlandse Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur), want daar kunnen we ook wel wat van leren.
Vraag drie, de stuurgroep zal als volgt worden samengesteld uit de verschillende inspectiediensten, zowel Vlaams als federaal: leden van het parket, de federale politie, academici die vertrouwd zijn met de bevoegdheidsverdelingen en een aantal steden. De stuurgroep heeft nog niet samen vergaderd aangezien de activiteiten van de werkgroep door de coronamaatregelen wat vertraging hebben opgelopen.
De Federale Regering zal spoedig contact opnemen met de federale minister van Justitie om tot een samenwerkingsakkoord te komen. Op administratief vlak hebben we natuurlijk wel al de eerste contacten gelegd met het parket, de politie en de Bijzondere Belastinginspectie (BBI). De vacature van de verbindingsofficier werd na het sluiten van het protocolakkoord hierover met de federale ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken vorige maand gepubliceerd. Deze maand zullen de kandidaten door een jury geëvalueerd worden zodat we hopelijk tegen eind november iemand kunnen aanstellen.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik denk dat het inderdaad, en u hebt dat al eerder verwoord, belangrijk is dat we de lokale besturen daarin maximaal ondersteunen. Het komt in de volgende vraag nog aan bod. Als ik zie wat de Nederlanders ertegenaan gooien in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, hou ik mijn hart vast voor wat op ons afkomt.
We hebben lokaal ervaring, in onze provincie en de provincies Antwerpen en Namen, met goedwerkende Arrondissementele Informatie- en Expertisecentra (ARIEC’s). We gaan binnenkort in een periode komen dat de federale overheid zich daarover moet uitspreken. Wij als lokale besturen in Limburg en Antwerpen hebben daar zeer goede ervaringen mee. Ik ben van mening dat we dat instrument ten volle moeten benutten en uitrollen over heel Vlaanderen. Hoe ziet u de rol van de ARIEC’s in de toekomst? Gaat u daarover in overleg met de federale collega’s om te bekijken hoe dat kan worden gecontinueerd in de vorm van een samenwerkingsprotocol? Nemen wij ons deel van de verantwoordelijkheid daarin?
Ik maak de vergelijking met Nederland opnieuw. Daar heeft men een structuur met tien Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC's). Dat is een weerspiegeling van onze ARIEC’s, maar eerder andersom. De ARIEC van Antwerpen werkt met drie, vier mensen. De tegenhanger net over de grens werkt met zestig mensen. Het verschil in capaciteit is enorm. Hoe kijkt u aan tegen de ARIEC’s inzake de ondersteuning van de lokale besturen? Gaat u die meenemen bij het verdere beleid ter zake?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Brouns, ik vind uw input altijd zeer waardevol, u weet dat. U spreekt vanuit uw lokale ervaring, we nemen dat altijd mee. We willen in overleg gaan met het federale niveau om de ARIEC’s verder te zetten, maar dat is een federale bevoegdheid. We willen een samenwerkingsovereenkomst sluiten voor verdere informatie-uitwisseling tussen hen en de inspectiediensten. Ze zijn ook vertegenwoordigd in onze werkgroep. Ik ben het met u eens dat we die knowhow moeten meenemen. Ik ga met de federale overheid in overleg en in gesprek gaan over een samenwerkingsovereenkomst.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik had dat daarnet onder de aandacht gebracht omdat ik daar terecht bezorgd om ben om de doodeenvoudige reden dat het vandaag maar proefprojecten zijn, en het zijn er maar drie. Ik lees of hoor nergens continuïteit, het zal van het nieuwe federale regeerakkoord afhangen. Het is aan de federale ploeg om de continuïteit mee te garanderen. Het is daarom belangrijk dat Vlaanderen, of de mensen die ermee samengewerkt hebben – ze zitten in Limburg toevallig in de provincieraad, ze werken vooral voor de lokale besturen, ze zijn federaal ontstaan – de bevoegdheden overstijgt. En men moet die via een samenwerkingsprotocol in de toekomst ook kunnen versterken.
Ik wil nog even afsluiten met de ervaring die ik vorige week had op een studiedag over de bestuurlijke handhaving in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Daar kwam heel duidelijk naar voren dat de informatiepositie van de lokale besturen cruciaal is. Over welke informatie beschikken ze? Welke informatie mogen ze delen en gebruiken? Het is belangrijk dat daarvoor de nodige wettelijke kaders worden getekend. Een leerrijk gegeven is ook dat we ons een beeld moeten kunnen vormen van de georganiseerde misdaad: hoe breed is die vandaag vertakt? Het is hallucinant om te zien dat die tot in de zorgsector kan infiltreren. Het gebeurt in heel veel sectoren van onze samenleving wat natuurlijk ontwrichtend werkt. Het is dan ook belangrijk dat onze lokale besturen maximaal worden ondersteund om daar een zo goed mogelijk beeld op te krijgen en die breed vertakte criminaliteit maximaal te kunnen bestrijden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.