Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik stel vast dat er vandaag heel wat vragen over het thema seksueel geweld op de agenda staan, die elkaar een beetje doorkruisen. Dat bewijst nog eens dat het goed zal zijn als we het geheel gecoördineerd kunnen bespreken als het actieplan aan bod komt.
Reeds eerder heb ik u vragen gesteld over uw beleid en aanpak ter bestrijding van seksueel geweld, dit zowel naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota als via andere concrete vragen. Een aantal zeer concrete maatregelen zijn evenwel heel dringend. De coronacrisis heeft enorme gevolgen voor onze samenleving en voor het psychosociaal welzijn van mensen. Tijdens de cornonaperiode is er ook sprake van een toename van het aantal meldingen van seksueel geweld.
Recent werd vanuit het werkveld aangedrongen op een duidelijke, laagdrempelige en bereikbare hulplijn voor slachtoffers van seksueel geweld. Er bestaan wel al een aantal gespecialiseerde hulplijnen, zoals ‘Nu praat ik erover’, en voor mensen die zich zorgen maken over hun gevoelens en gedrag naar minderjarigen ‘Stop it Now!’. Ik verwijs ook naar het meldpunt 1712. Die website is uitgegroeid tot een website waar iedereen die betrokken is bij geweld, misbruik en kindermishandeling informatie kan vinden over deze thema’s. Wie vragen heeft of melding wil doen, kan telefonisch, per mail of per chat bij 1712 terecht. Minister Beke heeft onlangs nog in bijkomende financiële middelen voorzien, ook als gevolg van de toename van het aantal meldingen en vragen tijdens de coronacrisis, waardoor 1712 kan zorgen voor een ruimere bereikbaarheid.
De oproep die we recent konden lezen, stelt dat mensen die te maken krijgen met seksueel geweld, heel veel drempels over moeten en een grote zoektocht moeten afleggen. Daarom willen ze zeker zijn dat, als ze erover spreken, ze meteen bij iemand terechtkomen die onderlegd is en hen langere tijd kan helpen. Een eenmalig luisterend oor en doorverwijzing voldoen niet of niet voldoende aan die verwachtingen.
In het kader van het streven naar een integrale aanpak van slachtoffers van seksueel geweld spelen de zorgcentra na seksueel geweld eveneens een belangrijke rol. In 2018 startte de federale overheid in Gent, Brussel en Luik met deze centra. Alle medische onderzoeken, ondervraging en ondersteuning gebeuren binnen zo’n centrum. Weldra zullen ze uitbreiden naar Antwerpen, Leuven en Charleroi. Ook in West-Vlaanderen, Limburg, Namen en Luxemburg zullen in de toekomst zorgcentra opgericht worden.
Slachtoffers van seksueel geweld kunnen ook aankloppen bij diensten slachtofferhulp van de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW). Op de ene plaats worden ze opgevangen door een professional, op de andere plaats door een getrainde vrijwilliger. Zeer belangrijk is ook het slachtofferonthaal bij de justitiehuizen. En als dat seksueel geweld in de eigen familie gebeurt, dan kan je in Vlaanderen ook terecht bij de Family Justice Centers (FJC’s). Zij hanteren een eigen model van hulpverlening, al dan niet in samenwerking met slachtofferhulp. Slachtoffers kunnen ook terecht bij lotgenotengroepen. Soms worden die ondersteund door sociale professionals, maar vaak staan ze op zichzelf.
Ik wil benadrukken dat al deze initiatieven fantastisch werk leveren, maar ik kan me ook inbeelden dat het voor slachtoffers moeilijk blijft om hun weg te vinden en om zicht te krijgen op het volledige netwerk van hulpverlening. Het is vaak zo'n groot stigma dat het moeilijk is om erover te praten. Eenmaal je dan die stap zet en je niet terechtkomt bij de organisatie of dienst waar je eigenlijk moet zijn en je wordt doorverwezen, dan moet je nadien opnieuw die drempel over.
Ik wil dan ook de suggestie doen dat het nuttig kan zijn om naar ervaringen in het buitenland te kijken. Nederland en Frankrijk kampten met gelijkaardige problemen en zochten naar oplossingen. In beide landen is er nu een duidelijk aanspreekpunt. Zowel slachtoffers als beleidsactoren vinden zo gemakkelijker de weg.
In Nederland wordt het slachtofferbeleid centraal aangestuurd en lokaal uitgevoerd. Vrijwilligers nemen er contact op met slachtoffers, professionals ondersteunen hen. Frankrijk duidde een centrale organisatie aan die de verschillende lokale slachtofferorganisaties ondersteunt. Centraal wordt vooral gestuurd op kwaliteitszorg en opleidingen.
Minister, het is duidelijk dat de recente stijging van de meldingen en de grote nood aan onmiddellijke, maar ook goede hulpverlening inzake seksueel geweld dringend een aantal maatregelen vragen, zoals een hulplijn. Die moet echter wel kaderen in een integrale hulp voor slachtoffers.
Hoe ziet u het tot stand komen van een hulplijn die rekening houdt met de diverse, bestaande waardevolle initiatieven? Het zou natuurlijk niet goed zijn als die initiatieven die al bekend zijn en hun expertise hebben, zouden verdwijnen.
Hebt u daarover overleg en/of afspraken gemaakt met de minister bevoegd voor het welzijn? Ik las in de pers een reactie van beide ministers naar aanleiding van die hulplijn en dat u dit samen verder zou bekijken.
Hebt u daarover reeds overleg gepleegd met de betrokken federale instanties?
Hebt u ook onderzocht hoe men in andere landen een gedegen hulplijn tot stand heeft gebracht en georganiseerd?
Minister, ik besef dat deze hulplijn ook mogelijk deel uitmaakt van het actieplan, maar mijn vraag was al ingediend voor ik te horen kreeg dat het actieplan in een eindfase zat.
Minister Demir heeft het woord.
Ik ben zeker voorstander van één laagdrempelig en bereikbaar aanspreekpunt voor slachtoffers. Daarom heb ik ook op federaal niveau de Zorgcentra na Seksueel Geweld (ZSG’s) en de daarbij horende chatlijn rond seksueel geweld opgericht en bekijk ik nu hoe ik op basis van de bestaande goede praktijken zoals de Family Justice Centers zulke centra voor intrafamiliaal geweld kan oprichten.
Tijdens de gesprekken over het actieplan seksueel geweld kwamen hulplijnen en hun bereikbaarheid, toegankelijkheid en de mate van professionalisering zeker aan bod. Persoonlijk ben ik voorstander van één hulplijn, dat is ook duidelijk voor de slachtoffers, maar ik ben niet bevoegd voor de hulplijnen. De hulplijn Awel valt onder de bevoegdheid van minister Dalle en de hulplijnen 1712, Nu praat ik erover en Stop it Now! vallen onder de bevoegdheid van minister Beke. Ik had dit graag onder mijn bevoegdheid gehad. Ik vind het creëren van één hulplijn, natuurlijk in een wisselwerking met andere hulplijnen, de beste manier van werken. Als u dat ook vindt, kunt u deze vraag misschien ook aan uw partijgenoten-ministers stellen.
Voorlopig werd er alleen gezegd dat de afstemming tussen alles wat bestaat een belangrijk aandachtspunt is. Ik vind dat persoonlijk wat rommelen in de marge. Je moet natuurlijk altijd een consensus hebben. Ik ben dus niet bevoegd voor al die hulplijnen, al is mijn mening dat we naar één hulplijn moeten gaan, uiteraard met een wisselwerking met de andere hulplijnen. Als u dat ook vindt, dan vind ik dat u zich tot uw partijgenoten moet richten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
De problematiek is natuurlijk heel genuanceerd. Belangrijk is dat slachtoffers van seksueel geweld goed hun weg vinden naar een hulplijn en dat ze van daaruit op een goede manier worden doorverwezen en niet telkens opnieuw heel hun verhaal hoeven te doen. Dat is de essentie. We delen wellicht allemaal datzelfde standpunt.
Ik hoor u zeggen dat dat voor u één hulplijn betekent. Al die verschillende hulplijnen of meldpunten hebben natuurlijk ook hun eigenheid. U verwijst naar Awel. Awel gaat natuurlijk over veel meer dan seksueel geweld, dat zult u toch moeten erkennen. Zomaar zeggen dat we naar een hulplijn moeten gaan en dat iedere jongere die nu naar Awel met heel uiteenlopende vragen belt, alleen nog bij die ene hulplijn terechtkan, roept toch vragen op. We zien toch allemaal dat dat voor een paar heel specifieke problemen zal zorgen.
U zegt echter ook zelf dat u graag naar één hulplijn wilt gaan die een wisselwerking met alle andere hulplijnen heeft. Dat betekent dan toch dat er hoe dan ook meer hulplijnen moeten blijven.
Laat ons de open discussie aangaan: hoe vinden slachtoffers het best hun weg? Je hebt natuurlijk ook de eigenheid van zo’n hulplijn. Stop it Now! bijvoorbeeld heeft een andere doelstelling en richt zich tot andere mensen dan 1712 of Awel. Het belangrijkste vind ik dat we mensen heel goed de weg wijzen doorheen de hulpverlening. We zouden bij seksueel geweld bijvoorbeeld kunnen zeggen dat we daarbij meer op 1712 focussen. Het gaat dan ook over bekendmaking, want welke lijn zet je op de eerste plaats als mensen vragen hebben over een bepaalde problematiek? Van daaruit kun je dan zorgen voor een goede doorverwijzing als dat nodig is. Dat kan voor mij een heel directe verbinding zijn. Je gaat dan voor een ‘warme’ doorverwijzing: er wordt vanuit de hulplijn rechtstreeks contact gelegd met de hulpverlening. Er bestaan heel goede meldpunten en hulplijnen, ze hebben ook allemaal hun eigenheid. Laat ons samen bekijken wat we kunnen doen. We kunnen hierover verder discussiëren als we het actieplan hier in de commissie bespreken. Ik zal dit vanzelfsprekend ook bevragen bij uw collega die bevoegd is voor het welzijn. Hoe kunnen we die verschillende hulplijnen op de beste manier stroomlijnen?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, mevrouw Schryvers. Ik denk dat u deze vraag het best richt tot minister Beke, die bevoegd is voor al die hulplijnen. Voor alle duidelijkheid: ik zeg u gewoon wat slachtoffers zeggen. We hebben hen ook bevraagd en zij geven zelf aan dat het heel moeilijk is om uit te maken waar ze naartoe moeten bellen. Als je het aan mij vraagt, ook al ben ik niet de bevoegde minister, dan denk ik dat het logisch is dat er één hulplijn rond de thematiek komt, zodat de slachtoffers niet zelf moeten uitzoeken waar ze terechtkunnen. Daarna kan er nog altijd worden doorverwezen. Als de hulplijn er is, moet die ook bemand worden door goedopgeleide professionals en psychologen, zoals dat nu al het geval is bij de chatlijn rond seksueel geweld. Bij al die hulplijnen zoals 1712, Nu praat ik erover en Stop it Now! werken inderdaad mensen die de nodige knowhow en expertise hebben, maar u kunt er toch niet omheen dat slachtoffers zelf zeggen dat het voor hen veel te ingewikkeld is. Ik denk dat je dan beter één hulplijn hebt en dat daaronder al die hulplijnen vallen die vandaag bestaan en immens en heel goed werk verrichten. Ik ben echter niet bevoegd voor het welzijn, dat is minister Beke. Als hij dit niet zo aangeeft in het actieplan, dan kan ik zijn arm niet omdraaien of daarin tussenkomen. Ik heb dus een bepaalde visie op alles wat met hulplijnen heeft te maken, maar minister Beke beslist daarover. Als u in de toekomst daarover vragen hebt, gelieve u dan te wenden tot uw partijgenoot.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik noteer dat u duidelijk stelt dat alles wat met hulpverlening heeft te maken, onder de bevoegdheid van minister Beke valt. Ik zal het met hem verder opnemen.
Ik begrijp de vraag van de slachtoffers wel, die is vanzelfsprekend, maar het probleem is toch erg genuanceerd. Bij seksueel geweld kunnen bijvoorbeeld ook andere problematieken komen kijken. Het allerbelangrijkste is dat we samen bekijken op welke manier slachtoffers het best hun weg vinden. Dat is het meest essentiële en dat is waar we als beleidsverantwoordelijken moeten van uitgaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.