Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de Vlaamse canon
Vraag om uitleg over de commissie die bevoegd is voor de Vlaamse canon
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, op 18 september 2020 lanceerde u een voorstel over de uitgangspunten van de Canon van Vlaanderen. De canon zal werken met thematische vensters, die een stukje vertellen over de geschiedenis van Vlaanderen. Daarbij is er aandacht voor geschiedenis in de brede zin, maar ook voor kunst, cultuur, wetenschappen, taal, literatuur en neerlandistiek, materieel en immaterieel erfgoed. Historicus Emmanuel Gerard zal een onafhankelijke commissie leiden, die tegen uiterlijk oktober 2022 de Vlaamse canon zal voorstellen. Die commissie zal uit maximaal negen leden bestaan en krijgt een grote mate van autonomie.
Daarover heb ik de volgende vragen. Kunt u een toelichting geven bij de uitgangspunten voor die Vlaamse canon? Hoe kwamen ze tot stand, welke criteria en factoren kwamen in aanmerking en hoe zult u erover waken dat de uitgangspunten voor de Vlaamse canon worden gerealiseerd in de werkzaamheden van een autonome commissie?
Ondertussen heb ik al een beetje gelezen over de heer Gerard. Dus mijn volgende vraag is misschien wat overbodig, maar toch: op basis van welke criteria bent u ertoe gekomen om hem aan te stellen als stuurman van de onafhankelijke commissie die de canon zal schrijven?
Op welke manier zal er dan worden teruggekoppeld en gerapporteerd over de werkzaamheden van de commissie die de canon zal uitwerken? Hoe zullen de experten uit het onderwijs, de leerkrachten, in hoofdzaak de leraren geschiedenis, worden betrokken bij het uitwerken van deze canon?
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, in navolging van onder andere Denemarken en Nederland is het de intentie van de Vlaamse Regering om een Canon van Vlaanderen op te stellen. Ik zal de passage uit het regeerakkoord niet voorlezen, maar daar staat dus wel degelijk in dat we gaan voor een Canon van Vlaanderen, dynamisch en samengesteld door een onafhankelijke en pluralistisch samengestelde wetenschappelijke commissie. Mevrouw Krekels heeft het ook gezegd: er zal worden gewerkt met vensters, namelijk personen, gebeurtenissen en cultureel erfgoed met betrekking tot de historische en culturele ontwikkeling van Vlaanderen.
De canon wordt samengesteld, zoals reeds gezegd, door een onafhankelijke en pluralistisch samengestelde wetenschappelijke commissie. In de beleidsnota Cultuur wordt dat ook nog eens aangehaald. Dit is in de eerste plaats bedoeld ter ondersteuning van het onderwijs en, in aangepaste vorm, voor inburgeringscursussen voor nieuwkomers.
Via de beleidsnota Onderwijs vernemen we dat men zich voor de realisatie hiervan richt op 2022. Uiteraard steunt mijn fractie dit voornemen voluit. Intussen is ook bekend geraakt, zoals reeds aangehaald, dat professor Emmanuel Gerard de canoncommissie zal voorzitten.
Minister, wanneer is de volledige samenstelling van de canoncommissie voorzien? Wordt die commissie ook ruimer samengesteld dan louter uit wetenschappers? Welke profielen en samenstelling worden geambieerd voor de canoncommissie? Blijft de timing gehandhaafd? Welk tijdspad is er uitgestippeld?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, u hebt inderdaad op 18 september aangekondigd dat de Vlaamse Regering de uitgangspunten voor de Canon van Vlaanderen heeft vastgelegd, zoals die werden aangekondigd in uw regeerakkoord. De commissie die die canon moet opstellen, zal worden voorgezeten door professor Emmanuel Gerard. Tegen oktober 2022 moet er een Vlaamse canon worden uitgewerkt. Die commissie zal voorts uit negen leden bestaan. De commissie beslist zelf over haar werkwijze en moet een advies opstellen over de periodieke evaluatie van die canon. In die canon zal er volgens de Vlaamse Regering aandacht zijn voor algemene geschiedenis, kunst, cultuur, wetenschappen, literatuur, neerlandistiek, materieel en immaterieel erfgoed, waarbij er aandacht is voor positieve én negatieve aspecten van onze Vlaamse geschiedenis. Daarnaast zal er werk worden gemaakt van een website om de canon te verspreiden naar een breder publiek.
Minister, op basis van welke criteria heeft de Vlaamse Regering professor Emmanuel Gerard gekozen als voorzitter van de canoncommissie? Ik denk dat die vraag toch nog altijd relevant is. Waarom zullen er slechts negen leden zetelen in die commissie? Vanwaar die keuze voor negen? Welke profielen komen in aanmerking hiervoor? Zal er worden gewerkt met een open call? Zo niet, op basis van welke criteria zal professor Gerard die negen leden kiezen? Wordt er bij de samenstelling van de commissie gezorgd voor genderevenwicht? Welk budget wordt er voor die commissie en de ontwikkeling van de canon en de website uitgetrokken? Wat is het stappenplan voor de opmaak van de canon? Is er in een vorm van burgerparticipatietraject voorzien om de bevolking mee te laten beslissen over de inhoud van de canon? Wat is de Vlaamse Regering van plan met een dergelijke canon, behalve het opstellen van een website?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal uitvoerig antwoorden, want ik heb hier in stilte onder de waterlijn toch wel lang aan gewerkt. Ik heb me natuurlijk laten inspireren door het regeerakkoord en vooral door het Nederlandse voorbeeld, dat enkele uitgangspunten heeft gevolgd. In de opdrachtbrief van de bevoegde Nederlandse minister formuleerde die het doel als: “Het bewerkstelligen van gedeelde cultuurhistorische kennis en daarnaast ook van bredere culturele en maatschappelijke kennis over Nederland in een internationale, maar vooral ook Europese context. Daarbij kunnen waardevolle onderdelen van onze geschiedenis zowel betrekking hebben op positieve en negatieve aspecten daarin. Aangezien beide hebben bijgedragen aan de vorming van de Nederlandse cultuur, moet nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de wijze waarop onze cultuur is en wordt beïnvloed door niet-Nederlandse culturen en omgekeerd.”
Het succes van de Nederlandse canon is mede te danken aan de keuzes die de commissie heeft genomen, onder leiding van professor Frits van Oostrom. Hij heeft de commissie ontkoppeld in canon en nationale identiteit. Bij ons is dat nog een scherper debat dan in Nederland. Hij koos ook voor een positieve benadering en om, in antwoord op de veel geuite kritiek dat de canon werd opgevat als statisch en in beton gegoten, te werken met personen, gebeurtenissen en erfgoedstukken, en om die te beschouwen als blikvangers om vervolgens te komen tot een concept van de vensters.
Gaandeweg is men tot dat concept gekomen, dat was niet ab initio zo. Vervolgens was er een brede werking via websites, waarmee ook het dynamische karakter van de canon werd getoond. Men startte onmiddellijk vanuit de vaststelling dat de canon permanent zou worden aangepast. Ondertussen is dat ook al gebeurd.
Op grond daarvan heb ik enkele uitgangspunten vooropgesteld.
Een: de commissie die een en ander begeleidt, wordt pluralistisch en interdisciplinair samengesteld, telt maximaal negen leden die worden bijgestaan door minstens één secretaris, maar de commissie werkt zelfstandig en in alle vrijheid. Als u mij vraagt wie daar allemaal in moet zitten, wel, het is net de sleutel tot het succes in functie van het welslagen van deze operatie dat ik bij uitstek niet ga zeggen wie of welke disciplines daar in moeten zitten. De commissie legt autonoom haar werkwijze vast en maakt ook afspraken over eventuele participatie van externen en het ruimere publiek, en over eventuele extra communicatie.
Twee: de Canon van Vlaanderen kan breed toegankelijk functioneren als een bijdrage aan het collectief geheugen en aan de dialoog tussen alle inwoners, waardoor die ook een bron kan zijn van inspiratie, creativiteit en burgerschap. Het is een positief project. Zoals het Nederlandse voorbeeld willen we vensters op de geschiedenis openen, geen deuren sluiten, maar vensters openen. De keuze van die thematische vensters, daar ga ik me ook niet mee bemoeien. Dat is de keuze van de commissie. Zonder daarop te willen vooruitlopen, heb ik meegegeven dat het vanzelfsprekend onze vraag is om die canon breed op te vatten, dus algemene geschiedenis, kunst, cultuur en wetenschappen, taal, literatuur, neerlandistiek, materieel en immaterieel erfgoed.
Derde uitgangspunt: de canon zal de geschiedenis en cultuur presenteren van de regio die nu Vlaanderen wordt genoemd, natuurlijk rekening houdend met territoriale verscheidenheid, dus de verschuivende grenzen in de loop van de geschiedenis. Sommige elementen uit de geschiedenis delen we met de Lage Landen, met de Zuidelijke Nederlanden of met België. Het vensterconcept laat net toe om dat te onderstrepen en biedt ook de mogelijkheid om de wisselwerking met andere culturen te illustreren.
Vierde uitgangspunt en aansluitend daarbij: de canon is niet in beton gegoten, het is een dynamisch gegeven. Geschiedschrijving ontsnapt niet aan veranderende inzichten. Heden en toekomst zullen binnenkort verleden zijn. Dat wil zeggen dat elke canon uit de aard der zaak onaf is en openstaat voor de toekomst.
Vijf: voor de verspreiding moet er een website tot stand komen, waarbij er samen met de geschreven canon ook meteen wordt gewerkt aan die website. Die parallelle oefening moet worden gemaakt. Ik vraag de commissie om ook al na te denken over de bruikbaarheid van de canon binnen onderwijs, inburgering, media, culturele instellingen en binnen de internationale context, en ook hoe ze kan communiceren met het bredere publiek en zorgen voor enige betrokkenheid.
Dat is het kader. Dit zijn de uitgangspunten die ik naar voren heb geschoven.
Waarom ben ik uitgekomen bij professor Gerard? Het Vlaams Parlement heeft deze man eigenlijk al gekozen. Hij was de curator voor de tentoonstelling over zoveel jaar Vlaams Parlement en heeft dat proces tot ieders tevredenheid tot een goed einde gebracht. Die aanstelling is breed gedragen door het volledige Bureau van het Vlaams Parlement. Blijkbaar is het een figuur die wordt gedragen, wiens autoriteit buiten kijf staat.
Hij is gespecialiseerd in hedendaagse geschiedenis. Hij heeft de geschiedenis van de christendemocratie mee geschreven, van de Koude Oorlog en het interbellum, en hij doceerde onder meer over de politieke geschiedenis van België. Hij is bijzonder beslagen in zijn vakgebied en hij wordt algemeen erkend. Zijn wetenschappelijke reputatie staat buiten kijf. Zo iemand hebben we nodig om die complexe en gevoelige oefening tot een goed einde te brengen. Ik heb er alle vertrouwen in dat hij de geknipte man is om dit te proberen te doen.
Ik benadruk wel dat de commissie autonoom en onafhankelijk werkt, zelf beslist over de werkwijze, de terugkoppeling over haar werkzaamheden en de betrokkenheid van externe deskundigen. Ik verwacht dat de commissie tegen november door de betrokken commissievoorzitter verder wordt samengesteld.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, wat ik momenteel heel boeiend vind, is dat we nog maar net begonnen zijn met het vormgeven van de Vlaamse canon en dat het debat daarover al helemaal op gang komt. Gisteren stond er een artikel in De Standaard dat was opgesteld door een aantal intellectuelen. Wat me daarin opviel, was het volgende citaat: “Een Vlaams-nationaal perspectief op de geschiedenis is op zich legitiem, maar als de Vlaamse regering dat perspectief oplegt in onderwijs, inburgering, erfgoed en cultuur, dan gaat het om staatspropaganda. Dat is ons principiële bezwaar.”
Ik vond dat een heel zware beschuldiging. Ze geven nog een aantal redenen waarom ze eigenlijk helemaal tegen het Nederlandse model zijn, terwijl ik ook fan ben van het Nederlandse model, maar ik ben natuurlijk geen historica en ben dus misschien niet gelegitimeerd om zoiets te zeggen. Ik vond het toch wel een heel zware beschuldiging. Minister, wat is uw reactie hierop?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik heb het genoegen gehad om naar deBuren te gaan in Brussel. Daar was een avond georganiseerd waar onder andere ook de professor aanwezig was die de Nederlandse canon heeft samengesteld. Het was zeer verhelderend. In Nederland lag het wel eventjes anders. De gevoeligheden zijn er wel, maar op een ander gebied of op andere thema's. Het was echt wel verfrissend hoe ze daartegen aankeken.
Minister, u zei dat de canon niet statisch is. De Nederlandse canon is gestart in 2006 en is onlangs in september weer vernieuwd, omdat er in die veertien jaar kennis bij is gekomen, maatschappelijke veranderingen enzovoort.
Ik kijk daar zeker naar uit. We gaan er ons ook niet mee bemoeien. Ik roep iedereen op om daar met een open geest naar te kijken, zoals ook andere landen dat hebben gedaan. Ik hoop dat het een factor kan zijn van kennis, van zaken uit onze regio, fraaie en minder fraaie, laat die ook maar aan bod komen. Als iedereen zich daarin kan vinden, kunnen we er ook een gezamenlijke burgerzin voor ontwikkelen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, op zich is een academische oefening voor het opstellen van een canon interessant, maar dan alleen vanwege het traject. De conclusie kan enkel zijn dat geschiedenis geen rechte lijn is.
Ik citeer hier nu onze Vlaamse vooraanstaande historicus Bruno De Wever: “Geschiedenis is geen rechte lijn.” Historische kritiek is essentieel om de geschiedenis te begrijpen en te interpreteren, maar het is een illusie om een lijst te kunnen vastleggen van canonieke werken die het Vlaanderen van gisteren, vandaag en morgen moet representeren.
Tot daaraan toe. Maar u zegt, minister, dat we dat niet in beton zullen gieten en dat het een dynamische lijst is. Nederland leert ons dat die lijst in 2006 inderdaad werd vastgelegd, dat men een aantal jaren geleden constateerde dat er eigenlijk te weinig vrouwen voorkwamen in die lijst, dat de Gouden Eeuw misschien een beetje te verbloemd werd voorgesteld. En toen heeft die commissie gezegd: ‘We moeten die lijst aanpassen’. Dat heeft op hevig verzet gestoten vanuit het onderwijsveld, omdat die lijst was vastgelegd in alle schoolboeken. Het is dus een illusie om te denken dat je zoiets zomaar zo dynamisch kunt laten zijn als je zelf zou willen. Bij ons weten, is het vooral een heel reductionistische oefening.
We hebben vooral veel vragen bij de finaliteit. De vraag is wat ermee zal gebeuren. Die lijst zal in schoolboeken worden gegoten. Die lijst zal worden voorgelegd aan nieuwkomers die ons land binnenkomen. U verwees terecht naar de vraag: over welk Vlaanderen hebben we het dan? Want onze minister-president verwijst naar Van Eyck, maar de Van Eyck-broeders woonden strikt genomen helemaal niet in Vlaanderen of op het grondgebied dat vandaag Vlaanderen is. Je komt daar dus voor heel wat academische interessante problemen te staan. Alleen is de vraag: wat gaan we daarmee doen, wat wilt u daarmee bereiken? Als het echt de bedoeling is dat deze canon de geesten moet laten rijpen in Vlaanderen om naar de Vlaamse onafhankelijkheid te gaan, dan zullen we daar zeer, zeer kritisch naar kijken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoorde gisteren in de plenaire vergadering dat u Ben de Bouwer bent, of was in de vorige legislatuur, maar blijkbaar niet Ben de Venstermaker. Gelukkig maar, want dat was net ook ons punt: we zijn het ermee eens dat er een canon komt, als het vensters zijn en als die ook worden vastgelegd door een groep wetenschappers die onafhankelijk zijn, pluralistisch samengesteld en er geen inmenging is van de politiek. Ze moeten vooral ook een ondersteuning zijn voor ons onderwijs en op geen enkel moment de onderwijsdoelen vervangen.
Ik heb nog een kleine vraag. Hoe kunnen we de mensen die expert zijn in het cultuurbeleid gelinkt aan onderwijs – ik denk aan de mensen van de CANON Cultuurcel – betrekken? Ik wil daarbij niet ingaan op wie die lijst met deskundigen vastlegt, maar ik denk dat we hen moeten erkennen in hun expertise.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, eerst en vooral wil ik mijn appreciatie uiten voor professor Gerard. Toen ik geschiedenis studeerde, was zijn syllabus al het werk voor de nieuwste geschiedenis. Ik heb het nagekeken en dat is nog steeds zo. Dat die commissie onafhankelijk zal werken, kan ik ook alleen maar toejuichen. Uit de pers had ik wel begrepen dat die vooral uit historici zou bestaan, maar u zegt dus dat die interdisciplinair zal worden samengesteld. U mag dat niet zelf bepalen, maar ik zou het als historica toch interessant vinden dat de historici daarin het overwicht zouden hebben.
Mevrouw Krekels verwijst naar een open brief. Als historica begrijp ik de bedenkingen, vanuit geschiedwetenschappelijk oogpunt. Maar als burger, en ook vanuit didactisch oogpunt, zie ik wel het heil van de canon. Dat kan een meerwaarde zijn voor ons onderwijs, voor de musea en ook voor de inburgeringscursussen.
Zoals mevrouw Vandromme zegt, mag de canon de eindtermen niet vervangen, maar moet ze dienen als hulpmiddel, als ondersteuning. Ik ben ervan overtuigd dat, indien die canon goed wordt uitgewerkt, hij een meerwaarde kan zijn voor onze Vlaamse geschiedenis en onze cultuur, zeker en vooral omdat we nu in een wereld leven die meer en meer geglobaliseerd wordt. Zo'n canon kan daar een tegenwicht tegen bieden.
De heer De Gucht heeft het woord.
Dat vind ik een bijzonder rare invulling, dat dat een tegenwicht moet bieden tegen de globalisering.
Minister, allereerst, professor Gerard is inderdaad, naar wat men mij vertelt, algemeen erkend binnen zijn vakgebied. Het zal cruciaal zijn om daarvoor die onafhankelijkheid te halen, ervoor te zorgen dat dit op een goede, wetenschappelijke manier gebeurt, dat er ook een terugkoppeling is met zowel erfgoed, culturele instellingen, als universiteiten. Dat is heel belangrijk. Die dialoog alleen al zou een bijzonder interessante oefening kunnen zijn.
Maar er was iets dat mij daarnet opviel, toen u bezig was over Nederland. U zei dat ze dat daar hebben bekeken, dat er een hele discussie is geweest over wat en hoe. Geschiedenis is niet vaststaand, maar in beweging. Het wordt geïnterpreteerd, het is een onderzoek naar de manier waarop bepaalde zaken met elkaar in contact komen. Dat betekent dat die canon, bij manier van spreken, als we die oefening al zouden maken, eigenlijk, zelfs al is hij met vensters, ook constant zou moeten worden herbekeken of geherinterpreteerd, of dat er toch ten minste de mogelijkheid moet worden gegeven om daarover in constante dialoog te zijn. Want anders zou het weleens kunnen dat we de fout maken van een interpretatie van een bepaald moment over andere momenten die eigenlijk door eenieder binnen zijn tijdsperspectief worden geïnterpreteerd. Ik wil het niet helemaal tot een doolhof maken, maar dat is het wel. En daar moeten we enorm voor opletten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ik kom toch even tussen omdat ik het wat jammer vind dat er hier heel veel voorwaarden en ‘pas op’ en ‘als’ en ‘oe’ en ‘ah’ uit de canon naar voren worden gebracht. Terwijl de wetenschappelijke oefening die gebeurt, die tijdsvensters ... Ik kan collega Meremans alleen maar bijtreden, maar ik wil ook verwijzen naar collega Paul Cordy uit de vorige legislatuur, die ook een aantal keren heeft verwezen naar de mogelijkheden van die canon. Ik vind het wat jammer dat er hier heel de tijd op de gevaren van die canon wordt gewezen. Ik vind het echt jammer dat de mogelijkheden niet naar voren komen. Samen met de collega’s Meremans en Krekels, maar ook collega Cordy indachtig, wil ik daarop wijzen. Wie zijn wij? En die vensters in Nederland, vanwaar komen we? Dat vind ik belangrijk als inspiratiebron. Ik geef de minister, de Vlaamse Regering die daaraan werkt, en professor Gerard, van wie ik zelf nog politieke geschiedenis van België heb gekregen, alle steun om dit uit te werken.
De heer Coel heeft het woord.
Het is duidelijk dat de commissie voor een complexe oefening staat, die vanuit verschillende hoeken met argusogen zal worden bekeken. Ik denk dat we er ook eerder de opportuniteit van moeten inzien, dan het bedreigende karakter dat sommigen erin schijnen te zien. Ik wil langs deze weg mijn oud-docent en promotor, die nu voorzitter is van de commissie, veel succes wensen met het volbrengen van deze moeilijke taak. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat hij dat goed zal doen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb die opiniebijdrage ook gelezen. Die bevat nogal veel vooroordelen en vooringenomenheid. Een N-VA’er is initiatiefnemer als bevoegd minister en dat leidt dan tot een geschiedschrijving doorheen een Vlaams-nationalistische bril. Ik betreur ook dat er dan wordt geïnsinueerd dat professor Gerard zich daartoe zou lenigen en zou meewerken aan staatspropaganda. Ik zou denken dat mensen die gepassioneerd zijn door geschiedenis, blij zouden zijn met dit initiatief, met de aandacht daarrond, het maatschappelijke debat, eerder dan vervolgens te gaan reageren: ‘Ja, maar, geschiedenis is van ons. Daar moet je afblijven.’ Ik denk dat geschiedenis net – dat is de bedoeling – van iederéén moet zijn. Dat is de bedoeling: een meer complexloos debat daarover, open, zonder gêne, zelfbewust en open naar de geschiedenis. En ongetwijfeld ook aan mijn zijde, als we dat zo willen noemen, is dat een oproep om daar open, complexloos en zelfbewust naar te kijken.
Maar voor alle duidelijkheid, Ben de venstermaker … Ben gaat geen vensters maken. Die commissie gaat dat doen en ik ga bekijken wat daar uiteindelijk uitkomt. Dat is net de sleutel tot succes: de onafhankelijkheid, de autonomie en ook de verantwoordelijkheid van die commissie. Want er komt een verantwoordelijkheid bij kijken, bij de selectie van die vensters. Begin er maar aan, hé. Jan Van Eyck bijvoorbeeld, moet die daarin? Ik ga mij daar niet over uitspreken, maar – even terzijde – het is wel een interessante discussie. Men is niet zeker waar hij geboren is – in het Land van Loon of in Arendonk –, hij heeft in het Graafschap Vlaanderen gewoond, is in Brugge gestorven en heeft zijn eerste opleiding in Den Haag gevolgd. Je hebt de Lage Landen in een notendop. Maar dat volledig terzijde. Of hij er nu in komt of niet, dat hangt af van de autonomie van de betrokken commissie.
U zegt dat het een reductionistische oefening is, maar waar haalt u dat vandaan? Uit wat ik hier heb voorgelezen, uit de opdracht die ik heb gegeven? Waar haalt u het dat het om een reductionistische oefening zou gaan? U zegt ‘n’ importe quoi’. ‘Ik ben van de oppositie, dus …’ (Minister Ben Weyts maakt een wegwerpend gebaar. Opmerkingen van Katia Segers)
U krijgt straks de kans om uit te leggen waarom dit een reductionistische oefening zou zijn. (Opmerkingen van Katia Segers)
Ik sta hier open en vol enthousiasme en nieuwsgierigheid te kijken naar deze oefening. Ze is zeker niet statisch, want geschiedschrijving ontsnapt niet aan veranderende inzichten, zowel op grond van wetenschappelijk onderzoek als op grond van vernieuwde maatschappelijke belangstelling. U hebt het voorbeeld daarnet zelf gegeven, toen u zei dat er toch wel wat weinig aandacht is voor vrouwen. Dat is normaal; je bekijkt het verleden met de bril van het heden. Dat is des mensen en dat is prima.
Weldra krijg ik inzichten in de samenstelling van die commissie en ik heb er alle vertrouwen in dat dit tot een goed einde kan komen. Ik roep iedereen op om de vooringenomenheid en de vooroordelen even opzij te schuiven en dit project een kans te geven.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw bijkomende antwoorden en uw reactie. Als slotbeschouwing wilde ik eigenlijk nog het volgende meegeven. Om de zeven jaar verschijnt er een internationaal vergelijkend onderzoek dat bekijkt in hoeverre jongeren voorbereid zijn om hun rol als burger in de samenleving van de 21e eeuw op te nemen. En Vlaamse jongeren scoren eigenlijk vrij slecht op het vlak van actief burgerschap, dus deelname aan het maatschappelijk en politiek leven. Dat komt omdat een gedeelde identiteit en een gedeeld verleden ietwat ontbreken. De canon moet daar onder meer een deel van het antwoord op zijn.
Ik denk – we hebben de discussie daarnet gevoerd – dat kunst en cultuur via de canon nog veel meer een plaats zullen krijgen in ons ambitieuze onderwijs en dat moeten we ook omarmen. Het zal bijdragen tot creativiteit, tot innovatie, tot maatschappelijk bewustzijn, tot integratie en tot expressie, allemaal heel belangrijke vaardigheden voor het toekomstig functioneren van onze jongeren.
Dat wilde ik nog even kwijt.
De heer Meremans heeft het woord.
Heel kort, want er is heel wat gezegd.
In Nederland staan ze al verder; daar heeft men naast de Nederlandse canon ook regionale canons voor Zeeland, Flevoland, Friesland en ga zo maar door – over reductionisme gesproken. Maar daar gaat men verder in, gericht op het onderwijs, bijvoorbeeld over WO II en wat dat voor de specifieke regio betekende.
Ik zou willen afsluiten met de woorden van een journalist, de heer Brinckman, uit De Afspraak – ik ben een geweldige fan van De Afspraak en wil geen enkele aflevering missen. Hij heeft duidelijk gezegd dat hij in het begin tegen de canon was, maar dat hij het Nederlandse voorbeeld eens goed had bekeken. En zijn conclusie was: “Wie kan daar nu tegen zijn?” En daarmee zou ik eigenlijk willen afsluiten.
En dan kwam mevrouw Segers. (Gelach)
Sta mij toe, minister. Toen het idee voor zo’n canon werd aangekondigd, ben ik die zomer direct in mijn pen gekropen om een aantal opiniestukken neer te schrijven waarin ik mijn vragen en mijn terughoudendheid toch wel heb uitgedrukt. En ik ga die blijven uitdrukken.
Ik sta weerhoudend ten opzichte van het feit dat we een bepaalde visie op de geschiedenis – en het zal altijd een visie blijven – gaan vastleggen, waarover dan geen discussie meer kan bestaan. Ik sta zeer weerhoudend, inderdaad, tegenover die zeer reductionistische kijk op onze geschiedenis. Onze identiteit en geschiedenis zijn meerlagig, zijn bijzonder complex, en we gaan die nu in vensters duwen.
Ik sta nog meer weerhoudend tegenover het feit dat we die vensters, die enge blik op onze geschiedenis en identiteit, aan onze jongeren en aan nieuwkomers gaan opleggen en dat we hen daarop gaan quoteren bij inburgeringexamens of schoolvakken. Daar sta ik zeer weerhoudend tegenover.
Ik herhaal wat ik daarnet heb gezegd, namelijk dat het op zich een interessante academische oefening is, maar ik denk dat die alleen maar tot de conclusie kan leiden dat, zoals Bruno De Wever zegt, de geschiedenis geen rechte lijn is en dat we die niet kunnen vastleggen.
Ik wil u ten vierde ook oproepen – een vraag waar u niet op hebt geantwoord – om dat expertenpanel van negen mensen zeker ook een traject te laten opstellen voor burgerparticipatie, zodat dat een breed gedragen project kan zijn. Misschien heeft het dan een kans op slagen, op voorwaarde dat we de oefening kunnen maken op basis van een breedgedragen discussie.
Ten vijfde hoop ik maar dat professor Gerard de crème de la crème van de Vlaamse historici bijeen gaat krijgen, want die staan écht niet te springen om hier hun medewerking aan te verlenen. (Minister Ben Weyts maakt een twijfelachtig gebaar)
Neen, ze staan daar niet voor te springen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.