Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag omdat er op het terrein heel wat ongenoegen en ook frustratie is over de toepassing van het decreet Basisbereikbaarheid. Heel wat landelijke gemeenten zijn niet tevreden met de nieuwe vervoersplannen van De Lijn, waar heel wat dienstverlening wordt geschrapt en lijnen worden afgebouwd. We horen dergelijke stemmen uit bijvoorbeeld het Meetjesland, het Pajottenland en de Zennevallei, vaak landelijke gebieden, omdat er minder aanbod is.
Ik denk dat het niet de bedoeling was van het decreet Basisbereikbaarheid dat er minder aanbod zou zijn. Er worden heel wat vragen gesteld bij de gang van zaken. U zult natuurlijk verwijzen naar ‘vervoer op maat’. Het was de bedoeling om dat ter compensatie te voorzien. Maar we zien dat de compensatie niet zou volstaan en dat die verdeelsleutel niet goed in elkaar zit. We merken dat gemeenten vertegenwoordigd zijn in een vervoerregio en dat men daar kan stemmen, beslissen en participatie hebben. Toch zien we dat als dat naar een gemeenteraad gaat, men daar tegenstemt en niet tevreden is met wat op tafel ligt, dit om toch tijdig te kunnen ingrijpen als men voelt dat iets niet goed loopt, wat toch niet de bedoeling was van het decreet. Daarom wil ik u een aantal vragen stellen, met de bedoeling om te vragen of we niet kunnen ingrijpen en een aantal oplossingen voorzien.
Minister, bent u bereid een evaluatie te voorzien? Dit zijn signalen die we uit verschillende regio's en gemeenten krijgen. Dit heeft betrekking op de werking van verschillende vervoerregioraden.
Er zijn heel veel negatieve reacties op de plannen in de verschillende regio’s. Moet daarom de werking van de vervoerregioraad niet worden aangepast om het proces van participatie en betrokkenheid van gemeenten te herwaarderen?
Vindt u dat de lokale besturen voldoende worden ondersteund om onderbouwde beslissingen te kunnen nemen? Bent u eventueel bereid om extra ondersteuning te voorzien in de vorm van bijkomende expertise en kennis?
Kunnen de middelen van het combimobiliteitsfonds, namelijk 100 miljoen euro, ook worden aangewend in een ondersteunende rol voor het vervoer op maat in de regio’s, bijvoorbeeld als bijdrage in het aanbod van deelsystemen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, dank u wel voor uw vragen. Wat betreft de basisbereikbaarheid is men op dit ogenblik volop bezig met de verdere uitrol binnen alle vervoerregioraden. Ik ben zeker niet tegen een evaluatie, integendeel. We moeten zoveel mogelijk initiatieven die lopen, evalueren. Ik denk wel dat het aangewezen is dat je een evaluatie maakt op het einde van het proces en niet nu, in het midden ervan. Het is wel de bedoeling dat uiterlijk eind oktober elke vervoerregioraad zijn openbaarvervoersplan heeft goedgekeurd, dat zich vooral focust op het kernnet en het aanvullend net. Ik denk dat we dat moeten afwachten.
Ondertussen zijn die vervoerregioraden bezig met de uittekening van het vervoer op maat, waarvoor de middelen zijn vastgelegd. Een evaluatie, ja, maar niet op dit ogenblik. Het is nog wat te vroeg. We moeten eerst kijken wat het verdere verloop is van de goedkeuring van de openbaarvervoersplannen.
Nu, anderzijds weet u dat hier in deze commissie om het half jaar een toelichting wordt gegeven over de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid en dat daarbij een stand van zaken wordt gegeven van de werking van de vervoerregioraden. Er kunnen dan uiteraard altijd voorstellen tot verbetering worden gedaan.
U zegt dat er negatieve reacties zijn op plannen in verschillende regio’s, en u vraagt de werking aan te passen om het participatieproces van participatie te herwaarderen. Ik denk dat de negatieve reacties vooral komen van meerdere steden en gemeenten die vinden dat zij te weinig middelen krijgen uit de regeling van het vervoer op maat of die zich niet voldoende ontsloten achten door het kernnet en het aanvullend net. Door de invoering van de basisbereikbaarheid zijn heel wat haltes en een aantal lijnen geschrapt, uitgaande van het nieuwe principe van een vraaggestuurd aanbod. Waar de vraag hoog is, moeten wij massaal inzetten op meer openbaar vervoer en op een hogere frequentie, om het openbaar vervoer daar te stimuleren. Maar dat betekent eveneens dat waar de vraag klein is, het openbaar vervoer wordt verminderd en wordt vervangen door vervoer op maat.
Als u mij vraagt of met de middelen die voorzien zijn in de vervoerregio’s alle noden gedekt zijn, dan is het antwoord neen. Dat was in het verleden ook niet het geval. Het is onmogelijk om ieders vraag automatisch in te willigen. De economische wetmatigheid moet geëerbiedigd worden. Het laten rondrijden van lege bussen heeft weinig zin en die zijn toch nog te zien in een aantal regio’s. Daartoe dient dat vraaggestuurd model. Wij vragen in elk geval aan de ambtelijke voorzitters van de vervoerregioraden geregeld een terugkoppeling. Als er problemen zijn, dat zij ze dan melden. Als er problemen zijn met inspraak en participatie, wil ik die ook horen, maar laat ze in eerste instantie weten aan de medewerkers van het departement Openbare Werken, aan de ambtelijke voorzitters dus. Men bevestigt mij intussen dat er heel wat informatie wordt verschaft op extra vergaderingen en werksessies. Ik hoor momenteel niet direct dat er moet gewerkt worden aan het bestaande participatieproces voor de lokale besturen.
Is er een extra ondersteuning nodig om bijkomende kennis of expertise te voorzien voor de lokale besturen zodat zij onderbouwde beslissingen kunnen nemen? De werking van de vervoerregioraden krijgt al ondersteuning door de ambtelijke voorzitter naast de politieke voorzitter. De ambtelijke voorzitter is telkens iemand van het Departement MOW. Tegelijk zijn er ook nog andere vertegenwoordigers van de administratie aanwezig, zoals van het Agentschap Wegen en Verkeer, maar ook de entiteiten MDK, Lantis en de WerkVennootschap in het geval zij in de vervoerregio actief zijn. Daarnaast zijn er ook telkens mobiliteitsbegeleiders en -ondersteuners aanwezig. Kortom, de lokale besturen kunnen zich laten bijstaan door heel wat ambtenaren. Bovendien staat er ook telkens een extern bureau ter beschikking. Dat zorgt ervoor dat in de vervoerregioraden een en ander goed gecontinueerd wordt. Ten slotte worden de vervoerregioraden ook ondersteund door de VVSG. Naar ik hoor, zijn de lokale besturen in die materie toch ontvoogd genoeg om zelf hun inspraak te verzekeren en te bepalen welke ingrepen al dan niet moeten gebeuren in het openbaar vervoer. Ze klagen niet over onvoldoende kennis en knowhow, maar soms wel over een politiek gevoelige schrapping van een bepaalde lijn in een deelgemeente.
Mevrouw Schauvliege, tot slot hebt u me gevraagd of het Combimobiliteitsfonds, 100 miljoen euro, hier ook voor kan worden aangewend. Ik kan u meedelen dat initieel was voorzien in een bedrag van 34 miljoen euro voor het vervoer op maat. Daar is een bedrag van 31 miljoen euro bovenop gekomen dat, conform de verdeelsleutel, ter beschikking van de lokale besturen zal worden gesteld. Naast het kernnet en het aanvullend net is er dus een bedrag van 35 miljoen euro voor het vervoer op maat. De lokale besturen en de vervoerregioraden zullen zich hier in september en oktober 2020 over buigen. Het bedrag van 100 miljoen euro in het Combimobiliteitsfonds is vooral inzetbaar voor de uitrol van de vervoersknooppunten en mobipunten. Telkens het openbaar vervoer in relatie komt met andere vervoersystemen, zoals deelfietsen, deelauto’s of de trein, zetten we hier ten volle op in. We zullen zien hoe het vervoer op maat verder zal evolueren. We wachten best eerst af wat de vijftien vervoerregioraden eind oktober 2020 finaal zullen hebben beslist.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk, voor alle duidelijkheid, dat iedereen in het Vlaams Parlement die ze mee heeft goedgekeurd nog steeds achter de principes van het decreet betreffende de basisbereikbaarheid staat. Ik stel deze vraag om uitleg nu al omdat ik van ver zie afkomen dat zaken zullen mislopen indien we tot het einde van het proces wachten. Ik krijg heel sterke signalen over het ongenoegen. Ik heb een aantal regio’s opgesomd die u al hebben aangeschreven. Landelijke regio’s als het Meetjesland of het Pajottenland zien dat het niet goed loopt en dat de verdeelsleutel niet goed in elkaar zit. Ik vraag me af of we tot het einde van het proces moeten wachten, want als een aantal gemeenten dit wegstemmen, komen er geen subsidies en zitten we met nog grotere problemen.
U hebt terecht naar de vervoerregioraden verwezen. De gemeenten zijn hierin vertegenwoordigd, maar er is ook een grote ambtelijke afvaardiging. Ik heb gehoord dat het probleem is dat er een zwaar overwicht is van de diensten en administraties in Brussel. Ze hebben nogal de neiging alles te monopoliseren. De gemeenten, die niet altijd even sterk staan om zich te verdedigen, worden op die manier overvleugeld. Ik vraag u dan ook uitdrukkelijk om dit te evalueren. Misschien moet u opnieuw een gesprek met de voorzitters voeren, maar die voorzitters bekijken dit vanuit Brussel door een bepaalde bril.
Ik voel dat er bij de lokale besturen heel wat ongenoegen is. Veel gemeenteraden stemmen tegen wat nu op tafel ligt. Ik wil dit echt onder de aandacht brengen om te zien hoe we een oplossing kunnen bieden. Het zou bijzonder jammer zijn dat de goede principes in het decreet door heel dit proces overboord zouden worden gegooid en dat mensen uit de boot zouden vallen. Dat wil ik hier heel uitdrukkelijk herhalen.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me graag bij deze vraag om uitleg aansluiten. Ik kan bevestigen dat in de vervoerregio’s heel hard wordt gewerkt. Iedereen doet zijn uiterste best. Er zijn veel werksessies. Vanuit de vervoerregio’s worden met infosessies toelichtingen aan de gemeenten verstrekt. Het probleem is natuurlijk dat we met gesloten enveloppes moeten werken. Nadat we jarenlang op het openbaar vervoer hebben bespaard, volstaan die middelen niet. Dat is de essentie van het probleem.
Bovendien moeten we nu een openbaarvervoersplan goedkeuren, hoewel het vervoer op maat nog niet concreet en in detail is uitgewerkt. Dat maakt dat gemeentebesturen hun fiat en een blanco cheque moeten geven. Aan de ene kant zijn er gemeentebesturen die dat positief bekijken en die het plan goedkeuren, maar met veel voorwaarden in verband met de concrete invulling van het vervoer op maat. Aan de andere kant zijn er gemeentebesturen die vanwege de onduidelijkheid een negatieve houding aannemen.
Bovendien, doordat er niet voldoende middelen zijn voor het kernnet en het aanvullende net, wordt er vanuit die steden ook gekeken naar die middelen van vervoer op maat, terwijl die eigenlijk toch vooral bedoeld zijn om de landelijke gebieden te ontsluiten. Ik wil dus zeker vragen om erover te waken dat de middelen van vervoer op maat terechtkomen waar ze terecht moeten komen.
We hebben allemaal voorlopig onze openbaarvervoersplannen moeten vaststellen. De Lijn zou dan een doorrekening doen van die plannen. Want natuurlijk is er overal nog een grote wensenlijst en hoopt iedereen dat er financieel nog een beetje marge is. Is die doorrekening intussen al gebeurd?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, gisteren hebt u mij nog verweten dat ik het allemaal niet begrepen had. Vandaag krijgt u toch een serieuze kritische noot vanuit uw eigen meerderheid te horen. En wat mij betreft, is dat helemaal terecht. We trekken al verschillende maanden aan de alarmbel over de uitrol en de concretisering van die basisbereikbaarheid. Daar zijn effectief serieuze vragen bij te stellen. Ik heb vier heel korte puntjes.
Ik ben heel blij dat u eindelijk expliciet toegeeft, minister, wat de basisidee is achter basisbereikbaarheid, namelijk: daar waar de vraag groot is, effectief wel nog aanbod voorzien, en waar er weinig vraag is, het openbaar vervoer letterlijk, zoals u zei, afbouwen. Weinig vraag wil niet zeggen dat er geen vraag is. Weinig vraag wil niet zeggen: geen belastingbetalers die voor openbaar vervoer betalen.
U zegt dat in die gebieden waar er weinig vraag is, er vervoer op maat komt. Ik zal u een heel concreet voorbeeld geven. In Sint-Niklaas hebben ze op dit moment vier stadslijnen. Daarvan verdwijnen er drie. Die vier stadslijnen worden teruggebracht tot één stadslijn, die in onmogelijke bochten gaat rijden. Daardoor verdwijnen uit acht wijken in Sint-Niklaas de bushaltes. In acht wijken hebben mensen geen aansluiting meer op het openbaar vervoer. Dat zijn nog geen landelijke gemeenten, minister. Hoewel ik vind dat ook landelijke gemeenten recht hebben op openbaar vervoer, voor alle duidelijkheid. Weet u wat het alternatief is van het vervoer op maat? Blue-bikes aan het station en het shoppingcentrum. Nu moet u mij eens vertellen hoe voor een zeventigjarige dame die vandaag met de bus naar de winkel of naar het ziekenhuis gaat, een Blue-bike aan het station een alternatief is. U mag mij dat gerust proberen uit te leggen, maar dat is de realiteit van al die mooie woorden.
U spreekt altijd over die lege bussen. Minister, ik heb u gisteren verteld over de plannen in Limburg, waar men een kwart van de haltes gaat schrappen. U moet die kaart eens bekijken. Er zijn daar lange buslijnen waar vandaag bijvoorbeeld tien haltes op zijn. In de toekomst zijn er dat nog vier of vijf. Als u lege bussen wilt, minister, is dat absoluut wat u moet doen: bushaltes schrappen op lijnen die blijven bestaan. Dan bent u zeker dat er geen mensen meer op kunnen. Dan bent u zeker dat die bussen binnenkort helemaal leeg zullen rondrijden.
U zegt dat lokale besturen aan de alarmbel kunnen trekken en het kunnen laten weten. U hebt in het begin van dit jaar zelf nog een enquête laten uitvoeren. Daar hebben heel wat lokale besturen op geantwoord. En laat ons eerlijk zijn: dat was ronduit negatief. Maar wat hebt u gedaan met al die signalen? U hebt die hier in de commissie weggelachen en hebt gewoon verder gedaan zoals u bezig was.
Mijn besluit is dus dat ik helemaal akkoord ga met collega Schauvliege. Dat is nog niet heel vaak gebeurd, denk ik, maar kijk eens aan. Voor alles is een eerste keer. Als we voor het verlof om een stand van zaken vroegen, was het te vroeg. Als we over een maand vragen waar we staan, zal het te laat zijn en is alles al beslist. Er moet nu worden ingegrepen. Er moet nu effectief worden gekeken hoe we dit nog kunnen bijsturen, om die kaalslag die op heel veel plekken aan het gebeuren is, te vermijden. Daarbij is wat collega Robeyns zei, essentieel, namelijk dat we dit niet kunnen oplossen binnen die gesloten enveloppes na tien jaar besparingen bij De Lijn. Die budgetten zijn te beperkt om een goed openbaar vervoer aan te bieden. En dus kunt u alleen maar de tekorten herverdelen. Dat is exact wat er nu aan het gebeuren is. Ik sluit me dus helemaal aan bij de vraag van collega Schauvliege. We moeten dit snel evalueren en bijsturen, voordat alles in kannen en kruiken is, of er gaan grote gaten vallen in ons openbaar vervoer.
De heer Verheyden heeft het woord.
Ik wens me aan te sluiten bij de opmerkingen van de collega’s, minister. Ik stel zelf vast dat bij ons in de gemeente de gemeenteraad nog steeds van niets weet. Wij weten totaal niet wat er beslist is. We hebben alleen maar gezien dat er ondertussen wel een buslijn zou verdwijnen. Het is toch een beetje ironisch dat dat dan een buslijn is die net een industriezone bedient, en dat op een moment dat de Vlaamse Regering wil overgaan naar die modal shift en mensen zoveel mogelijk met het openbaar vervoer naar het werk wil krijgen. Dat is een contradictie tot en met.
Ik stel ook vast dat heel wat gebruikersorganisaties, ook bij ons in de gemeente, zich de nodige vragen stellen of die basisbereikbaarheid en het vervoer op maat wel een verhaal zullen vormen dat zal lukken.
Ik herinner mij dat ik u een aantal maanden geleden in de plenaire vergadering de vraag heb gesteld. We kwamen toen tot de conclusie dat het verhaal van het vervoer op maat zal moeten slagen. Want het is de bedoeling om de vervoersarmoede zoveel mogelijk aan te pakken. Ik stel vast bij de maatregelen die we nu zien en bij wat er boven water komt, dat we die vervoersarmoede eigenlijk alleen maar aan het vergroten zijn. U zegt dat de gemeenten kunnen tussenkomen. Wel, de gemeenteraden, die toch een doorslag zijn van de algemene bevolking in een gemeente, weten vaak van niets. Dus, laat ons eerlijk zijn: dit is niet de manier van werken zoals het hoort. Ik vrees inderdaad dat er nog heel veel tegenkantingen zullen komen wanneer de plannen uiteindelijk naar die gemeenteraden zullen komen.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer D’Haese, ik zou hier alle opmerkingen weglachen? Wel, ik kan u verzekeren dat ik dat niet doe. De meeste collega’s in deze commissie weten dat ik dat niet doe. Ik lach geen opmerkingen of suggesties weg die hier in deze commissie worden gedaan, of die andere afgevaardigden van lokale besturen, of het nu schepenen zijn of burgemeesters of gemeenteraadsleden, hier doen. Ik lach die opmerkingen niet weg. Ik wil dat heel duidelijk stellen. Maar ja, u zegt vaak dingen die in u opkomen, waarbij ik me soms afvraag waar u het allemaal haalt.
U vindt dat ik nu moet ingrijpen om een kaalslag te vermijden. U verwijst naar de vervoerregioraad Limburg, waar zoveel haltes worden geschrapt. Ik weet dat uw collega daarover een studie heeft gemaakt, en dat daarover een uitgebreid artikel is verschenen in Het Belang van Limburg. Mevrouw Robeyns zal het, denk ik, kunnen bevestigen, maar als ik zie hoe de opvolging is van de vervoerregioraad Limburg, dan heb ik de indruk dat heel wat lokale besturen in Limburg – en Limburg is een grote vervoerregioraad, er participeren daarin 42 gemeenten – zorgen voor een groot draagvlak. De meeste gemeenteraden geven groen licht voor de uitrol van deze vervoerplannen, zoals ze nu op tafel liggen, terwijl ze – wat ik ook wel wat betreur – nog geen zicht hebben op hoe de middelen inzake vervoer op maat worden besteed omdat die studie nog lopende is.
Dat is het verhaal van Limburg. Ik kan niet over elke vervoerregio een dergelijk verhaal doen. Ik ken ze ook niet allemaal in detail. Maar ik vraag heel vaak, telkens wanneer er opmerkingen over vervoerregioraden komen, aan mijn administratie hoe het in die regio zit. Ik heb inderdaad van de vervoerregioraad Meetjesland-Gent heel wat brieven gekregen. Die werden allemaal beantwoord. Men verzekert mij dat de verandering die er als gevolg van het decreet Basisbereikbaarheid is gekomen, bij een aantal mensen misschien nog wel wat onrust, wrevel en koudwatervrees brengt, maar we zullen alleszins de vervoersarmoede proberen te voorkomen.
Dat de gemeenteraden van niets weten, wel, elke gemeenteraad buigt zich over de openbaarvervoersplannen. Het staat elk gemeenteraadslid vrij om heel actief deel te nemen aan de gemeenteraad en om heel actief vragen te stellen of dossiers te bestuderen. Ik kan mijn hand er niet voor in het vuur steken voor wie dat wel of niet doet. Maar opnieuw, de mogelijkheid is er wel.
Als er sprake van zou zijn, zoals mevrouw Schauvliege zegt, dat een aantal ambtenaren deze vergaderingen nagenoeg monopoliseren – en dat heb ik bij aanvang ook een paar keer gehoord – om de wil van De Lijn op te leggen, of dat er daar ambtenaren zitten die hun wil opdringen, wel, dan zeg ik opnieuw: meld het mij en ook aan de respectieve afgevaardigden die daar namens het departement zitten, want dit kan en mag niet de bedoeling zijn.
Moeten we dit nu allemaal gaan evalueren? Ik kijk uit naar wat zich eind oktober zal voordoen, met name de al dan niet goedkeuring door de vijftien vervoerregio’s van de openbaarvervoersplannen die op tafel liggen.
Die goedkeuring is gelinkt aan het huishoudelijk reglement dat de respectie vervoerregio’s hebben goedgekeurd, soms moet dat unaniem, soms met een welbepaalde meerderheid. Zeker wanneer unanimiteit vereist is, moet men trachten ervoor te zorgen dat de neuzen in dezelfde richting staan en dat iedereen die plannen zoals ze nu voorliggen op de respectieve raden, goedkeurt. In die zin wacht ik sowieso tot oktober. Wanneer een bepaalde vervoerregioraad de plannen niet goedkeurt, gaat het terug naar de vervoerregio om de plannen bij te sturen en te herbekijken. Als het dan nog niet lukt, dan komt het finaal op onze tafel te liggen voor bemiddeling.
Mevrouw Robeyns, u bevestigt dat er zeer hard gewerkt is en u kijkt naar dat vervoer op maat. Als u het mij vraagt, hadden we inderdaad op het moment dat de gemeenteraden zich moeten uitspreken over de openbaarvervoersplannen, kernnet en aanvullend net, het best ook al een zicht gehad op de plannen over het vervoer op maat. Ik begrijp ook niet goed waarom men pas later in het proces begonnen is met het vervoer op maat, maar ik hoop dat het vlot verloopt en dat ook daar heel snel duidelijkheid over komt.
Wat de doorrekening betreft waar u specifiek naar vraagt, is er volgens De Lijn momenteel nog geen volledig sluitend verhaal. Die doorrekening ligt op de tafel van de raad van bestuur van De Lijn, waar zal worden bekeken wat men daarmee gaat doen. Een detaildoorrekening of een voorlopige doorrekening is er dus nog niet, ik kijk daar met evenveel nieuwsgierigheid naar uit als iedereen in deze commissie. We moeten natuurlijk weten waar we financieel staan om dan te weten waar al dan niet moet worden geschakeld. Net als u hoop ik dat we daar zo snel mogelijk reacties op krijgen.
Mijnheer D’Haese, het alternatief voor vervoer op maat is Blue-bike, maar dat zou niet gebruikt kunnen worden door een dame van 70 jaar. Dat zijn niet mijn woorden maar de uwe, die ook voor uw rekening zijn. Ik heb dat alleszins niet gezegd. Het alternatief voor vervoer op maat is wat mij betreft niet beperkt tot Blue-bike, er zijn heel wat andere vormen van vervoer op maat: kleine busjes, taxidiensten, deelwagens, deelfietsen. Het gaat dus om een heel uitgebreid aanbod. Het is de bedoeling dat die duizend knooppunten die straks heel het netwerk met elkaar connecteren en waarover de diverse vervoerregio’s zich uitspreken, ter beschikking staan voor gebruik.
Alles staat en valt met het uitzetten van het vervoer op maat, van de openbaarvervoersplannen, met de MaaS-applicaties (Mobility as a Service) en de Mobiliteitscentrale, met opnieuw de interconnecties tussen alle mogelijke knooppunten, waarvan we er een duizendtal willen uitrollen tijdens deze legislatuur.
Ik heb er momenteel nog altijd vertrouwen in op basis van wat ik hier en daar verneem. Ik denk dat we nog even geduld moeten oefenen en afwachten wat straks bij de vervoerregio’s en bij de respectieve gemeenteraden gebeurt. Ik roep alleszins mijn administratie op om, wanneer er veel ergernis en wrevel is, een versnelling hoger te schakelen en te praten met de lokale besturen die vandaag niet overtuigd zijn of vinden dat ze onderbedeeld zijn, zodat kan worden bekeken wat daar kan gebeuren
Nu ingrijpen is iets te vroeg, denk ik. Ik kijk opnieuw uit naar wat we daarover eind oktober van de diverse vervoerregioraden zullen horen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw bijkomend antwoord.
Ik denk dat veel ongenoegen te maken heeft met de fase waarin we nu zitten en met het feit dat we het totale plaatje nog niet zien. Ik heb alleen schrik dat het volledige draagvlak weg zal zijn, doordat er heel wat negatieve reacties komen in verschillende gemeenteraden. Dat is nu al bezig. Je ziet dat ook in verschillende krantenartikels. Er gebeurt van alles. En vandaar mijn noodkreet.
Maar u hebt twee dingen gezegd die ik heel belangrijk vind en ik wil ze nog eens heel uitdrukkelijk herhalen, en ik denk dat we die het best zo goed en van zo nabij mogelijk opvolgen. Ten eerste, als men voelt dat die vervoerregioraden niet goed werken of dat men daar overvleugeld wordt, dan mag men dat signaal geven, mag men dat zeggen of melden. Ik denk dat dat een heel belangrijke boodschap is.
Ten tweede, ik heb u horen zeggen dat u geen vervoerarmoede – ik heb het letterlijk opgeschreven – zult tolereren. Dat is heel belangrijk, denk ik. Als het totale plaatje er ligt en als we zien dat er een aantal blinde vlekken zijn, dat er echt problemen zijn, dan hoor ik in wat u zegt, dat u dan ook uw verantwoordelijkheid zult opnemen. Dat is een heel belangrijke zin en ik denk dat die uitgedragen kan worden naar de landelijke gebieden, waar men nu het gevoel heeft dat alles geschrapt wordt en dat er geen aanbod meer zal zijn. Ik heb u horen zeggen dat u op dat vlak uw verantwoordelijkheid zult nemen, indien nodig. En we zullen dat vanuit het parlement opvolgen en ik ben ervan overtuigd dat u dat als minister ook verder zult blijven doen. Maar dat zijn voor mij wel twee heel belangrijke conclusies.
De vraag om uitleg is afgehandeld.