Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, als reactie op de resultaten van internationale onderzoeken zoals de PISA-studies (Programme for International Student Assessment) richtte u een commissie Beter Onderwijs op. Begin maart vernamen we via de media dat het voorzitterschap van die werkgroep werd overgenomen door de heer Brinckman. De werkgroep zou verder bestaan uit een 14-tal personen: 7 academici en 7 leerkrachten die voorstellen en aanbevelingen moeten formuleren voor kwaliteitsvol onderwijs in Vlaanderen. De plaatsen in de werkgroep waren gegeerd, maar beperkt: 960 leerkrachten registreerden zich online als kandidaat voor deze expertengroep. Slechts 7 werden uitverkoren.
Het antwoord op schriftelijke vraag 514 van collega De Gucht leert ons het volgende: “De gekozen leraars komen zowel uit het Buitengewoon, kleuter-, basis- als secundair onderwijs (BSO,TSO en ASO).” Verderop lezen we: “We kozen zelfs voor een bijna gelijke verspreiding over de provincies, met oog voor de grootstedelijke context (o.a. Brussel en Antwerpen) als voor de meer landelijke omgevingsfactoren (zoals Bilzen of Begijnendijk).”
Het was wachten tot 2 september om een antwoord te krijgen op mijn schriftelijke vraag van 27 april. Dat was op mijn verjaardag, dus ik weet dat nog heel goed. Daarin verwees de minister naar een eerdere mededeling aan de Vlaamse Regering van 17 juli over de commissie Beter Onderwijs. Toch blijven we, ook nu nog, in het ongewisse over de precieze samenstelling van die expertengroep.
Over de werking van de klankbordgroep gaf de minister in antwoord op schriftelijke vraag 514 ook nog het volgende mee, en ik citeer: “De concrete modaliteiten ervan zijn we op dit moment nog aan het uitwerken.”
Ondertussen verneem ik via de sociale media dat de expertengroep al een eerste keer bijeenkwam. Wellicht kunt u, minister, ons nu wat meer inlichten over de stand van zaken. Ik heb namelijk enkele concrete vragen voor u.
Mijn eerste vragen gaan over de expertengroep. Hoe garandeert u dat alle onderwijsvormen, onderwijsniveaus, het gewoon en het buitengewoon onderwijs, alle provincies en bovendien ook zowel de stedelijke als de landelijke onderwijscontext volledig gecoverd worden door deze zeven leerkrachten? Wat is de verdere timing en de agenda voor de volgende bijeenkomsten van deze expertengroep?
En wat de klankbordgroep betreft: wie stelt deze klankbordgroep samen? Welke criteria worden gehanteerd? Is deze groep al samengesteld? Zo ja, wie zijn de leden? Wat is de precieze taakomschrijving?
Minister Weyts heeft het woord.
Wel, voor de samenstelling van de commissie Beter Onderwijs met ervaringsdeskundigen uit de onderwijspraktijk hebben zich inderdaad bijna duizend mensen kandidaat gesteld. Bij de selectie hebben we een dubbel systeem gehanteerd. Enerzijds was er een methode waarbij kandidaten op een neutrale manier geselecteerd werden, rekening houdend met een brede waaier aan vakexpertise, diversiteit qua onderwijsniveau en -vormen, regionale spreiding, de diverse onderwijsverstrekkers, gender, en zowel de stedelijke als de landelijke onderwijscontext. Anderzijds gebeurde de selectie op basis van de ingediende argumentatie van de kandidaten.
Dat dubbele model, dat in goede samenspraak tussen de voorzitter en mijn departement gebeurde, heeft geleid tot een groep van zeven experten die tijdens een gesprek met de voorzitter – noem het een derde moment van screening – ook nog eens goed op elkaar bleken aan te sluiten. Daarmee bedoel ik dat ze niet allemaal getuigden van eenzelfde mening over het onderwijs. Wat dat betreft is deze groep, en zeker in combinatie met de zeven experten, een relevante en realistische reflectie van de onderwijspraktijk. Ik kan u verzekeren dat er zeer secuur te werk is gegaan en dat er bijzonder zorgvuldig is omgegaan met de afweging van de kandidaturen. Ik heb daar zelf ook akte van genomen, niet meer dan dat. Het was ook expliciet de bedoeling om die commissie niet te groot te maken, net in functie van de effectiviteit en de efficiëntie.
De klankbordgroep is nog niet samengesteld. Er moet ook nog niets afgetoetst worden. Maar het lijkt mij evident dat je daar een goede vertegenwoordiging van het onderwijsveld hebt, en dat daar bijvoorbeeld de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) bij zit, en een vertegenwoordiging van ervaringsdeskundigen. Maar dat volgt.
De commissie gaat natuurlijk volledig autonoom werken. Die stelt ook haar eigen inhoudelijke agenda op, evenals haar vergaderfrequentie. Het opzet is dat de werkzaamheden binnen de twaalf maanden worden afgerond. Door corona was het moeilijk om een groep mensen fysiek samen te brengen, wat de voorzitter wel expliciet wilde. Men heeft dan uiteindelijk geopteerd voor een combinatie tussen fysiek samenzijn en vanop afstand vergaderen. De eerste vergadering heeft eind augustus plaatsgevonden.
Gezien de autonomie van de commissie zal de voorzitter de samenstelling van zowel de commissie Beter Onderwijs als de klankbordgroep, en ook de taakstelling en de methodiek op 7 oktober tijdens een persmoment zelf toelichten. Op dat moment wenst hij ook duiding te geven over een verdere aanpak.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik had deze vraag ook al kunnen omzetten naar een schriftelijke vraag, maar ik stel ze toch nog eens heel expliciet, omdat ik toch wat bezorgdheden hoorde van mensen, vooral vanuit West-Vlaanderen en Limburg. Zij vroegen zich af of ze wel voldoende vertegenwoordigd zijn. Worden ze ook wel gehoord? Daarom doe ik nog eens deze oproep.
Ik doe deze oproep ook voor de mensen die in het kunstsecundair onderwijs (kso) lesgeven. Want in het antwoord op de schriftelijke vraag van collega De Gucht werd er enkel verwezen naar bso, tso en aso. Misschien is dat toch iets wat gevoelig kan liggen. We moeten zorgen dat ook de mensen van kso gehoord worden.
Verder stel ik ook de vraag hoe we terugkoppelen naar die bijna duizend mensen die zich kandidaat hebben gesteld. Want er is niets minder leuk dan je kandidaat te stellen en niet geselecteerd te zijn, maar achteraf ook helemaal niets meer te horen. Ik denk dat er ook wat terugkoppeling moet worden voorzien voor die duizend zeer geïnteresseerde en enthousiaste leerkrachten.
Minister, u hebt ondertussen al verschillende clubjes. We zouden kunnen zeggen dat we graag lid worden van dat clubje, maar mijn vraag is ook op welke manier en wanneer we in deze commissie zicht kunnen krijgen op de gang van zaken van die expertengroep. Hoe zult u ons hiervan op de hoogte brengen? Ik dank u.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk gewoon dat we erg blij mogen zijn dat er duizend leerkrachten zijn, mensen van de vloer, die dit er nog bij willen nemen, naast hun zware en geëngageerde taak in de klas. Ik denk dat we daar alleen maar blij om mogen zijn. Ik had mij zorgen gemaakt mocht de minister hebben gezegd dat het niet zal lukken om die expertengroep samen te stellen, omdat er geen kandidaten voor zijn.
Ten tweede denk ik dat die rechtstreekse participatie, rechtstreeks vanop de klasvloer – de mensen die met de botten in de modder staan – toch een belangrijk signaal is dat we hen ook als expert zien. Wie is er een professional? Wel, wij zien iedereen als een professional, iedereen kan daar iets zinvols over zeggen. Ik had niet graag mee moeten oordelen over wie van die duizend mensen wel of niet in aanmerking kwam.
Het feit dat de kranten nog niet vol hebben gestaan met allerlei misnoegde of miskende evenwichten lijkt mij een goede zaak. Dat wil dan zeggen dat al die mensen die zich kandidaat hebben gesteld, zich op de een of andere manier in de beslissing kunnen vinden. De terugkoppeling naar hen, naar ons, naar u en naar het brede onderwijsveld zal per definitie onderdeel uitmaken van het vervolg. En als dat er is, vernemen we dat ook graag, misschien zelfs rechtstreeks van de voorzitter van die club.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de vertegenwoordiging betreft: ik weet zelf niet hoe het zit met kso, en ook de provinciale aanhorigheid van de leden is mij onbekend. Maar ik ging wel uit van een evenwichtige regionale spreiding. Maar ik weet niet of ze erin vertegenwoordigd zijn. Maar versaag niet, u behoort tot het allerhoogste gezag, de decreetgevende macht. Er is een tijd gevraagd van twaalf maanden, dus ik ga ervan uit dat wij bij de start van volgend parlementair jaar en schooljaar kunnen discussiëren over een rapport met concrete voorstellen en maatregelen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik zal dat noteren voor onze agenda. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.