Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, we hebben er deze namiddag al redelijk uitvoerig over gedebatteerd toen het over de mondmaskerplicht in de scholen ging, maar het is een problematiek waarover we ons zorgen moeten maken. Het nieuwe schooljaar is een maand bezig, maar niet elke leerkracht staat terug op zijn vertrouwde plek vooraan in de klas. Er zijn namelijk leerkrachten die zelf risicopatiënt zijn of iemand in het gezin hebben die risicopatiënt is, waardoor een besmetting met het coronavirus slecht kan aflopen.
Als een personeelslid tot de risicogroep behoort, staat op de website van Onderwijs Vlaanderen te lezen dat er drie mogelijke scenario’s zijn. Ten eerste kan het personeelslid van thuis uit werken als de opdracht het toelaat. Ten tweede kan het personeelslid een beroep doen op D046 of heirkracht, indien de opdracht het niet toelaat om van thuis uit te werken. Ten derde kan het personeelslid zelf de beslissing nemen om toch fysiek te komen werken.
Nog voor de start van het nieuwe schooljaar merkten sommige scholen reeds dat verschillende leerkrachten een beroep moesten doen op heirkracht omdat er te veel gezondheidsrisico’s waren verbonden om les te geven. Daarnaast lezen we in het nieuws dat er leerkrachten zijn die besmet zijn met het coronavirus en daarom niet meer fysiek kunnen lesgeven. Als gevolg van de pandemie vallen er dus verschillende leerkrachten uit. In de context van het nijpende lerarentekort kan het voor scholen een extra uitdaging zijn om een vervanger te zoeken en vooral, om er een te vinden.
Minister, hoeveel leerkrachten doen er op dit moment een beroep op heirkracht wegens het coronavirus? Hebt u daar zicht op?
Hoeveel leerkrachten zijn er na de start van het schooljaar reeds uitgevallen doordat ze besmet waren met het coronavirus?
Hebt u reeds signalen opgevangen van scholen waarbij de schoolorganisatie in het gedrang komt door een lerarenuitval?
Op welke manier zult u ondersteuning bieden aan scholen die op deze manier in moeilijkheden komen?
Welke acties zult u op korte termijn nemen om dit extra tekort aan leerkrachten op te vangen?
Minister Weyts heeft het woord.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) heeft een monitoring ontwikkeld zodra de impact van corona duidelijk werd. Wekelijks rapporteert het agentschap mij over onder andere heirkracht. Het meest recente cijfer staat stil bij de situatie op 28 september. Op dat moment riepen 1513 personeelsleden tewerkgesteld in het onderwijs heirkracht in.
U vraagt hoeveel leerkrachten er na de start van het schooljaar zijn uitgevallen doordat ze besmet waren met het coronavirus. De ziektebeelden zijn aspecten waar AGODI geen toegang toe heeft. Dat gaat immers om privacygevoelige, medische gegevens, die behoren tot de bevoegdheid van het controleorgaan, namelijk de firma Certimed. Wel werken we daar ook met data van de CLB’s. AGODI werkt wel met afwezigheidscodes. Zo heb je de code X voor leerlingen en leerkrachten. We stellen vast dat de data vrij positief zijn. Ik heb de tabellen bij met de evolutie van het percentage van leerlingen dat niet op school werd verwacht. Het begon op 9 maart. Die cijfers vallen redelijk mee. Ik heb die discussie gisteren nog gevoerd in de ‘onderwijsclub’. Die cijfers verbergen natuurlijk wel de ‘outliers’. Als je dat Vlaanderenbreed bekijkt, wat die cijfers natuurlijk enkel geaggregeerd rapporteren, zou je denken dat de situatie in vergelijking met een jaar geleden best meevalt. Maar door die grote getallen worden de ‘outliers’ natuurlijk verscholen.
Algemeen kun je zeggen dat er geen fundamenteel Vlaanderenbreed probleem is met het uitvallen van leerkrachten. Wel is het zo dat er zich hier en daar een manifest probleem dreigt te stellen. Daarvoor is het goed dat de halvering van de quarantaineperiode formeel werd beslist. Het onderwijsveld heeft daarom gevraagd en wij hebben daarop aangedrongen, in alle stilte, op basis van de gesprekken die we hebben gevoerd met de virologen. Zodra het kon, hebben we het doorgeduwd. Deze week is het dan formeel beslist. Die halvering van de quarantaineperiode, van veertien naar zeven dagen, zorgt ervoor dat leerkrachten en leerlingen minder lang de klasvloer moeten missen.
Daarnaast hebben we ook aangedrongen op een herziening van de quarantaine- en andere maatregelen. Er wordt altijd een onderscheid gemaakt tussen laagrisico- en hoogrisicocontacten. Daarbij zijn de quarantainemaatregelen natuurlijk strenger voor de hoogrisicocontacten. Maar tevoren maakte men bij het onderscheid tussen laagrisico- en hoogrisicocontacten geen onderscheid naargelang het mondmasker werd gehanteerd. Dat was compleet onlogisch.
Nu heeft men ook daar opnieuw gezorgd voor een aanpassing. De ratio van de virologen daarachter was vroeger: dan weten we nog altijd niet zeker of dat mondmasker wel correct gebruikt werd. Dan zaait men zelf twijfel over het effect van het mondmasker. Ook dat is nu net aangepast of zal worden aangepast, want dat moet worden goedgekeurd door verschillende organen: Celeval, de Risk Assessment Group (RAG), de Risk Management Group (RMG). Ik denk dat het nu bij RMG zit. Dan kan dit afgeklopt worden. De beslissingsboom is me niet geheel duidelijk. Men is het er uiteindelijk wel over eens. Dat zijn wel belangrijke maatregelen. Want nu werden besmettingen in het secundair onderwijs altijd gelabeld als hoogrisicocontacten en ging men in de praktijk veel verder in quarantainemaatregelen en testmaatregelen. Dat wordt nu op een meer realistische leest geschoeid. Dat zijn de generieke maatregelen die wel iets bijdragen.
Ik erken ook onmiddellijk de keerzijde van de medaille, als er wordt overgegaan tot een beperking van de quarantaineperiode tot zeven dagen: scholen kunnen voorzien in vervanging wanneer het gaat over een termijn van tien dagen. Dus die mogelijkheid kan men dan niet meer gebruiken voor leerkrachten die in quarantaine gaan. Dat staat tegenover het effect van de halvering en van de nieuwe interpretatie met betrekking tot hoogrisicocontacten. In het secundair onderwijs kan dat meestal wel opgevangen worden door het veel hogere aantal leerkrachten. Voor het basisonderwijs stellen zich ongetwijfeld soms nog wel problemen, omdat er daar een kleinere groep leerkrachten is, die voltijds lesgeven. Overuren kunnen daar geen oplossing bieden.
Ik heb wel gezegd dat ik geen generieke maatregelen wil nemen, maar ik wil wel, daar waar het brandt, een mogelijkheid bieden om te blussen. Ik wil dus tijdelijk kunnen voorzien in iets extra’s, maar wel gecibleerd, enkel daar, niet als generieke maatregel gewoon invoeren dat alle scholen meer uren krijgen, terwijl dat voor vele scholen niet nodig is. Ik wil wel een ventielprocedure uitwerken waardoor we kunnen optreden en bijstand kunnen bieden. Er zijn natuurlijk nu al de lerarenplatformen, specifiek voor het basisonderwijs. Maar bijvoorbeeld in een stedelijke context zijn die niet altijd afdoende, geraken die te weinig gevuld. Daar ben ik wel bereid iets te doen. Ik heb ook de vraag gesteld om een aanpak te suggereren die heel gecibleerd is, heel tijdelijk en die eruit bestaat dat we daar waar er een brand is, snel kunnen tussenkomen. Dat wil ik zeker doen, maar ik wil geen generieke regel invoeren.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dank u wel voor de interessante toelichting. Het is natuurlijk logisch dat we de problematiek van de lerarenuitval door de coronacrisis koppelen aan het lerarentekort in het algemeen. Want de bezorgdheid van onze fractie is: de leerkrachten hebben al bijzonder veel moeten geven tijdens de coronacrisis en hebben niet stil gezeten. We geven hen respect en ze verdienen ook respect. Wij moeten er eigenlijk wel voor zorgen dat ze ontlast worden van het vele extra werk waarmee ze worden geconfronteerd, ook als er leerkrachten uitvallen waardoor ze moeten inspringen, extra uren moeten kloppen, meer toezicht moeten houden.
Vandaar mijn bijkomende vraag: zult u zorgen – want de volgende maanden zie ik niet onmiddellijk veel beterschap inzake de coronaproblematiek – voor een acuut noodplan om deze lerarenuitval op te vangen? Zult u ook structureel op lange termijn een plan maken om dat lerarentekort aan te pakken?
Een tweede opmerking: het is niet de bedoeling dat de leerlingen uiteindelijk opnieuw een leerachterstand oplopen of dat er opnieuw een groot tekort aan leerkrachten komt. Die problematiek is inderdaad vandaag groter in het basisonderwijs dan in het secundair. Maar je merkt ook in het secundair onderwijs al dat leerkrachten die normaal full time werken, overschakelen op deeltijds werken omdat ze een hele dag een mondmasker dragen te vermoeiend vinden. Dat moet allemaal worden opgevangen. Dan kan men natuurlijk tot de constatatie komen dat er geen vervanging meer is voor onze personeelsleden die ziek worden, in quarantaine moeten of zelf tot een risicogroep behoren. Vandaar mijn tweede bijkomende vraag: hoe zult u dat opvangen?
Ten slotte, en niet in het minst: is het uw bedoeling om uw plan voor het aanpakken van het lerarentekort in de nieuwe context van de coronacrisis bij te sturen? Zo ja, wat zult u dan extra doen om het lerarentekort op lange termijn verder aan te pakken, rekening houdend met het feit dat het coronadiertje de volgende maanden, en ik vrees het volgende anderhalf jaar, nog niet weg zal zijn uit onze maatschappij?
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik heb een paar bijkomende vragen.
Voor hoelang geldt het geval van heirkracht? Doet zich dat vooral voor in het beroepssecundair onderwijs (bso)? Als je een praktijkvak moet geven en als je risicopatiënt bent, neem ik aan dat dit moeilijk ligt. Je kunt het vak niet van thuis uit geven. Hebben die mensen dan ook recht op volledig loon? Kunnen ze niet tijdelijk ergens anders worden ingezet?
Ik vind het goed dat u een tijdelijke ‘ventielprocedure’ zou opzetten als noodoplossing. Tegen wanneer mogen wij die verwachten? Is er nog geen sprake van om dit uit te voeren of zit het al klaar in de pijplijn, zoals dat heet?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik ben zeer tevreden met uw antwoord. Sinds half september – de scholen waren nog maar twee weken open –, kreeg ik al een aantal berichten van scholen, vooral basisscholen, dat er een problematiek op hen afkwam. Er waren een aantal basisscholen waar besmette leerkrachten waren of leerkrachten die in contact waren geweest met besmette personen, en de pot van de korte vervangingen stond onder druk. Ik kreeg meer en meer berichten, tot plots het bericht kwam dat de quarantaine naar zeven dagen werd gebracht. Ik vind dat op zich een heel goede zaak, want we moeten er alles aan doen om scholen maximaal open te houden en we moeten er echt alles aan doen om ervoor te zorgen dat leerlingen naar school kunnen gaan en dat we het leerrecht kunnen garanderen. Dat kan alleen maar door hen zoveel mogelijk op school aanwezig te laten zijn. Er moeten natuurlijk wel leerkrachten zijn als de oorspronkelijke leerkracht afwezig is.
Ik ben dus zeer tevreden dat u bereid bent – en ik ben het met u eens dat het geen generieke oplossing moet zijn – tot een oplossing voor die scholen die nu hun pot voor die korte vervangingen kunnen aanvullen.
Ik kreeg bijvoorbeeld de vraag van iemand wiens dochters trouwde en die dus recht had op een aantal vrije dagen. Hij zou die laten vallen omdat hij zijn school en zijn collega's in de problemen zou brengen. In normale omstandigheden is men zeer creatief in het basisonderwijs en plaatst men klassen samen, maar in coronatijden is dat absoluut niet de oplossing.
Minister, ik ben zeer tevreden met uw antwoord en ik kijk uit naar de timing van uw oplossing.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, het is goed dat u kijkt naar gerichte maatregelen voor die scholen waar zich effectief een probleem voordoet en dat komt naar boven uit de cijfers van het CLB. We kunnen er zeker iets op zeggen om die vervangingen mogelijk te maken.
Ik heb nog een vraagje. Momenteel zijn er een aantal scholen waar gepensioneerde leerkrachten inspringen die eigenlijk tot de risicogroep behoren. Misschien kunt u niet onmiddellijk antwoorden, maar zijn er scholen waar die mensen niet meer inspringen omdat ze tot de risicogroep behoren zodat ook daar leemtes ontstaan in het al knelpuntenleerkrachtenberoep?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik was net aan het bedenken of leeftijd nog een rol speelt bij het definiëren van het al dan niet tot een risicogroep behoren. Ik weet niet waar men uiteindelijk geland is, maar het was ook voorwerp van voortschrijdend inzicht. Aanvankelijk werd er een leeftijdsbarrière gehanteerd, maar ik weet niet of die nu nog zo expliciet wordt gehanteerd. Alleszins is die zeker geëvolueerd. Het belang van leeftijd, zeker in die hogere leeftijdscategorieën, is alleszins afgezwakt.
Het loon wordt doorbetaald in geval van heirkracht, en dat blijft.
De discussie rond de aanpak van het lerarentekort moeten we niet opnieuw ten gronde gaan voeren. Ik zie dat het effect van de zijinstroom al begint te spelen. Ik kijk ook uit naar de eerste cijfers inzake die zijinstroom, nu we toelaten dat tot acht jaar anciënniteit wordt meegenomen. Even terzijde – en ik weet niet of ik dat al heb gezegd – dat is ook zonder kritiek bij de Raad van State gepasseerd. Heel wat critici zeiden immers dat de Raad van State dat zou afschieten. Quod non. We hebben dat ook in tweede lezing goedgekeurd. Daar verwacht ik wel een effect van. Ik vrees zelfs een beetje voor de budgettaire consequenties daarvan, maar dat zou dan ook iets positiefs zijn.
Elke nadeel heeft zijn voordeel: ik denk dat corona echt een opportuniteit is, samen met de aandacht die we met zijn allen besteden aan het lerarentekort, aan het aantrekkelijker maken van het lerarenberoep. Ik denk dat het onderwijs een goede beurt heeft gemaakt, dat er meer waardering is gekomen voor het beroep van leerkracht, niet alleen door hetgeen ze zelf hebben gedaan, maar ook omdat ouders proefondervindelijk hebben mogen vaststellen dat het toch niet zo eenvoudig is om kinderen en jongeren een hele dag lang te kunnen boeien en hun dan ook nog iets bij te brengen. De aantrekkelijkheid ligt natuurlijk ook aan enige mate van zekerheid. Het is net daarom dat ik ook aan die vaste benoeming wil werken, en dat verfijnen, en daarover tot een akkoord wil komen in ruil voor een aanpassing van die evaluatie en die ontslagtermijn. Wat mij betreft, is dat een tweesnijdend zwaard.
Het noodplan, dat is net hetgeen ik voorstelde. Dat is dat ventiel. We zouden over twee weken toch iets willen voorleggen daarover. Ik heb ook gevraagd aan de sociale partners om zelf een concrete suggestie te doen om net die doelstelling en een systematiek te realiseren. Daar kwam ook niet onmiddellijk een antwoord op, want dit is ook niet eenvoudig. Ik verwacht daar echter wel een antwoord op, en ik hoop dan snel te kunnen schakelen. Alleszins kan ik daarvoor dan ook in de nodige middelen voorzien. Let op, je moet ze natuurlijk ook nog altijd wel vinden. Je kunt zeggen dat je meer middelen geeft aan scholen om tijdelijk aan te werven, maar je moet ze dan nog altijd wel vinden, en dat is en blijft nog altijd het grootste manco.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik denk dat dat een bezorgdheid is die we de volgende weken verder zullen meenemen in deze commissie. Het zal nog veel aan bod komen. Het blijven bijzonder onzekere tijden, in onze maatschappij in het algemeen en zeker in het onderwijs in het bijzonder. Ik denk dus dat we heel kort op de bal moeten blijven spelen en heel adequaat moeten volgen wat de problemen zijn. Dank u wel voor de uitleg.
De heer Daniëls heeft het woord.
In verband met die 65-jarigen wil ik gewoon het volgende meegeven. Bij Sciensano zegt men dat wie 65 of ouder is, wel tot de risicogroep behoort. Het Vlaams Verbond heeft echter een nota gemaakt om te nuanceren als het gaat over de vraag hoe oudere personeelsleden het werk veilig kunnen hervatten. Ze wijzen erop dat het niet alleen over de leeftijd gaat, maar ook over de gezondheidstoestand. Er is dus enige nuance als men dat bekijkt. Ik geef het gewoon maar mee voor de volledigheid van het verslag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.