Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over onderzoeken met betrekking tot digitaal onderwijs in Vlaanderen
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, zoals onder meer blijkt uit het rapport met de aanbevelingen van het maatschappelijk relancecomité dat werd opgericht door de Vlaamse Regering naar aanleiding van COVID-19, is er nog heel wat werk aan de winkel om ervoor te zorgen dat iedere Vlaming toegang heeft tot de digitale samenleving. 11 procent van de Vlaamse huishoudens had in 2019 geen breedbandverbinding thuis. 66 procent van de jongeren in kwetsbare situaties heeft geen computer of laptop ter beschikking. Minstens 18.000 leerlingen van de tweede en derde graad moeten het zonder laptop stellen.
Zoals gezegd, had 11 procent van de Vlaamse huishoudens in 2019 geen breedbandverbinding thuis. Recent onderzoek van de VUB en UCL, op initiatief van de Koning Boudewijnstichting, heeft aangetoond dat dat bij huishoudens met lage inkomens zelfs een op de drie is.
In totaal zijn er via het programma van DigitalForYouth meer dan 11.500 laptops verdeeld onder secundaire scholen in Vlaanderen en Brussel. Ondanks de vele inspanningen is de vraag nog steeds groter dan het aanbod. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 17 juni blijkt alvast dat laptops niet aan alle secundaire scholen werden verdeeld. Zo zijn er gemeenten of regio’s die opvallend onderbedeeld bleven.
Bij code oranje zullen de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs om de week les krijgen op school. In de andere week zal er dus worden overgeschakeld op afstandsonderwijs. De coronacrisis heeft duidelijk gemaakt dat afstandsonderwijs niet zo vanzelfsprekend is voor kinderen uit kwetsbare gezinnen – denk maar aan de beperktere toegang tot technologie.
Zowel op korte termijn – als er van code geel naar op code oranje wordt gegaan – als op lange termijn – als we afstandsonderwijs inderdaad, zoals u eerder hebt aangegeven, structureel willen verankeren –, is het dus absoluut noodzakelijk dat elke leerling over een laptop en internetverbinding beschikt. We moeten er dus alles aan doen om ervoor te zorgen dat alle leerlingen, zeker ook de meest kwetsbaren, mee kunnen in dit digitale verhaal.
Minister, welke maatregelen kunt u op de korte termijn nemen om ervoor te zorgen dat alle leerlingen, zeker de leerlingen uit de tweede en de derde graad, dit schooljaar over een laptop en internetverbinding kunnen beschikken?
Zou in de nabije toekomst de laptop een valabel alternatief kunnen zijn voor invulboeken, aangezien veel educatieve uitgeverijen nu al, bijvoorbeeld via digitale platformen, een digitale versie aanbieden, waardoor ook de kosten voor de ouders, zeker in het vrij onderwijs, zouden kunnen worden gedrukt?
Over een laptop beschikken, is niet voldoende. Je moet er ook mee aan de slag kunnen gaan. Wat kan er worden gedaan om ervoor te zorgen dat alle leerlingen over de nodige digitale basisvaardigheden beschikken om efficiënt met een laptop te kunnen werken?
En ten slotte, hoeveel secundaire scholen hebben sinds 1 september, ondanks code geel, toch beslist om één dag voor te behouden aan afstandsonderwijs? Hoeveel leerlingen zijn hierbij betrokken?
Minister, ik dank u alvast voor uw antwoord.
Ik geef graag het woord aan mijn collega/voorzitter.
De leerkrachten in Vlaanderen hebben zich het afgelopen schooljaar enorm ingezet op vlak van digitaal onderwijs. Liefst 89 procent van hen heeft meermaals per week gebruikgemaakt van digitale platformen om leerlingen te laten oefenen en taken te maken. Dat blijkt uit een Europese enquête van Sanoma Learning die begin juni werd uitgevoerd bij leerkrachten uit het basis- en het secundair onderwijs. Volgens deze enquête scoren de Vlaamse leerkrachten hiermee beter dan het Europese gemiddelde. Dat is positief en toont aan dat er heel wat bereidheid is voor meer digitaal onderwijs.
De leerkrachten staan niet alleen in hun enthousiasme voor digitaal onderwijs, ook Katholiek Onderwijs Vlaanderen brak in de zomervakantie een lans voor meer afstandsonderwijs, maar benadrukte tegelijk dat het geen verplichting mag worden. Ik deel die mening, elke school heeft immers andere prioriteiten op het vlak van digitalisering. Toch zal het belang van afstandsonderwijs alleen maar toenemen, net omdat het scholen toelaat om onderwijs op maat van elke leerling aan te bieden. Die hybride vorm van onderwijs, waarbij digitaal onderwijs als aanvulling dient op het klassieke onderwijs, biedt enorme opportuniteiten voor onze scholen.
Uit een ander onderzoek dat deze zomer verscheen, op initiatief van de Koning Boudewijnstichting, blijkt dat er bij ongeveer 40 procent van de Belgen een risico op digitale uitsluiting bestaat; bij de laagste inkomens ligt dat percentage zelfs op 75 procent. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat ze niet over genoeg digitale vaardigheden beschikken.
U hebt als minister al heel wat initiatieven genomen om die digitale kloof aan te pakken, denk maar aan het DigitalForYouth-project. Bovendien kondigde u in de plenaire vergadering van 1 juli al aan dat u bij de verdeling van die 35 miljoen euro aan extra ICT-investeringen een andere verdeelsleutel zult toepassen. Scholen met veel leerlingen met SES-kenmerken (socio-economische status) zullen hierdoor extra middelen krijgen, net om die digitale kloof aan te pakken.
Minister, de Vlaamse Regering heeft 35 miljoen euro extra voorzien voor investeringen in ICT-onderwijs. Plant u nog bijkomende maatregelen om die digitale kloof aan te pakken?
In de plenaire vergadering van 1 juli kondigde u aan dat scholen voor de organisatie van afstandsonderwijs ondersteund zouden worden door de onderwijsinspectie. Op basis van die evaluaties zou u suggesties kunnen doen met betrekking tot de structurele verankering van deze onderwijsvorm. Hoever staat het met die wetenschappelijke evaluatie? Is de onderwijsinspectie al gestart met die evaluaties?
Ten slotte, in de commissievergadering van 18 juni 2020 zei u dat u aan een conceptnota werkt waarin de digitalisering van het onderwijs volledig wordt uitgewerkt. Kunt u hierover een stand van zaken geven?
Dank alvast voor uw antwoorden.
Ik zal meteen antwoorden, zonder het woord te krijgen.
We hebben inderdaad 35 miljoen euro extra uitgetrokken voor ICT-middelen. Daarbij wilden we er in eerste instantie voor zorgen dat alle leerlingen kunnen worden bereikt tijdens het afstandsonderwijs, door leerlingen meer te equiperen met noodzakelijk materiaal en software.
Die middelen konden ook ingezet worden voor extra ondersteuning om afstandsonderwijs mogelijk te maken, voor bijvoorbeeld extra uren voor een ICT-coördinator of voor het digitaal uitrusten van leerkrachten. Van die middelen gaat 26 miljoen euro naar het secundair onderwijs en 9 miljoen euro naar de basisscholen. Daarbij hebben we ervoor gezorgd dat scholen die hoog scoorden op de SES-criteria (socio-economische status) een hoger bedrag uitgekeerd kregen. Die middelen zouden ondertussen allemaal toegewezen moeten zijn en zouden normaal gezien eind juli op de rekening van de betrokken scholen gestort moeten zijn.
Ik denk dat het duidelijk is dat de coronacrisis een boost gegeven heeft aan het afstandsleren en aan de integratie van ICT. ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’, zeker als je kijkt naar het basisonderwijs, waar heel veel leerkrachten en heel veel scholen een ongelooflijke sprong voorwaarts hebben moeten maken. Ik denk dat velen zich die sprong uiteindelijk niet beklaagd hebben. Ze hebben noodgedwongen die stappen moeten zetten, maar kijken er nu met tevredenheid op terug.
Bij het begin van de crisis en de start van de facto lockdown van de scholen hebben heel wat educatieve uitgevers al hun oefenplatformen breed ter beschikking gesteld en dus gratis toegankelijk gemaakt. Daarnaast zijn er ook heel wat edutechspelers bij gekomen. Ook die markt heeft dus een boost gekregen en dus ook het aanbod.
Heel wat educatief aanbod werd – al dan niet tijdelijk – ter beschikking gesteld via de portaalsite KlasCement. Sommige werden actief ondersteund, zoals de online videolessen van WeZooz Academy.
Gedurende de periode van half maart tot en met 20 juni kende WeZooz meer dan een half miljoen gebruikers, 1,2 miljoen bekeken lesvideo’s en 1,6 miljoen oefeningen. Dat zijn ongelooflijk indrukwekkende cijfers.
Of de nieuwe tools die de scholen hebben leren kennen, ook effectief de handboeken op papier zullen vervangen, weet ik natuurlijk niet, maar ik denk wel dat er een zekere trend is ingezet. Als ik mijn oor te luisteren leg, stel ik vast dat ‘minder papier, meer digitaal’ opgang maakt. Heel wat scholen schakelen over naar laptopprojecten en dan heb je natuurlijk ook digitaal lesmateriaal nodig. De keuze en aanschaf van lesmateriaal behoort natuurlijk tot de vrijheid van de onderwijsverstrekkers.
De onderwijsinspectie is intussen gestart met een try-out van korte doorlichtingen. Een van de onderzoeksvragen gaat na in welke mate de school met haar onderwijsleerpraktijk en de kwaliteitsontwikkeling inspeelt op een veranderende context. Daartoe behoort natuurlijk ook dat afstandsonderwijs. In de loop van november heeft de onderwijsinspectie een eerste evaluatie gepland van al die verzamelde informatie.
Zoals gezegd: die 35 miljoen euro is een begin geweest. Ik had de ambitie geuit om ervoor te zorgen dat dit al een stapsteen zou zijn naar een groot, omvattend ICT-plan, een ICT-plan met als doelstelling: ‘van achterstand naar voorsprong’. We zouden dit momentum moeten aangrijpen om de grote sprong voorwaarts te maken op het vlak van het inburgeren van digitale tools om onze onderwijskwaliteit – want daar gaat het uiteindelijk over – te versterken.
Met dat doel hebben we vrijdag een goed akkoord bereikt, waarbij ik heel wat extra middelen heb kunnen verwerven, onder andere voor digitalisering, om net die grote sprong voorwaarts te kunnen realiseren. Ik werk dat ICT-plan af. Daarin zitten een 25-tal acties geclusterd rond 5 strategische doelen. Ten eerste, het voorzien van ICT-infrastructuur – dat spreekt voor zich – met zowel hardware als software. Ten tweede, het opbouwen van een centrale ondersteuningsstructuur voor ICT en ICT-coördinatie en extra ondersteuning voor de ICT-coördinatoren. Zij zijn het natuurlijk ook die het lokaal zullen moeten uitrollen in de scholen. Ten derde, het aanscherpen van digitale vaardigheden van leerkrachten. Ten vierde, het actief ondersteunen en coachen van scholen bij hun ICT-beleidsplanning. Ten vijfde, het voorzien van voldoende en kwaliteitsvolle digitale leermiddelen en aandacht voor de digitale leeromgeving.
De globale doelstelling van die conceptnota is uiteraard dat leerlingen over de nodige digitale vaardigheden beschikken, evenals de leerkrachten en de scholen. Dat is ook opgenomen in de eindtermen voor de eerste graad van het secundair onderwijs en zal ook het geval zijn voor die van de tweede en derde graad.
Professionalisering van leraren is een aparte krachtlijn. Aandacht voor digitale inclusie vormt uiteraard een belangrijk onderdeel van deze conceptnota.
Er was nog een vraag over hoeveel scholen er op dit moment afstandsonderwijs hebben. Ik heb daarover geen data. Ze moeten dat ook niet melden. De evaluatie die de onderwijsinspectie momenteel doorvoert, moet enig zicht geven op wat er is overgebleven van het afstandsonderwijs, niet alleen in de periode van de lockdown, maar nu ook in het regulier aanbod.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb ook in de Septemberverklaring gelezen – en het is ook in een debat naar voren gekomen – dat u verder op die weg wilt gaan en dat er ook de middelen voor zullen zijn.
Ik heb een paar kleine bedenkingen. U zegt dat dit de grote sprong voorwaarts is. Ik denk ook dat dit een belangrijke stap is in de richting van digitalisering en dat het een grote sprong voorwaarts is in de digitalisering. Net zoals bij de vorige vraag naar voren is gekomen, heeft corona dit in een versnelling gebracht en staan we vandaag waar we eigenlijk nooit hadden verhoopt te staan. Langs de andere kant is het allemaal op heel korte termijn moeten gebeuren. We moeten dat heel goed en van heel nabij opvolgen. We moeten ervoor zorgen dat we de sociaal zwakkeren – zo zijn er wel wat in onze maatschappij, jammer genoeg – inderdaad de nodige ondersteuning geven. Bij de kinderen die op dit moment geen toegang hebben tot internet, tot de digitale wereld, zijn het vaak ook de ouders die hen ook niet op de juiste manier kunnen begeleiden. We zullen echt moeten inzetten op digitale geletterdheid. We moeten opletten dat we het dichten van de kloof – en die onderwijs moet dichten –, het platform waarbij vaardigheden worden aangeleerd, waardoor mensen vooruitgang in de maatschappij maken, niet bemoeilijken door digitalisering.
Het is belangrijk om ook mediawijsheid eens te bekijken. Ik weet dat het een afzonderlijk debat is, maar toch ook weer niet. Als we naar een verdere digitalisering gaan en ervoor zorgen dat heel veel van die zaken ook in de toekomst digitaal verlopen, dan moeten we ons er ook heel erg bewust van zijn dat nog meer jongeren dan vandaag in contact kunnen komen met die mediaplatformen, en dan zullen we – en ik weet dat dat in de eindtermen staat – extra op mediawijsheid moeten hameren. Als ik in de rapport lees op welke manier er misbruik wordt gemaakt van jongeren via digitale platformen en als we naar een verdere digitalisering gaan, dan zal mediawijsheid een cruciale rol spelen om ervoor te zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van die jongeren.
Ik heb nog een bijkomende vraag die er niet helemaal los van staat, maar toch een beetje. Als we naar een systeem gaan waarbij men naar een verdere digitalisering gaat, wetende dat we vandaag ook regelmatig worden geconfronteerd met leerkrachten die in quarantaine worden geplaatst, dan kan men op een lestijd van twee weken misschien twee dagen fysiek lesgeven.
Quarantaine betekent echter niet dat men ziek is. Die leerkrachten zitten dus thuis, en de periode is eigenlijk te kort om in vervanging te voorzien. Ik verwijs naar de investeringen die er ook al in de vorige legislatuur, onder minister Crevits, zijn geweest. In welke mate kunnen de digitale platformen die vandaag aanwezig zijn op scholen, worden ingezet voor klassen waarvan de leerkracht in quarantaine is, maar niet ziek is, om toch les te kunnen geven aan de leerlingen die in de klas zijn en aanwezig zijn op school, zodat ze niet achterop geraken? Normaal gezien zou het in alle humaniora’s mogelijk moeten zijn, zeker in de tweede en derde graad, om dat te doen via de platformen waarin in de vorige legislatuur werd voorzien. Voor alle duidelijkheid: ik heb het nu over de theoretische vakken en veel minder over de praktijkvakken, want dat is een moeilijkere aangelegenheid.
Minister, dank u wel voor die uitbreide toelichting bij het nieuwe ICT-plan. U hebt al een aantal prioriteiten naar voren geschoven, en ik kijk ernaar uit om het plan in zijn geheel te lezen. Collega De Gucht, ik ben ervan overtuigd dat mediawijsheid daar een belangrijke rol in zal spelen.
Wat de onderwijsinspectie betreft: ook daar kijk ik naar uit. Ik hoor dat die evaluatie in november klaar is, dat men met een plan van aanpak zal komen om die digitale onderwijsvorm te verankeren.
Ik heb nog een kleine bijkomende vraag. Vlak voor de coronacrisis pakte het GO! uit met project IXZO!, een leerplatform dat tegen 2030 individueel onderwijs mogelijk zou maken via online leertrajecten. Dat project werd nu tijdelijk stopgezet. Zult u met de onderwijspartners overleggen over hoe zij tegenover het aanbieden van die aanvullende online leertrajecten staan?
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik denk dat u voor 100 procent gelijk hebt: het momentum is nooit zo groot geweest. We leven in een zeer snel digitaliserende wereld. We zijn nog nooit zo afhankelijk geweest van de digitale snelweg als vandaag, in het bijzonder ook voor ons onderwijs. Ik denk dat we dat momentum dus moeten vasthouden, dat het broodnodig is dat we naar een structurele verankering gaan van de digitalisering in ons onderwijs, en dat we dat ook moeten versterken en versnellen. Ik kijk dus hoopvol uit naar uw plan daartoe.
U schetst vijf strategische doelstellingen, die ik volledig onderschrijf. Ik zou echter een aantal zaken willen toevoegen, kwestie van een zo alomvattend mogelijk plan te maken. Collega’s verwezen al naar mediawijsheid. Het is inderdaad belangrijk dat we scholen en schoolteams versterken en ondersteunen bij de uitvoering van een socialemediabeleid. Cyberpesten heeft helaas ook steeds meer een plaats gekregen in heel dat gebeuren. We moeten zo preventief mogelijk kunnen optreden op dat vlak. Het lijkt me belangrijk dat dat een plaats hierin krijgt.
We hebben in deze commissie ook al diverse keren gesproken over dataveiligheid. Er zijn diverse cyberaanvallen geweest. Heel recent was er nog een cyberaanval op een hogeschool. Die cyberveiligheid is dus ook een heel belangrijk aspect dat we moeten meenemen om scholen maximaal te kunnen beschermen tegen hackers. Dat is uiteraard een gevolg van meer investeringen in digitalisering: er zijn meer mogelijkheden om via die wegen in te breken.
Nog een heel belangrijk aspect is het wetenschappelijk onderzoek. Daar is hier ook al naar verwezen. We hebben de Monitor ICT-integratie in het Vlaamse Onderwijs (MICTIVO). Ik denk dat die heel belangrijk is om nog meer evidencebased beleid te kunnen voeren, ook op het vlak van digitalisering in het onderwijs.
Dat zijn dus nog een aantal elementen die ik graag meegeef. Cruciaal daarbij zullen natuurlijk ook de middelen zijn. De impact op de school zal natuurlijk bijzonder groot zijn, gezien de verwachtingen die we van scholen hebben om die verdere digitalisering uit te rollen. Dat zal capaciteit vergen. Die zal heel vaak bij die IT-coördinatoren en hun team terechtkomen.
Het is goed dat we daarvoor extra middelen voorzien in de begroting voor het totale pakket: die 375 miljoen euro voor IT en het onderwijs die we konden opmaken uit de Septemberverklaring. Kunt u daar iets meer over vertellen? Hebt u al een zicht op de verdeling over de verschillende strategische doelstellingen? Is dat eenmalig? Het spreekt immers voor zich dat heel de uitrol van zo’n plan, de ICT-coördinatie op schoolniveau die daarvoor nodig is, een recurrente kost is. Gaan we dat dan ook recurrent financieel ondersteunen met die 375 miljoen euro, of komt dat uit de 250 miljoen euro waarvan ook sprake was in de Septemberverklaring?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik ben blij met uw aankondigingen. Er gaat extra ondersteuning komen voor de ICT-coördinatoren op school. Dat is heel goed. We hebben – zeker in de coronacrisis – gezien hoe belangrijk de rol van de ICT-coördinatoren is.
Ik ben heel nieuwsgierig naar de conceptnota. Ik heb me gisteren kunnen bedwingen, maar dat gaat vandaag niet meer. Zal er in de conceptnota sprake zijn van het statuut voor de ICT-coördinatoren in het secundair onderwijs waar zij al zo lang om vragen?
Minister Weyts heeft het woord.
We spreken natuurlijk over grote getallen. We hebben dat grote bedrag binnengehaald van 375 miljoen euro. Dat is eenmalig, voor alle duidelijkheid. Ik zal ervoor zorgen dat het recurrent wordt. Ik kan niet zorgen voor een digitale uitrusting en vervolgens zeggen dat ze hun plan moeten trekken zonder daar recurrente middelen aan te koppelen. Die zullen natuurlijk van een veel kleinere orde zijn. Ik wil die ook wel gebruiken bijvoorbeeld voor de ICT-coördinatoren om te zorgen voor een goede profielschets en als het even kan, ook voor een goed statuut.
We moeten die mensen ook bij ons houden en er werk van maken. Hoe is dat gegroeid, die ICT-coördinatoren? Er was veel voluntarisme bij, met leerkrachten die dat een leuke hobby vonden. Zo zijn ze daar ingestroomd. Dat is een beetje een metier. Nu komen de vereisten altijd hoger te liggen. We moeten het profiel dus wat aanscherpen en daaraan gekoppeld een goed statuut voorzien.
De ICT-middelen kunnen natuurlijk vrij besteed worden. De 35 miljoen euro die is toegekend, kunnen de scholen inzetten voor de financiering van afstandsonderwijs nu, of om de leerlingen en leerkrachten te equiperen om snel te kunnen schakelen in geval van quarantaine en lockdown.
375 miljoen euro spreekt tot de verbeelding, maar we spreken over een doelgroep van 1,2 miljoen leerlingen en 160.000 leerkrachten. Voor die grote getallen hebben we grote budgetten nodig. Die zijn nu voorhanden. Ik kan u niet veel meer inzage geven in de plannen die op tafel liggen. Ik hoop daarmee binnen dit en twee weken naar de regering te kunnen gaan en u de nodige toelichting te kunnen verschaffen.
Er werd gewezen op mediawijsheid en beveiliging. Data kunnen van onschatbare waarde zijn. We kijken naar de leerplatformen voor online leerprojecten om te zien of zij daar een plaats in kunnen krijgen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, we kijken ernaar uit.
Het is in het verleden ook al aangehaald – u moet er nu zeker en vast niet meer op antwoorden –, maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat we niet van één of een beperkt aantal leerplatformen financieel volledig afhankelijk worden? Het onderwijs zou daar de speelbal van worden. Daar moeten we voor uitkijken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.