Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil nog eens terugkomen op de bezoekregelingen in de woonzorgcentra (wzc's). Sociaal contact is een belangrijke randvoorwaarde voor mentaal welzijn. Het stimuleren van sociale contacten is daarom een belangrijk uitgangspunt in onze ouderenzorg, en wordt expliciet vermeld in het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019. In het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgcentra, staat duidelijk dat bezoek altijd is toegestaan, en dat het woonzorgcentrum de vrijheid en het bezoekrecht enkel kan beperken om verantwoorde organisatorische of medische redenen waarover duidelijk wordt gecommuniceerd.
Sinds de coronacrisis zagen we effectief dat het bezoekrecht sterk werd ingeperkt om medische redenen. Maar we zagen ook hoe moeilijk het is om hierin een goed evenwicht te bewaren met het recht op sociaal contact en het bezoekrecht. Uit voorzorg en angst voor nieuwe uitbraken namen vele woonzorgcentra het zekere voor het onzekere en hielden ze vast aan een heel beperkt bezoekrecht. Sinds 7 september zijn er nieuwe richtlijnen van kracht, waarin meer rekening wordt gehouden met het feitelijke dreigingsniveau. Dat is absoluut een zeer goede evolutie. Bij laag dreigingsniveau zouden bewoners van woonzorgcentra in principe dezelfde rechten moeten hebben op sociaal contact als burgers die niet in een woonzorgcentrum wonen.
De minister maakte daarnet een vergelijking tussen een woonzorgcentrum waar ingezet wordt op de thuisvervangende functie van een woonzorgkamer, en centra met een andere cultuur. Precies het aspect van bezoek te kunnen ontvangen wanneer men wil, is daar een aspect van. Maar in de praktijk zien we dat er toch nog vaak angst leeft om het virus terug binnen te krijgen en dat woonzorgcentra blijven vasthouden aan strengere regels of de versoepelingen alsnog uitstellen. Ook blijken de nieuwe regels met betrekking tot de versoepelingen niet overal op dezelfde manier geïnterpreteerd te worden. Dat laatste kan ook leiden tot onbegrip en discussies tussen directies, medewerkers, bewoners en familieleden.
De inperking van het bezoekrecht is op zich niet nieuw. Ook voor corona werd het bezoekrecht in woonzorgcentra al verschillende keren beperkt. Naar aanleiding van het norovirus kwamen er bijvoorbeeld bezoekbeperkingen in verschillende woonzorgcentra in de periode november 2019-januari 2020. Door corona is het bovendien goed mogelijk dat woonzorgcentra in de toekomst sneller naar deze maatregel zullen teruggrijpen dan in het verleden het geval was.
We moeten er daarom over waken dat het decretaal verankerde bezoekrecht niet verwatert en altijd voldoende gewicht blijft krijgen, ook wanneer we geconfronteerd worden met een medische noodsituatie. Vanzelfsprekend is het dan belangrijk dat de nodige voorzorgsmaatregelen correct worden opgevolgd en uitgevoerd.
Ik heb volgende vragen, minister. Op welke manier gebeurt de inspectie op de toepassing van het bezoekrecht zoals omschreven in het BVR van 28 juni 2019? Op welke manier wordt de proportionaliteit van de inperking van het bezoekrecht afgewogen door de inspectie? Bestaat hier een kader voor of is dit gebaseerd op een subjectieve inschatting door de inspecteur? Moeten de woonzorgcentra die wensen over te gaan tot een inperking van het bezoekrecht, om organisatorische of medische redenen, dit zelf proactief melden aan de koepel waarvan ze deel uitmaken of aan het agentschap Zorg en Gezondheid?
In hoeverre is de richtlijn met betrekking tot het bezoek bindend voor de woonzorgcentra? Heeft de minister er zicht op hoe de richtlijn in de verschillende woonzorgcentra wordt geïmplementeerd? Op welke manier worden de woonzorgcentra die daar nood aan hebben, bij de versoepelingen van de bezoekregelingen ondersteund en begeleid door het agentschap? Dat is een belangrijke vraag omdat ik weet dat er angst is en dat veel directies ook wel worstelen met het evenwicht tussen veiligheid, gezondheid en het mentaal welzijn van hun bewoners.
Ontving de Woonzorglijn sinds de versoepeling van de richtlijnen vragen en klachten over een beperkte bezoekregeling? Zo ja, over hoeveel vragen en hoeveel klachten gaat het? Hoe worden die opgevolgd? Het is belangrijk dat er een groot draagvlak is bij de familieleden en bezoekers voor de beschermingsmaatregelen die in acht genomen moeten worden. Op welke manier worden de woonzorgcentra hierin vanuit Vlaanderen ondersteund?
Minister Beke heeft het woord.
Zoals u wellicht weet, zet Zorginspectie zich nog steeds voornamelijk in bij de ondersteuning van infectieziektebestrijding door samen met de collega’s van het agentschap Zorg en Gezondheid de monitoring te doen van de registraties die de woonzorgcentra in het e-loket doen over de besmettingen. Daarnaast worden plaatsbezoeken uitgevoerd in woonzorgcentra waar nood is aan begeleiding of advies voor infectieziektebestrijding.
Zorginspectie is begin juli gestart met inspecties in de woonzorgcentra met de focus op de preventieve maatregelen die zij nemen om goed gewapend te zijn tegen een volgende opflakkering of golf van besmettingen. Ook die inspecties zijn vooral bedoeld om de woonzorgcentra te ondersteunen. Zorginspectie voert momenteel nog geen reguliere opvolgingsinspecties uit. Wel worden klachtinspecties uitgevoerd waarbij rekening wordt gehouden met de regelgeving maar ook met de richtlijnen, waaronder de richtlijn bezoekregeling, zoals ze op het moment van de klacht van toepassing waren.
In deze wisselende context is ervoor gekozen om de bezoek- en uitgangsregeling beschrijvend weer te geven. Zorginspectie gaat na welke bezoekregeling en uitgangsregeling op het moment van het inspectiebezoek van toepassing zijn voor de bewoners die vermoedelijk niet met COVID-19 besmet zijn en de bewoners in een palliatieve situatie. Voor de vermoedelijke COVID-19-bewoners wordt, gelet op de recente richtlijn, nagegaan of zij bezoek mogen ontvangen en of er alternatieve contactmogelijkheden zijn. Er wordt verwacht dat mogelijkheden of beperkingen over bezoek en uitgaan schriftelijk gecommuniceerd worden aan bewoners en familieleden. Indien dit niet gebeurt, worden woonzorgcentra gevraagd om hier op korte termijn werk van te maken.
Woonzorgcentra die het bezoekrecht willen inperken, moeten dit niet melden aan het agentschap. Of de woonzorgcentra dit melden aan hun koepel is de bevoegdheid van de koepel waartoe een instelling behoort. Lidmaatschap bij een koepel is overigens niet verplicht. De instellingen hebben echter wel de taak om hun richtlijnen voor bezoek omstandig toe te lichten aan de bewoners en hun familieleden.
Er is een juridisch verschil tussen erkenningsvoorwaarden en subsidiëringsnormen vastgelegd in een decreet, ministerieel besluit of in een besluit van de Vlaamse Regering en de (kader)richtlijnen, maatregelen en draaiboeken COVID-19 zoals bijvoorbeeld de richtlijn voor de bezoekregeling. Het uitgangspunt is dat de richtlijnen, gelet op het gezag van de taskforce, beschouwd mogen worden als richtinggevend en met gezag bekleed. Ze hebben dus alleszins een validiteit die richtinggevend is. Uitbaters en directies van woonzorgcentra kunnen erop aangesproken en erdoor gesensibiliseerd worden. Hoewel er geen absolute afdwingbaarheid is, kunnen centra dus door Zorg en Gezondheid worden aangesproken op de naleving en opvolging van de richtlijnen.
De ondersteuning aan de voorzieningen is divers. Er is de Woonzorglijn, die vragen en klachten behandelt. Er is ook een speciale coronalijn bij het agentschap Zorg en Gezondheid voor vragen van voorzieningen en zorgprofessionals over de richtlijnen. Bovendien kunnen de voorzieningen contact opnemen met de generieke mailbox ouderenzorg bij het agentschap en met de aan elke specifieke voorziening toegewezen sectorverantwoordelijke bij het agentschap.
De Woonzorglijn heeft sinds de versoepeling 86 tickets en dus klachten of infovragen ontvangen over de bezoekregeling. Bij de bezoekregeling zijn alle meldingen een mengeling van klachten en informatievragen. De Woonzorglijn registreert deze allemaal als klacht. De Woonzorglijn gaat op verschillende manieren om met een melding. Bij een informatievraag wordt meestal de kaderrichtlijn bezorgd aan de melder. Bij een klacht zijn er een aantal opties. Er wordt gevraagd om de casus te bespreken met de voorziening. Er wordt contact opgenomen met de voorziening om te vragen waarom ze beperkingen opleggen en op welke manier de bezoekregeling tot stand gekomen is. Hier wordt vooral gekeken of deze op een participatieve manier tot stand is gekomen.
Indien een woonzorgcentrum een extreme afwijking heeft op de standaardbezoekregeling, wordt gevraagd om deze te herzien. Indien nodig kan het agentschap een voorziening vragen om zich in lijn te stellen met de richtlijnen of aanmanen om dit te doen.
De Woonzorglijn heeft weinig middelen om sterker op te treden tegen voorzieningen. De kaderrichtlijnen die worden afgekondigd door de Taskforce COVID-19 Zorg zijn geen regelgeving in strikte zin.
De voorzieningen worden vanuit de overheid zo goed mogelijk geïnformeerd, maar uiteraard heeft iedereen hierin een verantwoordelijkheid te nemen. Campagnemateriaal omtrent handhygiëne en algemene maatregelen in woonzorgcentra worden via de website van het agentschap ter beschikking gesteld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Tijdens de hoorzittingen van de coronacommissie hebben de getuigenissen ons allemaal zwaar geraakt over de impact van het bezoekverbod ten tijde van de lockdown en de impact van bezoekbeperkingen. Het was een van de belangrijkste aanbevelingen van de coronacommissie dat bezoek altijd minimaal mogelijk moet zijn. Ik ben dan ook absoluut tevreden, minister, dat u daar zelf ook dadelijk verder werk van hebt gemaakt. U hebt altijd gezegd hoe belangrijk het welzijn van de bewoners ter zake is en dat de richtlijnen zijn aangepast. Zelfs in het geval van een besmetting moet een minimale bezoekregeling absoluut mogelijk zijn. Ook in het geval van een palliatieve situatie moet er bezoek mogelijk zijn. Als er geen besmetting is, moet er alle ruimte zijn voor bezoek zoals dat vroeger was, weliswaar met de nodige bescherming.
We zien dat een aantal wzc's uit angst niet voldoende die ruimte geven. Het is belangrijk om hun mee te geven dat dat minimum een absoluut minimum is en dat het geen maximum is. Ik pleit ervoor dat het minimum van één bezoeker één keer per week wordt uitgebreid. Dat is toch wel heel weinig. Ik begrijp dat de impact voor het personeel groot is: ze moeten dat mee begeleiden, zorgen voor bescherming enzovoort. Maar ik vroeg u hoe we daar stapsgewijs nog stappen kunnen zetten. De wzc’s moeten absoluut worden gesensibiliseerd dat het minimum een absoluut minimum is en zeker geen maximum.
Ik vind het verder absoluut goed dat u zegt dat het agentschap ook wel wzc’s waarvan men de melding krijgt dat ze daar heel selectief mee omgaan, blijft aanspreken en ondersteunen om verder werk te maken van een bezoekregeling die menselijk is en eigenlijk ook maar tegemoetkomt aan de noden van de bewoners en hun familieleden.
De heer De Reuse heeft het woord.
Voorzitter, minister, het bezoekrecht is inderdaad – en dat blijkt uit alles wat we de laatste maanden gehoord hebben – de achilleshiel van alles wat in de wzc’s is gebeurd. Het is belangrijk voor de bewoners, de residenten, maar ook voor de familie. We hebben dat deze week nog gezien in de ad-hoccommissie inzake personen met een beperking. Dat is een van de grootste aandachtspunten. Hoe gaan we die mensen in periodes van lockdown of grote kans op besmetting toch verzekeren van bezoekrecht en contact met hun naasten?
Het is natuurlijk de bedoeling dat we daar een goed evenwicht vinden. Dat is misschien niet altijd even gemakkelijk. Daarom zijn richtlijnen soms nodig.
In de vorige vraag kwam het al aan bod. Een van de redenen waarom mensen niet meer zo geneigd zijn om naar een wzc te gaan – dat hebben we ook gezien in de media – is dat ze bang zijn om in geval van een lockdown in volledige sociale isolatie te komen. We moeten daar rekening mee houden. Bij de vorige vraag hebben we bekeken hoe we de mensen het vertrouwen kunnen laten terugwinnen in onze wzc’s. Dit antwoord op deze vraag kunnen we perfect terugkoppelen naar de vorige. Dit is heel belangrijk.
De heer Sintobin was de eerste die in de plenaire vergadering u de vraag stelde naar een soepelere bezoekregeling in de wzc’s. Ook in de ad-hoc- en de opvolgcommissie kwam dat vaak terug. Onze vraag is ook dat u een getrapt systeem uitwerkt waarin u duidelijk zegt wat en wanneer. Ik zal daar zelf niet de contouren van schetsen. Er zijn op uw kabinet ongetwijfeld mensen die daar beter zicht op hebben en dat beter kunnen. Deze richtlijn – deze tool – aan onze wzc’s geven, kan heel wat onzekerheid wegnemen. Het is belangrijk dat we daar nu al aan beginnen zodat, als u die richtlijn geeft, de wzc’s zich daar infrastructureel op kunnen voorbereiden. Dat is dikwijls de rem op het bezoek.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het is inderdaad heel erg belangrijk dat we toezien op het bezoek in de wzc’s tegen het isolement van de bejaarden. Dat moet mogelijk zijn. Dat één bezoeker per week helemaal niet voldoet aan de behoeften en noden van de bewoners, daar is iedereen het over eens. De bezoekregeling moet zo breed mogelijk kunnen worden geïnterpreteerd of toegepast.
In de komende maanden moeten we ook toezien op het vermijden van besmettingen. Bij het personeel leeft ook een grote angst, zeker in de wzc’s die een grote uitbraak hebben meegemaakt. Ze zijn zeer bang dat het bezoek het virus binnenbrengt. We moeten zien welke omkaderende maatregelen we kunnen nemen om te vermijden dat dat gebeurt.
Een van de belangrijke maatregelen is voor ons het inzetten van een personeelslid per wzc om het bezoek te organiseren. Daar komt heel wat bij kijken, zeker als het altijd en overal veilig moet verlopen. De mensen moeten goed geïnformeerd zijn over de maatregelen die ze moeten toepassen bij een bezoek aan een wzc. Het personeel kan dat er momenteel niet bij nemen. Er is nog steeds heel wat meer werk dan zonder coronacrisis. Iemand die zo’n bezoek kan organiseren en coördineren, moet niet per se medisch geschoold zijn. Het moet geen verpleeg- of zorgkundige zijn. Wij pleiten voor een extra personeelslid per wzc om het bezoek te organiseren en erop toe te zien dat het gebeurt zoals de richtlijnen voorschrijven.
Om het isolement – ik heb deze vraag al gesteld maar niet echt een antwoord gekregen – tegen te gaan, vragen wij om extra animatiepersoneel en extra ergotherapeuten in te zetten in de wzc’s om het sociaal leven veilig weer op gang te kunnen trekken, zeker voor mensen die geïsoleerd geraken en sowieso al weinig bezoek krijgen.
Het regelmatig testen van het personeel kan ervoor zorgen dat we zicht krijgen op het risico om besmettingen binnen te brengen. In Engeland gebeurt dat momenteel wekelijks. Er kan veel korter op de bal worden gespeeld. Er kan de geruststelling worden gegeven dat er op dat moment geen besmettingen zijn. Volgens mij kan en zal dat bijdragen tot de bescherming tegen het binnenbrengen van virussen in de wzc’s.
De heer Parys heeft het woord.
Zoals de collega’s hebben gezegd, is het belangrijk dat er een goed evenwicht wordt gevonden tussen de mentale en fysieke gezondheid. Het virus is vandaag relatief mild. Dat komt doordat er nog weinig besmettingen zijn in kwetsbare doelgroepen. Langzaam maar zeker nemen ze echter toe bij 65-plussers. Het is gemakkelijker om vanuit het parlement of de taskforce richtlijnen te geven dan om ze toe te passen op het terrein.
Minister, hebt u een goed zicht op de voorzieningen, hoeveel en waar, die het minimum doen en één bezoeker per week toelaten? Hebt u zicht op het aantal voorzieningen dat het minimum niet haalt? Hebt u zicht op het aantal voorzieningen dat een veel uitgebreidere regeling heeft?
De heer Anaf heeft het woord.
Het bezoekrecht was ook in de coronacommissie een essentieel thema. We hebben daar straffe aanbevelingen rond geschreven. De Zorginspectie heeft geen afdwingbaarheid. Dat is interessant, maar ze kan dus enkel adviseren of aanmoedigen om de richtlijnen na te leven. Dat lijkt mij toch wat te weinig. Wie hardleers is, heeft momenteel niets te vrezen. Kan er niet strenger worden opgetreden?
Een aantal collega’s zeggen terecht dat we de schuld niet helemaal bij de wzc’s mogen leggen. Nogmaals, deze crisis heeft heel wat blootgelegd dat structureel fout zit. Ook voor de crisis was er al heel veel te doen over ‘te weinig handen aan het bed’. Die mensen hebben heel veel werk. Er is zelfs geen tijd om een praatje te slaan met de bewoners of om kwaliteit te bieden, tot grote frustratie van de verzorgers zelf. De wzc’s zien het nu niet zitten om dat op een veilige manier te organiseren en daar extra tijd en personeel – want dat is nodig om dat fatsoenlijk te doen – voor in te zetten, of ze zouden hun andere zorgtaken nog verder moeten afbouwen. Ik heb al eerder gevraagd of het niet mogelijk is om de wzc’s daarin financieel te ondersteunen in afwachting van extra structurele middelen voor meer handen aan het bed. Dat lijkt me iets dat we op korte termijn moeten doen. We zijn het er allemaal over eens dat iedereen fundamenteel recht heeft op bezoek en op buiten gaan.
Zoals mevrouw Vandecasteele zegt: het hoeft niet te gaan over zorgprofielen. Andere mensen kunnen dat invullen op tijdelijke basis. Het mag natuurlijk niet in de plaats komen van structurele extra middelen voor zorg die er hopelijk aankomen. We zullen dat zien. Is het niet mogelijk om extra steun voor de wzc’s te voorzien? Dat kan desnoods via jobstudenten bijvoorbeeld om het bezoek op een veilige manier te laten verlopen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is inderdaad een moeilijk evenwicht tussen veiligheid en menselijkheid. Toch, de wzc’s zijn een thuisvervangende situatie. We mogen ouderen niet behandelen als kleuters. Dat is mijn frustratie geweest in de afgelopen maanden. Ik zag dat instellingen de richtlijnen volgens hun eigen normen interpreteerden.
We hebben het gehad over de leegstand. Dat weerhoudt mensen er inderdaad van om naar een wzc te gaan. Ze hebben schrik dat ze hun familie niet meer mogen zien.
Indien er toch aanpassingen zouden gebeuren aan bezoekregelingen, pleit ik er dus voor dat dat vooral in overleg met de ouderen en hun familie zelf wordt gedaan. Zij moeten absoluut betrokken zijn bij de besluitvorming. Ik verwijs naar die richtlijn van Zorg en Gezondheid dat overleg met de gebruikers nodig is. Ik hoop dat dat ook daadwerkelijk gebeurt.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, die hele bezoekregeling is het zoeken naar het moedige midden tussen gezondheid aan de ene kant en welzijn aan de andere kant. Ik denk dat we die ambitie allemaal samen wel weten te dragen.
We hebben in de zomermaanden, tot 30 september, woonzorgcentra de gelegenheid gegeven om extra personeel in te zetten om de vakantieregeling te kunnen overbruggen, om ervoor te zorgen dat men vakantie kon nemen, dat men tot rust kon komen. Ze mochten en mogen kiezen op welke manier ze dat doen: of dat nu bezoek, animatie, zorg of logistiek is, we hebben dat allemaal niet vastgelegd. Het begrip ‘regelluwte’ is een ander begrip dat af en toe wel eens valt. Wel, we hebben ervoor gekozen om dat op die manier te doen.
Ik herinner me dat ik eens heb voorgesteld om tot 50 procent van de norm voor verpleging met andere kwalificaties te kunnen inzetten, wanneer men de vacatures niet ingevuld krijgt. Diegenen die hier vandaag opperen dat ik eens moet kijken naar ander personeel, zijn dezelfde als diegenen die toen zeiden dat we de zorg naar beneden zouden trekken. Het was niet de ambitie om de zorg naar beneden te trekken. Het was de ambitie om de vacatures die er vandaag zijn voor personeel, ook daadwerkelijk ingevuld te krijgen.
Ook wat de inspecties betreft, vind ik een en ander een beetje paradoxaal. Toen men het erover eens is geworden in de taskforce dat er onaangekondigde inspecties zouden kunnen komen, onder andere om dit soort zaken op te pikken, niet om te bestraffen, maar om hen op de goede weg te helpen, vroeg men zich hier in de commissie af hoe het kon dat de inspecties in deze omstandigheden op het terrein zouden gaan, onaangekondigd. Vandaag vraagt men zich af of we de inspecties daarvoor niet wat moeten versterken. Ik vind dat een beetje paradoxaal.
Ik denk dat het belangrijk is dat die bezoekregeling tot stand kan komen in een participatief proces met de bewoners of, als het met de bewoners niet meer gaat, met de familieleden. Ik heb daar toch ook heel goede voorbeelden van gezien. Daarbij wordt niet gezegd wat niet kan, maar wel wat er wel kan in bepaalde omstandigheden. Dan kan men tot heel goede modellen en antwoorden komen. Gebruiksraden, familieraden kunnen daar een forum voor zijn. De regels laten dat toe. De kapstokken hangen er, bij wijze van spreken: het komt erop aan de kleren eraan te hangen. Ik denk dat dat de beste aanpak is.
Wij hebben er op dit ogenblik geen zicht op wie dat op welke manier in de 820 woonzorgcentra toepast. Wat wij wel hebben – en dat heb ik ook geantwoord op de vraag van collega Schryvers – is het aantal klachten dat is binnengekomen, waarover die klachten gaan en welke antwoorden die klachten krijgen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Ik denk dat iedereen in deze commissie bekommerd is, net als de directies en de personeelsleden in de woonzorgcentra, over de veiligheid en de gezondheid van iedereen die daar woont. We willen dus dat dat virus niet opnieuw binnenkomt. Aan de andere kant zijn we natuurlijk ook bekommerd met betrekking tot het mentale welzijn en weten we dat het daarvoor belangrijk is dat de bewoners contact kunnen blijven hebben met mensen die hun lief zijn, met hun partner, met hun kinderen. Dat is inderdaad zoeken naar een evenwicht tussen die twee, waarbij mensen sowieso de garantie kunnen hebben dat ze bezoek kunnen krijgen, dat ze nooit meer zonder bezoek zullen worden gezet, dat er nooit meer een echt totaalverbod op bezoek zal zijn, maar er anderzijds toch het nodige kader is om dat veilig te doen, met de nodige beschermingsmaatregelen enzovoort. Ook vanuit het beleid kan ter zake toch wel heel veel ondersteuning worden gegeven aan de woonzorgcentra, kunnen ze worden begeleid. Ik wil er absoluut voor pleiten dat dat ook gebeurt en dat we ertoe kunnen komen dat het minimum van één bezoeker één keer per week, dat momenteel met betrekking tot die bezoekregeling is bepaald, kan worden uitgebreid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.