Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik heb bij u via een schriftelijke vraag een aantal cijfers opgevraagd over subsidies die door de Vlaamse overheid worden uitgereikt. Wat me daarbij opviel, is dat die subsidies soms heel erg versnipperd waren over verschillende organisaties, maar dat er ook heel veel organisaties waren die via verschillende wegen subsidies ontvingen van de Vlaamse overheid.
Dat is een bekend probleem. Er wordt al jaren gezegd dat men daar iets aan moet doen en dat men dit efficiënter moet aanpakken.
In het regeerakkoord staat dat men een subsidiedatabank wil maken. Daarin zouden alle subsidies die over de verschillende domeinen worden uitgereikt, worden geïnventariseerd. Dat zou tot een efficiëntieoefening moeten leiden. Zo kan men kijken of men subsidies kan bundelen die hetzelfde doel nastreven of voor dezelfde organisaties zijn bedoeld.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot die subsidiedatabank? Wat zijn de knelpunten? Wanneer is die echt operationeel? Van welke effecten kunnen we tijdens deze legislatuur nog genieten?
Minister Diependaele heeft het woord.
Bedankt voor uw vraag.
Ik wil me eerst verontschuldigen omdat ik geen headset draag.
Het Departement Financiën en Begroting heeft in samenwerking met het Agentschap Informatie Vlaanderen een scopebepaling en stappenplan uitgewerkt voor de realisatie van een subsidieregister.
Minister, ik moet u even onderbreken, want de geluidskwaliteit is heel wisselend.
De scope van mee te nemen subsidies werd op basis van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën (VCO) gedefinieerd als het merendeel van de uitgaven die geregistreerd worden onder de inkomensoverdrachten, dat is ESR 3 (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) en ESR 4, en kapitaalsoverdrachten, dat is ESR 5 en ESR 6.
Er gelden daarbij enkele uitzonderingen: ten eerste zijn er de rechtstreekse, geldelijke uitkeringen aan gezinnen, zoals bijvoorbeeld het groeipakket, en het Rampenfonds. Hierover zal worden gerapporteerd in het kader van het project transparante begroting middels dwarsdoorsneden. Ten tweede zijn er de lonen en rustpensioenen, die geen om-nietkarakter hebben. Er staan immers prestaties tegenover. Ten derde zijn er de uitgaven in het kader van lidgelden en/of verdragen, die geen om-nietkarakter hebben en geen subsidies zijn, maar giften. Ten vierde zijn er de afroepen van een waarborg gezien de te betalen waarborgvergoeding. Ten vijfde zijn er de vrijstellingen in het kader van de verzekeringen.
Het stappenplan wordt in drie brede fases opgedeeld, waarvan momenteel de eerste fase in uitvoering is.
In die eerste fase zal het subsidieregister rapporteren over bestaande subsidiemaatregelen en -uitgaven die onder de geselecteerde scope vallen. Daarvoor dienen alle beleidsdomeinen in de loop van deze maand een eenmalig databestand over te maken met een overzicht van hun subsidies, uitbetaald in het begrotingsjaar 2019 en de eerste twee kwartalen van 2020.
Die bestanden zullen gecentraliseerd worden, en op basis daarvan zullen rapporten, dashboards en visualisaties ontwikkeld worden die als eerste proefversie van het subsidieregister zullen dienen. Deze fase is belangrijk om een degelijk overzicht te krijgen van welke data in welke kwaliteit aanwezig zijn binnen de departementen, en in welke mate die aangevuld moeten worden om tot een operationeel linkbaar en jaarlijks updatable register over te gaan.
In het vierde kwartaal van 2020 vinden de dataverzameling en aggregatie plaats, met afstemming bij de verschillende beleidsdomeinen. In de eerste helft van 2021 zullen de visualisaties, rapporteringen en analyses ontwikkeld worden.
In een tweede fase zullen we de benodigde gegevens in de verschillende beleidsdomein-specifieke randsystemen en in OraFin structureel ontsluiten naar het subsidieregister zodat die alle subsidiegegevens in realtime kan bijhouden, en de gemaakte front-endrapportering in realtime gevoed kan worden.
In een derde fase zal een raadpleegdienst ontwikkeld worden waarop derden aansluiten om het subsidieregister te raadplegen.
De tweede en derde fase zullen logisch volgen op de eerste. De timing ervan zal afhangen van de resultaten van de eerste fase.
Voor alle duidelijkheid: we hebben heel die timing in het voorjaar al sterk naar voren gehaald, met dank aan mijn administratie.
Het antwoord op uw schriftelijke vraag was een gecoördineerde verzameling van een opvraging bij de verschillende ministeries en departementen, niet enkel naar de subsidies, maar breder naar alle uitbetaalde bedragen, en in de engere zin enkel aan werkgevers- en werknemersorganisaties. U zult mij vergeven dat ik geen subsidie-evaluatie zal maken van de beleidsdomeinen van mijn collega’s, en al zeker niet op basis van deze selectieve info.
Het is om die verwarring tegen te gaan en een duidelijker algemeen beeld te vormen dat we het subsidieregister opzetten, zodat we tot een coherente en gemeenschappelijke beleidsevaluatie kunnen komen.
Met dit subsidieregister wordt de realisatie beoogd van deze vier centrale doelstellingen: we willen transparantie bieden in het kader van staatssteun; we willen dubbele subsidiëring detecteren; we willen informatiedeling en afstemming tussen de diverse entiteiten van de Vlaamse overheid mogelijk maken om zo de complementariteit en samenwerking in de uitwerking van het Vlaamse subsidiebeleid te vergroten; we willen beleidsinformatie bieden over het subsidiebeleid van de diverse entiteiten van de Vlaamse overheid.
Door de betere transparantie van deze subsidiestromen wordt het eenvoudiger om het overzicht te bewaren. Op die manier moet het subsidieregister een instrument worden om het Vlaamse subsidiebeleid niet alleen op case-by-casebasis per departement te beoordelen, maar ook holistisch over de hele overheid te evalueren.
We zeggen dit iets minder luid, maar daarnaast willen we vermijden dat parlementsleden voortdurend dergelijke vragen indienen. Zo is het voor u makkelijker om zelf toegang tot deze data te hebben. Het zorgt dus ook voor een positief aanbod voor het parlement.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik dank u alvast voor uw heel genereuze gebaar naar de betweterige parlementsleden die hierover vragen stellen. Dat is een grapje. Ik begrijp wat u bedoelt en ben het met u eens: die databank kan voor iedereen een win-win zijn.
Ik zag in het weekend uw artikel in De Tijd waarvan de kop luidde dat we subsidies selectiever moeten inzetten. Ik moet eerlijk bekennen dat ik te weinig tijd had om het helemaal te lezen. Ik neem echter aan dat u daarin op dezelfde lijn zit met wat u hier vertelt. Het is inderdaad niet de taak van het departement Financiën om over de doelmatigheid van alle subsidies te oordelen, maar het moet wel voor een algemeen kader en efficiëntie over de verschillende beleidsdomeinen heen zorgen. Daarvoor is de subsidiedatabank echt een onmisbaar middel. Zo kan men zien dat heel veel subsidies naar dezelfde organisaties of doelstellingen gaan. Op basis daarvan kan het departement Financiën toch wel een aantal pistes aanreiken om dingen efficiënter te maken.
Als dat betekent dat sommige subsidies verlaagd moeten worden of dat men voor een algemene lastenverlaging gaat, als het bijvoorbeeld over subsidies voor ondernemingen gaat, dan kan dat alleen maar een goede zaak zijn. Ik ben blij dat dat project loopt.
U hebt me nog geen exacte timing gegeven, maar ik neem aan dat de databank er in 2021 zal zijn?
Dit zal toch de nodige winsten in al zijn vormen opleveren tijdens de komende legislatuur.
Ik wil collega’s die geen headset gebruiken, vragen om dichter tegen de computer te spreken. Het geluid valt vaak weg.
De heer Parys heeft het woord.
We zijn het uiteraard eens dat dit een belangrijk objectief is. De noodzaak van een databank gaat al geruime tijd mee. Toen u zelf nog parlementslid was, hebt u daar al rond gewerkt. Dat geldt ook voor mijzelf. Het is altijd fijn om te zien dat goede ideeën worden opgepikt door de collega’s.
Wat u hebt geschetst, lijkt mij een goed stappenplan. Vooral omdat u eerst vertrekt van een concrete dataverzameling in plaats van al meteen te verzanden in technologische connectieoplossingen. Die zouden langer duren.
U hebt het over de eerste fase. In welke mate zullen die data raadpleegbaar zijn, toch op z’n minst voor de volksvertegenwoordigers? Dat zou het werk dat sommige ministers in het beantwoorden van schriftelijke vragen steken, toch een stukje kunnen verlichten. Voor de ministers zit daar zeker een incentive in.
Op welke manier zullen die data systematisch aangevuld worden? Wij zouden het heel jammer vinden indien dit verhaal zou afhangen van de technologische connectie die al dan niet tussen de verschillende toepassingen van de departementen tot stand kan worden gebracht. Het zou heel goed zijn, indien dit automatisch kan, maar we pleiten ervoor dat, als dat niet kan, toch in up-to-date informatie te voorzien. Desnoods moet dat dan maar handmatig gebeuren. Ik neem aan dat dat ook een incentive zal zijn voor de verschillende ambtenaren die met die taak belast zijn om ervoor te zorgen dat die technologische connectie zo snel mogelijk in werking zal treden.
U hebt ook de ambtenaren bedankt die de timing naar voren hebben gehaald. Wat u zegt, is bovendien cruciaal: wat wij als volksvertegenwoordigers en burgers kunnen raadplegen hangt af van de medewerking die u van de verschillende departementen krijgt. Welk beeld hebben we daarvan vandaag? Is dat unisono positief? Lopen sommige departementen voorop en hinken andere achterop? Zou u ons daarover te gepasten tijde, ik stel begin 2021 voor, wat toelichting kunnen geven wanneer u in die eerste fase zit? Als de eerste data beschikbaar zijn, kunnen we daarover met u misschien een gesprek of gedachtewisseling hebben. Kunt u ons vandaag toch al een inschatting geven over wie de ‘laggards’ zullen zijn en wie er als eersten met hun huiswerk klaar zullen zijn?
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Dank u voor de toelichting. Die subsidiedatabank is inderdaad een belangrijk instrument om de transparantie te verhogen, niet alleen om naar de doelmatigheid van de subsidies te kijken, maar ook om op een transparante manier aan andere overheden te rapporteren. Zo is er Europa, aan wie we moeten rapporteren en duidelijk maken welke financiële stromen als steun kunnen worden beschouwd.
Naar aanleiding van deze vraag heb ik eens gekeken wat er in het verleden allemaal al gebeurd was. Ik zag dat er al een subsidieregister bestond of dat er hierrond toch al een pilootproject is geweest. U spreekt ook niet over de subsidiedatabank, maar over het subsidieregister. Ik vermoed dat u voortbouwt op wat in 2018 door uw voorganger, minister Tommelein, werd opgestart. Is het de bedoeling om dit project verder te zetten? Of bent u volledig opnieuw begonnen en is men met een nieuw project van start gegaan?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik begrijp dat het project vanuit het parlement volmondig wordt gesteund. Ik denk ook dat het echt wel iets handigs kan zijn.
Mijnheer Vande Reyde, u verwijst naar het artikel of het interview, maar u moet natuurlijk een heel duidelijk onderscheid maken tussen het instrument dat wij vanuit de begroting ter beschikking stellen en waarin wij de oplijstingen maken, en de vraag die de overheid zich volgens mij voortdurend moet stellen, en die tweeërlei is. Ten eerste moet ze zich afvragen of haar subsidie of bijdrage het beoogde maatschappelijke doel bereikt. De overheid wil met belastinggeld altijd een bepaalde dienst verlenen aan de burger maar vraag is of zij dat doelt bereikt.
Tweede vraag is of het een dienst is die de overheid moet verlenen. Dat zijn twee gescheiden zaken. Er is het subsidieregister, waarin een volledig overzicht staat, maar daarin kan men niet lezen of dat een goede of slechte subsidie is. Dat is natuurlijk een heel andere vraag, die politiek veel moeilijker te beantwoorden is. Uit die subsidiedatabank zal niet blijken wat goed of slecht is. Dat zal een oplijsting zijn waarbij men een aantal projecties kan maken en waarbij we die data met elkaar kunnen laten praten, maar het blijft uiteraard een politieke afweging van de vraag of wij daar zoveel subsidies aan willen geven of daarin willen investeren. Dat blijft een politieke vraag die het parlement in de eerste plaats moet beantwoorden. Het parlement is verantwoordelijk voor de begroting.
Uw vraag over de timing valt een beetje samen met de vraag van de heer Parys. Wij hopen volgend jaar een resultaat te hebben. Zoals de heer Parys ook zei, hangen wij daarvoor wel gedeeltelijk af van de andere entiteiten binnen de Vlaamse overheid, maar ik heb tot nu toe nog geen signalen gekregen dat daar onwil zou zijn, wat ik eigenlijk ook niet verwacht. Ik hou vast aan de timing om dat zeker begin volgend jaar te doen.
Mijnheer Parys, in de eerste fase zullen de data nog niet raadpleegbaar zijn. Als daar vraag naar is, kunnen we het systeem wel eens komen toelichten in het parlement. Extra ideeën zijn trouwens altijd welkom. De eerste fase is eigenlijk nog een pilootproject en we moeten dan ook voorzichtig zijn dat daar niet onmiddellijk conclusies aan verbonden worden die misschien niet altijd correct zijn. In de tweede fase zou dat wel de bedoeling zijn.
Hoe dat systematisch zal worden aangevuld, is een meer technische vraag. Eenmaal we daarmee naar het parlement komen, kunnen we ook verder uitdiepen hoe dat technisch in zijn werk gaat.
Mijnheer Van Peteghem, het is wel degelijk zo dat we voortbouwen op het werk dat al gebeurd is in het verleden. U vraagt me beter niet naar de technische details, het is vooral een softwaregegeven, een technisch ICT-gegeven, maar ik weet wel dat we daar vertrokken zijn met het project dat nu loopt, dat is dus zeker niet overbodig geweest. Het heeft wel een tijdje stilgelegen maar we werken daar nu aan verder.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, wat u zei, vond ik heel interessant en ik ben het er ook volledig mee eens. U kunt niet bepalen wat goed en slecht is, dat is inderdaad de taak van het parlement.
Als minister van Financiën bevindt u zich momenteel in een niet gemakkelijke positie. Uw drijfveer moet zijn: ‘never waste a good crisis’. U hebt drie ijzers in het vuur die daar heel belangrijk bij zijn. Het eerste is die subsidiedatabank. Het tweede zijn de spending reviews. We hebben het over politieke beslissingen, maar die spending reviews zorgen ervoor dat er een wetenschappelijke basis ligt aan de vraag wat al dan niet doelmatig is. We hebben het over de dienstencheques gehad in de vraag hoe daar politiek mee is omgesprongen. Dat was niet 100 procent zoals het zou moeten zijn, maar ik denk dat die spending reviews echt breed moeten worden toegepast binnen de hele Vlaamse overheid. Dat zal de komende jaren zorgen voor een mental shift, waarbij doelmatigheid wordt nagestreefd.
Het derde puzzelstukje – en dat is natuurlijk een klassieker – is het kerntakendebat. Wat zijn de primaire taken van een overheid? Waar moet een overheid nu echt voor zorgen en wat is allemaal ‘nice to have’? Ik heb niet de illusie dat dat volgende week tijdens de Septemberverklaring al zal gebeuren, maar ik denk wel dat deze crisis op zich een aanleiding kan zijn. We zien enerzijds hoe moeilijk mensen het in de zorg hebben gehad, hoe bedrijven bijna overkop zijn gegaan en anderzijds hoeveel taken de overheid daarnaast nog uitvoert die misschien niet superbelangrijk zijn. Indien u als minister van Financiën de komende jaren eindelijk dat kerntakendebat zou kunnen verwezenlijken, zou dat een enorme prestatie zijn en zou de geschiedenis zeer gunstig oordelen over uw termijn als minister van Financiën.
De vraag om uitleg is afgehandeld.