Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, we zoeken allemaal naar manieren om de participatie van jongeren aan het beleid te versterken en kwalitatief te verbeteren. Het is geen geheim dat daar lokaal naar wordt gezocht en dat het niet altijd gemakkelijk is om dat te bewerkstelligen. De jeugdraad is de enig overgebleven decretaal verplichte adviesraad op lokaal niveau. Daarvan bestaan heel veel goede voorbeelden, en jammer genoeg ook wel wat minder goede voorbeelden. In een rapport van Bataljong lezen we dat die jeugdraden in heel wat gemeentes toch steeds meer onder druk komen te staan. Dat heeft voor een stuk te maken met de interesse of de aanloop naar zo’n jeugdraad. Soms is dat ook – we moeten daar eerlijk in zijn – omdat een lokaal bestuur daar iets minder aandacht voor heeft.
Recent waren we in de Koepelzaal aanwezig toen kinderen en jongeren er getuigden over hoe zij de coronacrisis hebben ervaren. Iedereen herinnert zich dat nog. Ook in het Grote Buitenspeelonderzoek hebben we gelezen dat inspraak voor kinderen en jongeren van immens belang is. Het is zeer belangrijk dat naar hun stem wordt geluisterd.
Minister, ik heb dus enkele vragen. Hebt u enig zicht op het aantal gemeentelijke jeugdraden waar er moeilijkheden zijn? Kan dat specifiek worden gemaakt, zodat er dus ook specifiek beleid voor kan worden gevoerd? Zijn er in het algemeen signalen dat de participatie van jongeren verslechtert? Op welke manier kan een lokaal bestuur die gemeentelijke jeugdraad dan beter ondersteunen? Wat zijn de best practices? Is er een gouden tip wat dat betreft? Is er reeds overleg gepleegd met Bataljong inzake regionale uitwisseling, campagnes, vormingsdagen? Ik neem aan van wel. Hoe verliepen die momenten? Zult u lokale besturen verder inspireren om gemeentelijke jeugdraden ook innovatiever in te zetten in het beleid? Hoe staat u tegenover de vraag vanuit Bataljong naar een koepelwerking voor jeugdraden? Plant u nog andere initiatieven met betrekking tot de werking van de jeugdraden?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Coenegrachts, dank u wel voor de vragen. Ik zal uw eerste twee vragen samen nemen. Het klopt dat de lokale jeugdraden vandaag worden uitgedaagd om zich aan te passen aan een vernieuwde beleidscontext. Dat lukt in de ene gemeente al vlotter dan in de andere. Afgelopen zomer, nog maar enkele weken terug, ging ik samen met Bataljong op bezoek bij enkele lokale besturen om er in dialoog te gaan met de lokale ambtenaren en leden van de jeugdraad. Ik kon er wel vaststellen dat steden en gemeenten ervoor openstaan om beleidsparticipatie van kinderen en jongeren op een zo goed mogelijke manier vorm te geven. Ik heb het al vaak gezegd: het is lokaal dat de jeugdsector zich ontwikkelt. Het is ook lokaal dat er zo goed mogelijk vorm wordt gegeven aan participatie van kinderen en jongeren.
Collega’s, de lokale jeugdraad is en blijft een belangrijke actor in het vorm geven aan beleidsparticipatie van kinderen en jongeren. Die kan de motor zijn om in nauwe samenwerking met het bestuur op zoek te gaan naar vernieuwde methodieken die de participatie van kinderen en jongeren stimuleren. Ik roep lokale besturen dan ook op om hier blijvend op in te zetten en lokale jeugdraden te erkennen in hun rol.
De komende maanden zullen we dat ook verder bekijken. We zullen een soort ‘foto’ maken van de werking van de jeugdraden. Ik kan daarvoor een beroep doen op twee belangrijke instrumenten. Het eerste is de tweemeting inzake het lokaal jeugdbeleid. We hebben het daarover al diverse keren gehad hier. Ik herinner me diverse vragen van collega Rombouts ter zake. Dat onderzoek werd reeds opgestart. Het is een vervolg op de nulmeting uit 2014 en de eenmeting uit 2016.
Bedoeling van het onderzoek is na te gaan op welke wijze de lokale besturen hun jeugdwerkbeleid vormgeven en wie de relevante actoren zijn. Er wordt hierbij ook expliciet ingegaan op de participatie-instrumenten voor kinderen en jongeren.
Daarnaast wordt in 2021 een nieuwe bevraging van de vrijetijdsmonitor opgestart, waarbij gevraagd wordt naar de bestaande beleidsinstrumenten voor het voeren van een lokaal jeugdbeleid.
Dan was er de vraag over het overleg met Bataljong. Vanuit hun bijzondere opdracht zoals opgenomen in het decreet Vernieuwd Jeugd- en Kinderrechtenbeleid, is Bataljong uiteraard een belangrijke partner in het vormgeven van lokaal en breed jeugdbeleid. Een goede samenwerking zowel met mijn kabinet als met mijn administratie, is daarbij zeer belangrijk. De zaken waarnaar u concreet verwijst, vinden momenteel plaats in de huidige beheersovereenkomst van Bataljong en betreft dus hun regulier beleid. Via de voortgangsrapportage blijf ik op de hoogte van de uitvoering hiervan. Zoals u weet, sluit ik binnenkort een nieuwe beleidsnota af met alle bovenbouworganisaties. Dit zal opnieuw aanleiding geven tot een gesprek met hen.
De afgelopen weken en maanden vond het contact dat ik met hen had voornamelijk plaats in het kader van de COVID-19-crisis. Ze waren een actieve partner in het sectoroverleg dat ik organiseer met het oog op de zomerkampen en nu ook het volledige werkjaar. De coronacontext heeft ook impact gehad op een aantal vooropgestelde initiatieven. Zo kon onder meer Jongtourage, de vormingsdag van Bataljong voor jeugdraders en jeugdschepenen, niet plaatsvinden. In plaats daarvan wordt een digitaal festival van de jeugdparticipatie georganiseerd, verspreid over vier dagen.
Dan de vraag over de lokale besturen. Zoals u weet, zal ik voor 1 januari 2021 een beslissing nemen over het toekennen van structurele werkingsmiddelen aan de bovenbouworganisaties voor de periode 2021-2025. Net zoals met de vier andere spelers zal ik na mijn beslissing in dialoog gaan met de organisaties. De rol die Bataljong kan invullen ten aanzien van lokale jeugdraden, zal ook daar een plaats krijgen, daar kunt u op rekenen.
Aangezien de procedure voor toekenning voor structurele werkingsmiddelen voor de komende vijf jaar momenteel nog loopt, zal ik nog geen uitspraak doen over de vraag van Bataljong naar een koepelwerking voor jeugdraden.
U peilt nog naar bijkomende initiatieven. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op de eerste vraag, waarbij ik uitkijk naar de resultaten van de tweemeting.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Jeugdraden zijn heel belangrijk en het is goed dat we die blijven verankeren en ondersteunen, maar we moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat de jeugdraden op zich geen doel worden. Het is de participatie van jongeren aan het beleid dat het doel is. Wij kunnen daarin nog veel innoveren, lokale besturen kunnen daarin nog veel innoveren. Je hoeft niet altijd met acht jongeren rond de tafel in de kelder van het gemeentehuis te vergaderen om jezelf ‘jeugdraad’ te noemen. Misschien zijn er ook digitale innovaties waarover we moeten nadenken. Misschien kunnen we ze meer en directer betrekken bij bepaalde beslissingen via een digitaal platform dat wij aanbieden, maar waarin elke gemeente zijn eigen accenten kan leggen. We moeten daar in de toekomst over nadenken om gemakkelijker in hun leefwereld binnen te komen.
Voorts vond ik uw antwoord zeer volledig, waarvoor dank.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, alles komt terug, blijkbaar. Ik was tien jaar geleden zelf nog voorzitter van onze plaatselijke jeugdraad en toen bestond een dergelijke koepelorganisatie. Ik weet niet of sommige collega's zich nog Karuur herinneren. Die organisatie is in 2014 gefusioneerd met de toenmalige Vereniging Vlaamse Jeugddiensten (VVJ) en draagt vandaag intussen de naam Bataljong, een organisatie waarover we allemaal tevreden zijn. Het is natuurlijk opvallend dat we zes jaar later hetzelfde debat voeren en ons de vraag stellen of er geen koepelorganisatie moet komen voor de jeugdraden.
Het is goed dat we dat debat voeren, omdat de rol van de jeugdraden een belangrijke rol is. Ik ben het eens met de heer Coenegrachts in de zin dat het natuurlijk niet alleen jeugdraden zijn die garant staan voor participatie en meer betrokkenheid van kinderen en jongeren bij het beleid, maar vaak hangt het ene wel met het andere samen. In mijn ervaring is een zeer actieve en hedendaagse jeugdraad ook een garantie om ervoor te zorgen dat er bredere betrokkenheid is van kinderen en jongeren. Ik heb zelf in mijn periode als schepen van Jeugd twee jaar geleden nog een speelbegroting gemaakt, een participatieve burgerbegroting met enkel kinderen en jongeren. Dit werd niet getrokken door de jeugddienst of de schepen van Jeugd, maar door de jeugdraad zelf. Het ene kan dus wel degelijk het andere versterken. We moeten ervoor zorgen dat die innovatieve vormen ook een plaats krijgen. Als je een goedwerkende, slagkrachtige jeugdraad hebt, dan bouwt het ene verder op het andere.
Minister, alles komt terug. Ik wil ook de link leggen – u verwijst er zelf ook naar, maar ik wil het niet op de spits drijven vandaag – naar de budgettaire uitdaging bij Bataljong. Eind vorig jaar was er ontgoocheling toen de meerjarenbegroting aangekondigd werd en bleek dat Bataljong, net als vele andere bovenbouworganisaties, door de keuzes van de Vlaamse Regering een beetje moest inbinden, niet voor het eerst maar verder bouwend op een aantal eerdere besparingen. Ik dring er dan ook nog eens op aan dat u in de komende maanden met open oren luistert naar de vragen van Bataljong. Als zij die rol van een koepelorganisatie voor jeugdraden in de toekomst beter waar willen maken, dan zullen zij daar de middelen en voorzieningen voor moeten krijgen. Als Vlaamse overheid moeten we daarin onze verantwoordelijkheid nemen. Zij en ook wij rekenen op u.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de heer Vaneeckhout. Ik zou het ook een beetje vreemd vinden om nu voor een nieuwe koepel van jeugdraden te gaan omdat dit oorspronkelijk mee in het takenpakket van Bataljong zit. Ik sluit me uiteraard aan bij de oproep om Bataljong daar dan ook voldoende middelen voor te geven om het op een goede manier te kunnen blijven doen. Ze hebben veel taken en daar moet de juiste financiering tegenover staan.
Minister, u zei op een bepaald moment dat de lokale besturen openstaan voor beleidsparticpatie van jongeren. Ik heb zelf ook heel wat vertrouwen in onze lokale besturen, maar we moeten ook eerlijk zijn: er zijn plaatsen waar het beter loopt en plaatsen waar het minder goed loopt. Er zijn plaatsen in Vlaanderen waar men niet zo hard staat te springen voor participatie. Dat gaat trouwens breder dan enkel de jeugdsector. Dat is iets dat we in de gaten moeten blijven houden, ook vanuit het Vlaamse niveau.
Het onderzoek waarnaar u verwijst, zal zeer interessant worden. Je merkt dat heel wat lokale besturen nog steeds zoekende zijn als gevolg van de veranderde context. Vroeger was er het jeugdbeleidsplan. Voortaan werken ze met een beleids- en beheerscyclus. Dat is nu wel al de tweede legislatuur, maar ik merk dat heel wat lokale besturen – niet alleen in de jeugdsector – zoekende zijn hoe ze de participatie op een goede manier kunnen blijven vervullen. Ze hebben niet meer de kapstok van dat jeugdbeleidsplan of het sportbeleidsplan. Het is een andere situatie geworden.
Ik wil me aansluiten bij de heer Coenegrachts dat er heel grote uitdagingen met betrekking tot de jeugdraden zijn. Die zullen zich op heel veel plaatsen moeten heruitvinden. Ik weet uit ervaring dat dit niet zo gemakkelijk is. Heel veel steden en gemeenten zouden heel erg blij zijn als iemand met de gouden sleutel kwam om van de jeugdraad iets te maken dat breder gaat dan een verzameling van vertegenwoordigingen uit het jeugdwerk. We hebben daar in Turnhout in elk geval inspanningen voor geleverd, maar zien toch weer dat heel vaak vooral vertegenwoordigers vanuit het jeugdwerk daarnaartoe komen. Dat is op zich natuurlijk waardevol, maar voor een goede jeugdraad en participatie aan een breder jeugdbeleid moeten er ook andere jongeren betrokken worden. Dat is iets waar men op heel veel plaatsen in Vlaanderen zoekende naar is. Daarom is het belangrijk dat de Vlaamse overheid lokale besturen blijft ondersteunen in die zoektocht en dat er veel best practices worden gedeeld.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij de vraag, omdat het een thema is dat mij al enkele jaren bezighoudt, ook hier in het Vlaams Parlement. In de vorige legislatuur heb ik de toenmalige minister, Sven Gatz, ondervraagd over de stand van zaken rond participatie, omdat wij met het afschaffen van de jeugdbeleidsplannen inderdaad reeds de bezorgdheid hebben geuit rond die aparte participatie voor kinderen en jongeren. Want het vereist toch een aparte expertise en aanpak om jongeren te betrekken bij het beleid.
Daarom zijn de jeugdraden ook als verplicht instrument opgenomen in decreten, als enige, niet met het doel dat ze als raad op zich moeten staan, maar om heel duidelijk te zeggen dat participatie van kinderen en jongeren belangrijk is. Ik vind het een beetje gek dat de jeugdraad an sich aanzien wordt als een doel. Niemand zegt dat een jeugdraad moet bestaan uit acht jongeren in een kelder. Dat staat op geen enkele manier omschreven. De creativiteit om dat digitaal te doen, de creativiteit om niet-georganiseerde kinderen en jongeren via verschillende scholen te betrekken, in samenwerking met het jeugdwerk … het staat lokale besturen vrij om hun creativiteit te laten zegevieren wat betreft die organisatie, de manier waarop dat gebeurt. En ik moet vaststellen dat Bataljong daar toch een heel belangrijke rol in opneemt en creativiteit en good practices mee verspreidt.
Maar het is natuurlijk wel een uitdaging. We moeten vaststellen – en dat heb ik in de laatste vraag die ik aan minister Gatz gesteld heb en ook in de eerste vraag die ik u gesteld heb, minister, mee aangegeven – dat die participatie inderdaad wel naar beneden gaat. Het is dus wel een permanent aandachtspunt en ik ben blij, minister, dat u duidelijk aangeeft dat u de tweemeting ook gaat opnemen. Dat kunnen we alleen maar als heel positief ervaren. Ik ben uiteraard heel benieuwd naar de resultaten. Ik hoop ook wel, ik ben er zeker van, dat de vergelijkbaarheid van de tweede meting ten aanzien van de eerste meting meegenomen wordt. Zo niet, wordt het moeilijk om evoluties vaststellen. Ik hoop dus dat dat zeker meegenomen wordt en ik ga ervan uit dat het debat zal worden voortgezet. Maar ik voel eensgezindheid binnen deze commissie om van participatie binnen steden en gemeenten een zaak te maken.
Tot slot zou ik ook nog heel even willen aansluiten.
Minister, ik bevroeg eerder al het probleem van het vinden van geëngageerde jongeren voor jeugdraden. U gaf toen aan dat dat wegens het gebrek aan cijfers mee opgenomen zou worden in de tweemeting. Ik wilde nu net voorstellen om ook deze vragen die collega Coenegrachts aanhaalt, op te nemen in de tweemeting, maar, als ik het goed begrepen heb, is die ondertussen al gelanceerd. Ze zou dit najaar gestart worden, maar dat is dus al gebeurd. Ik wilde heel even navragen of ik dat wel juist begrepen had. Is die al onderweg?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Perdaens en andere collega's, bedankt voor de bijkomende vragen hieromtrent.
Collega Perdaens, wat u zegt klopt. Dat werk is aangevat.
Collega Vaneeckhout, u weet dat ik zeer gevoelig ben voor uw constructieve opmerkingen, maar wat het budgettaire betreft, moet ik wel altijd de puntjes op de i zetten en ook hier wil ik dat toch even doen. We hebben in het begin een beperkte besparing doorgevoerd op de middelen van Bataljong, een besparing ten belope van 30.000 euro, van 589.000 naar 559.000 euro, maar we hebben ook projectsubsidies toegekend aan Bataljong, ten belope van 42.000 euro dit jaar, specifiek trouwens – en vandaar is het relevant om dat op te merken op dit moment – in het kader van participatie en innovatieve wijzen om participatie tot stand te brengen. Er is meer bepaald aan Bataljong gevraagd om systemen van hackathons te ontwikkelen, samen met de lokale besturen. Bataljong heeft daarvoor dit jaar een bedrag van 42.000 euro gekregen. Met andere woorden, dit jaar, mijn eerste werkjaar als minister, heeft Bataljong 12.000 euro extra gekregen: in plaats van 589.000 euro kreeg het dus 601.000 euro. Ik merk het maar even op.
Collega's, ik denk dat het debat hier aantoont dat we allemaal heel veel belang hechten aan participatie van jongeren en kinderen, bij ons in het Vlaams Parlement, binnen de Vlaamse overheid, maar vooral ook daar waar kinderen en jongeren actief zijn: op het lokale niveau. Het belang daarvan kan moeilijk overschat worden en dat is ook de reden waarom ik de afgelopen maanden verschillende keren rechtstreeks contact heb gehad met onze schepenen van Jeugd. Ik doe ook redelijk veel bezoeken om ze persoonlijk te ontmoeten en te kijken wat er leeft in de gemeenten. Participatie van jongeren is daarbij altijd een belangrijk aandachtspunt.
Het is goed om vast te stellen dat er hier een grote consensus is over twee elementen. Ten eerste hebben de jeugdraden nog altijd een belangrijke centrale rol te spelen om vorm te geven aan die participatie op het lokale niveau. Ten tweede moeten we, zeker op momenten waarop we steeds meer digitaal werken – en dat komt ook vaak ter sprake binnen deze commissie wanneer we het hebben over Media –, nadenken over nieuwe methodieken om kinderen en jongeren te bereiken en te betrekken bij het beleid. Jeugdraden kunnen ook daar een zeer progressieve en zeer vooruitstrevende rol spelen. Ze zijn een klassiek instrument, maar ze kunnen ook aan de voorgrond staan van nieuwe methodieken. Ik kijk ook uit naar de wijze waarop onze driehonderd Vlaamse gemeenten en onze negentien Brusselse gemeenten dat de komende jaren verder zullen ontwikkelen. In het kader van de tweemeting zullen we dat ook nog eens opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.