Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Pieters heeft het woord.
Op 13 juni is de publieksraadpleging gesloten over een voorstel voor geologische of ondergrondse eindberging van hoogradioactief afval op het Belgische grondgebied. Het voorstel doorloopt samen met een bijhorend milieueffectenrapport, een wettelijke procedure die naast de raadpleging van het publiek ook het advies van verschillende officiële instanties vereist. Daaronder bevinden zich ook de gewestelijke overheden.
Het raakte bekend dat het advies van het Waalse Gewest zeer kritisch was en het heeft het over een aanzienlijk aantal tekortkomingen.
Wat was het advies dat vanuit de Vlaamse Regering werd gegeven? Werd er een voorkeur voor een bepaalde vorm van berging uitgesproken?
Werden er ook alternatieven naar voren geschoven voor de berging van hoogradioactief afval?
Hoe staat de Vlaamse overheid ten aanzien van een gedeelde opslagoplossing met een of meerdere landen? Werd hierover iets vermeld in het advies van het Vlaamse Gewest?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, ik denk dat ik eerder een schriftelijke vraag van u heb beantwoord. Ik zal daar nog de hoofdlijnen uit terug halen.
Het milieueffectrapport (MER) over de beleidskeuze over het beheer op lange termijn van hoogradioactief en/of langlevend afval werd door het Departement Omgeving overgemaakt aan de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen (NIRAS). Het advies is kritisch en geeft een aanzienlijk aantal tekortkomingen aan.
Het advies bevat enerzijds enkele fundamentele algemene opmerkingen en anderzijds belangrijke specifieke inhoudelijke technische opmerkingen.
Een eerste algemene bedenking betreft de filosofie van een ex-ante evaluatie. Het Plan-MER beoogt milieuaspecten te beoordelen, maar er worden in deze fase amper inhoudelijke elementen meegedeeld, waardoor er geen volledige beoordeling mogelijk is. Er wordt geen overzicht gegeven van de stand van zaken van de kennis over de Belgische situatie na veertig jaar onderzoek. Algemene uitspraken worden niet of amper gestaafd met referenties en inhoudelijke argumentering. Een MER veronderstelt niet dat gezegd wordt dat men het weet, maar wat men weet en hoe men kan aantonen dat de risico’s beheerst kunnen worden. Zonder in detail te gaan over en een keuze te maken tussen gastformaties moet het mogelijk zijn om de algemene criteria te verduidelijken waaraan een gastformatie moet voldoen om geschikt te zijn voor berging, maar die ontbreken in het rapport. Het is bovendien niet duidelijk of in de volgende stappen, wanneer de nodige aspecten wel invulling krijgen, opnieuw inspraak mogelijk zal zijn.
De Vlaamse overheid formuleerde verder inhoudelijke opmerkingen over de volgende punten: het onvoldoende uitgewerkt zijn van de geschiktheidscriteria van een gastformatie, zoals diepte en dikte, natuurlijke invloeden, drinkwatervoorraden en ander gebruik van de ondergrond; onvoldoende aandacht voor seismiciteit, de rol van breuken en niet-natuurlijke gebeurtenissen die allen zeer belangrijk zijn voor de robuustheid, een kenmerk dat voor de drie types van gastformaties niet wordt vergeleken; grote risico’s bij het concept van berging in diepe boorgaten; het ontbreken van een degelijke risicoanalyse voor milieueffecten na sluiting; het ontbreken van een uitgewerkte monitoring na het sluiten van de installatie; de stelling dat de demonstratie van de veiligheid op lange termijn ‘haalbaar’ is; het ontbreken van flexibiliteit qua aanpassing van het concept aan voortschrijdend inzicht; de noodzaak van informatieoverdracht naar toekomstige generaties; het ontbreken van het concept van duurzaam gebruik van bodemmaterialen bij grondverzet; tijdelijke constructies aan de bovengrond en ten slotte de bescherming van grondwater.
Vlaanderen formuleerde dus veel inhoudelijke opmerkingen.
U vroeg of er ook alternatieven naar voren werden geschoven. De Vlaamse overheid heeft aangegeven dat zich een diepgaander locatiealternatievenonderzoek opdringt naar aanleiding van al die inhoudelijke opmerkingen.
U vroeg hoe de Vlaamse overheid staat ten aanzien van een gedeelde opslagoplossing met een of meerdere landen. Er werd in het advies van de Vlaamse overheid opgemerkt dat het ontwerpplan het langetermijnbeheer van het radioactieve afval strikt aflijnt, namelijk “een systeem van geologische berging op Belgisch grondgebied”. Met die bepaling worden flexibiliteit over het te nemen pad dankzij voortschrijdend inzicht, maar bijvoorbeeld ook innovatie in de toekomst, en gedeelde oplossingen in een multinationale context uitgesloten. Doorheen het plan wordt de geologische berging consequent verdedigd en wordt gesteld dat toekomstige innovaties en inzichten niet nopen tot het aanpassen van het te volgen pad. Eén passage laat echter wel een opening toe, via de formulering “een aanpasbaar karakter”. Het is evenwel niet duidelijk of die flexibiliteit louter kan binnen de gekozen beheersoplossing, dus de geologische berging op Belgisch grondgebied, of dat die ook breder kan zijn.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Ik ben er zeer tevreden mee. Ik verwijs echter naar de seismische activiteit, waarover u het ook had in het antwoord dat u gaf in verband met dit rapport, en ook naar het geothermieonderzoek in dezelfde omgeving. Hoe staat u daartegenover? Een andere berging dan de ondergrondse geeft immers natuurlijk wel de mogelijkheid om, met dat voortschrijdend inzicht waarnaar u verwees, dat hoogradioactief afval verder te kunnen verwerken wanneer de technologie daartoe in staat is.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, heel erg bedankt voor het antwoord. Collega Pieters, dank voor de vraag. Er zijn heel wat inhoudelijke bezorgdheden. Ik ben blij dat de Vlaamse overheid die ook in het advies meenam. Ik had nog een vraag. In het ontwerp gaat het blijkbaar enkel over een systeem van geologische berging op Belgisch grondgebied en sluit dat een multinationale context uit. Schoof de Vlaamse overheid in haar advies ook nog onderzoek naar andere alternatieven naar voren, of werd er enkel op het huidige plan beoordeeld?
De heer Danen heeft het woord.
Ik vind dit een beetje een vreemde vraag: de ene liefhebber van het nucleaire vraagt aan de andere wat er moet gebeuren met het afval dat blijkbaar vrijkomt als men een nucleaire installatie laat draaien. Ik vind het ook bijzonder vreemd vast te stellen dat na veertig jaar onderzoek de oplossing blijkbaar is dat men een gat graaft en daar al dat afval ingooit. Tegelijk ben ik natuurlijk wel blij met het voortschrijdend inzicht: men stelt blijkbaar vast dat we nog lang niet zo ver zijn, de minister dringt aan op bijkomend onderzoek. We moeten ons misschien ook wat aligneren met Nederland, bijvoorbeeld. Daar heeft men geoordeeld onvoldoende informatie te hebben om te kunnen beslissen. Men zal wat wachten en tussentijds zullen er misschien nieuwe of andere oplossingen komen. Daarmee wil ik ook zeggen dat we zo snel als dat kan af moeten van dat nucleaire, omdat we zien dat dat afval echt wel een gigantisch probleem is, waarvoor we geen oplossing hebben.
Minister Demir heeft het woord.
Ik denk dat de Vlaamse overheid dat zeer nauwkeurig heeft onderzocht. Mijn kabinet heeft dat ook mee opgevolgd. Er zijn heel veel terechte bedenkingen bij het advies.
We hebben dat nu opgestuurd naar het federale niveau en we zullen zien wat het federale niveau hierover oordeelt. Ik heb vernomen dat onze Waalse vrienden ook in dezelfde zin hadden gereageerd als Vlaanderen, dus ik weet niet wat het federale niveau zal doen.
Voor alle duidelijkheid: ik ben er echt wel van overtuigd dat hier een innovatieve doorbraak voor moet komen. Wij zijn aan het kijken naar onze buurlanden, maar ook in Nederland kiest men voor de komende honderd jaar nog voor bovengrondse opslag. Dat gaat er bij mij niet in. Ik wil me er niet op vastpinnen, maar ik vind wel dat we alles op alles moeten zetten om met nieuwe innovatieve technieken tot een oplossing te komen. Ik wil ook nog benadrukken dat Luxemburg en ook Noord-Brabant een negatief advies gegeven hebben. Onze buurlanden en ook Wallonië adviseren dus in dezelfde zin als Vlaanderen.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, nogmaals bedankt voor uw antwoorden.
Mijnheer Danen, als we voor kernenergie zijn, is het logisch, denk ik, dat we ook bezorgd zijn om de oplossingen waarmee gewerkt wordt en dat we daar onze verantwoordelijkheid in willen opnemen.
Minister, ook al ligt de bevoegdheid op het federale niveau, toch is het aan Vlaanderen om duidelijk te maken wie over de Vlaamse ondergrond de finale uitspraak zal en kan nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.