Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het ondersteunen van personen met een handicap en hun families bij een eventuele volgende golf van COVID-19
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, collega’s, vorige week verscheen het Unia-rapport ‘COVID en mensenrechten: Impact op personen met een handicap en hun naasten’. Unia bevroeg daarvoor 502 personen met een handicap over de impact van het coronavirus op hun leven de jongste maanden. We hebben daar in deze commissie, maar ook in de plenaire vergadering al meerdere keren discussies over gehad. Op zich is dit een zeer interessante studie.
Niet helemaal verrassend is dat de impact op het leven van die mensen bijzonder significant is geweest. Zo is er onder meer sprake van uitgestelde zorg, van een problematische toegang tot winkels, tot de openbare ruimte en ook tot informatie. Er is echter ook sprake van een enorme eenzaamheid, van gevoelens van gevangen zitten, en de indruk dat men tijdens deze crisis eigenlijk gewoon is vergeten. Ook dat is wellicht geen verrassing.
De bevraagde mensen verwachten meer mogelijkheden tot sociaal contact, en meer mogelijkheden tot bezoek voor wie in een voorziening verblijft. U herinnert zich dat de keuze moest worden gemaakt tussen thuis of in een voorziening verblijven. Ook verwachten ze een betere opvolging van de situatie waarin ze zich bevinden. In de aanbevelingen werd ook nog eens een specifieke aanbeveling toegevoegd, namelijk die van structurele betrokkenheid bij de besluitvorming. Personen met een handicap voelden zich tijdens deze crisis immers vaak het lijdend voorwerp van heel veel maatregelen en beslissingen die over hun hoofden heen werden genomen. Een aantal mensen gaven aan dat dat hen echt frustreerde.
Unia onderbouwt die aanbeveling onder meer op basis van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Specifiek gaat het over het recht op redelijke aanpassingen, dat ook in crisistijden uiteraard van toepassing zou moeten blijven. Het moet bijgevolg mogelijk zijn om in handicapspecifieke situaties uitzonderingen op de algemene regel te verkrijgen net om die disproportionele impact van de handicapsituatie te ondervangen.
Minister, hebt u kennis kunnen nemen van dat rapport? Beaamt u dat er meer nood is aan structurele betrokkenheid van personen met een handicap bij de besluitvorming in Vlaanderen over de vraag welke versoepelingen en zorg mogelijk zijn in zo’n crisisperiode? Welke maatregelen zult u nemen om ook op korte termijn tegemoet te komen aan de concrete pijnpunten aangehaald in het rapport, bijvoorbeeld het punt van contact met dierbaren?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik heb eenzelfde vraag als collega Anaf over het Uniarapport. Het is zo dat er 502 personen met een handicap werden bevraagd, maar ook 363 familieleden. Uit de enquête bleek dat personen met een handicap heel veel klachten hebben, dat hun levenskwaliteit tijdens de lockdown echt is afgenomen. Ze hebben heel veel klachten over hun relationele leven, hun leefomstandigheden, de toegang tot de gezondheidszorg en de nog grotere moeilijkheden om bijvoorbeeld naar de winkel te gaan of te gaan wandelen.
Ik zal de uitleg die collega Anaf heeft gegeven, niet herhalen, want die was ongeveer dezelfde. Ik kom dus tot mijn vragen. Minister, ik had graag van u vernomen hoe u een eventuele volgende golf aan het voorbereiden bent. Wordt bekeken welke ondersteuning kan blijven doorgaan, zoals hulp in het huishouden of dagopvang? Nu was die hulp stopgezet. Wordt ook bekeken hoe de zorg voor personen met een handicap, bijvoorbeeld kinesitherapie, op een veilige manier kan blijven doorlopen? Is er genoeg materiaal en een distributienetwerk om gezinnen te voorzien ? Kunnen families ook een beroep doen op psychologische ondersteuning indien we te maken hebben met een tweede golf?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik ben in kennis gesteld van dit rapport van Unia. Ik deel de door u geuite bezorgdheden. Ik merk op dat ook het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) een enquête opzette naar de impact van COVID-19 op de concrete levenssituatie van personen met een handicap in deze coronatijden. Met die bevraging bereiken we ook een ander publiek dan de deelnemers aan de bevraging van Unia.
Naast de taskforce waarin het te voeren coronabeleid binnen het brede domein Welzijn wordt opgevolgd en uitgestippeld, werd er ook een aparte Taskforce Kwetsbare Gezinnen opgericht, waarin alleen maar niet-gouvernementele organisaties aanwezig waren, net om de door u bedoelde structurele betrokkenheid in deze coronatijden te kunnen verzekeren. Daarnaast heeft het VAPH, toen duidelijk werd dat de crisis toch een aanzienlijke tijd zou aanhouden, een bijkomend overleg geïnitieerd, waarin wekelijks vertegenwoordigers van voorzieningen, gebruikersorganisaties en bijstandsorganisaties de toestand samen opvolgden. Bij de eerste richtlijnen was er niet de tijd en de mogelijkheid om uitgebreid advies in te winnen, maar na de installatie van de projectgroep richtlijnen in de schoot van de taskforce heeft het VAPH bij de opmaak van de richtlijnen een vertegenwoordiging van de gebruikers betrokken. Die betrokkenheid zal worden voortgezet. Binnen het VAPH hebben we ook de cultuur om steeds de gebruikersvertegenwoordiging mee te nemen in de besluitvorming.
We moeten ons er bewust van zijn dat de situatie in vergelijking met het begin van de crisis gelukkig is geëvolueerd. De stringente maatregelen die toen werden genomen, moeten ook in dat licht worden bekeken.
Het relatief beperkte aantal overlijdens in de sector voor personen met een handicap toont dat die aanpak op dat vlak geloond heeft. In de richtlijnen die nu gelden, worden voorzieningen ertoe aangezet om maximaal te streven naar het nieuwe normaal. Zo werd de bezoekregeling in de voorzieningen die door het VAPH vergund zijn, al bijgesteld in functie van de evolutie van de crisis. Het is aan de individuele voorzieningen om op basis van de algemene richtlijnen een specifiek onthaalbeleid uit te stippelen en te communiceren, dat beantwoordt aan de eigenheid van elke voorziening. Samen met de andere agentschappen tekent het VAPH nu de scenario’s uit om gevat te reageren op een eventuele nieuwe golf. Daarin zal maximaal vermeden worden dat contact tussen personen met een handicap en hun dierbaren weer voor lange tijd verstoord wordt. Doordat er meer materiaal voorhanden is, zal ernaar gestreefd worden om de ondersteuning maximaal te laten verlopen.
Binnen de taskforce wordt in onderscheiden werkgroepen het beleid uitgestippeld in functie van de huidige sanitaire crisis. Op basis van de actuele ontwikkelingen worden de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de dagelijkse zorg en ondersteuning gecommuniceerd, en dat zowel naar de vergunde zorgaanbieders als naar het cliënteel.
We moeten er ons toch van bewust zijn dat de situatie in vergelijking met het begin van de crisis gelukkig sterk geëvolueerd is. In de richtlijnen die nu gelden, worden voorzieningen ertoe aangezet om maximaal te streven naar het nieuwe normaal. In de scenario’s die nu uitgetekend worden, zal ernaar gestreefd worden om de ondersteuning maximaal te laten doorlopen, ook wat de behandeling betreft. Ook de mogelijkheid en de wenselijkheid van het hernemen van behandelingen, zoals kine, worden in het kader van die voorbereiding in ogenschouw genomen. Door het feit dat er nu meer beschermingsmateriaal ter beschikking is, zal het ook mogelijk zijn om dat op een veilige manier te laten verlopen.
Binnen de taskforce is er ook een werkgroep die zich toelegt op de terbeschikkingstelling van materiaal. Dankzij intersectorale afspraken kon er sneller geschakeld worden tussen noden en bestellingen. Er werden ook afspraken gemaakt in verband met de verdeling. Alleen de vergunde zorgaanbieders beschikken over voldoende beschermingsmateriaal. Het VAPH volgde dat op via zelfrapportage bij de zorgaanbieders. Chirurgische mondneusmaskers werden ook voor de zomer bedeeld vanuit de Vlaamse overheid. De aanvraagprocedure voor bijkomend materiaal bij besmettingen via Het Facilitair Bedrijf is bijna klaar. Het perspectief dat Het Facilitair Bedrijf actief blijft tot eind dit jaar, werd in de taskforce van 8 juli bevestigd.
Cliënten kunnen voor psychosociale ondersteuning blijvend een beroep doen op het dienstverleningsaanbod van de voorziening waar zij hun zorg en ondersteuning regulier onttrekken. De betreffende voorziening kan daartoe gebruikmaken van de geëigende dienstverleningsvormen of kan overgaan tot telefonische, online of andere modi van dienstverlening. Daarnaast is ook andere individuele ondersteuning, buiten het VAPH, voor die families toegankelijk. Zo werd binnen de werkgroep psychosociaal welzijn van de taskforce werk gemaakt van een bredere bekendmaking van extern aanbod van laagdrempelige ondersteuning van Tele-Onthaal, het CAW en de ziekenfondsen. Het VAPH verspreidde die informatie aan de door hen erkende en vergunde diensten en zorgaanbieders. Ook bijvoorbeeld het aanbod van de eerstelijnspsycholoog, die instaat voor laagdrempelige psychologische ondersteuning, is voor de families toegankelijk.
De heer Anaf heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide antwoord, minister. Alleen zitten daar voor een heel aantal mensen die zich nu wat aan hun lot overgelaten voelen, niet echt heel veel dingen in die op korte termijn zouden kunnen veranderen. Dat maakt mij toch bezorgd. We hebben die discussie al vaker gehad. Inderdaad, gelukkig zijn er een aantal dingen veranderd, waardoor er meer zou moeten kunnen voor die mensen, maar in de realiteit zijn er nog steeds mensen die verstoken blijven van zorg en die heel weinig sociaal contact hebben.
U hebt gisteren blijkbaar ook goed gekeken. Ook de experts gaven aan dat het eigenlijk bijna schandalig was dat een aantal mensen niet hetzelfde kunnen doen, niet dezelfde bubbels kunnen genieten, niet hetzelfde sociale leven kunnen opbouwen, omdat ze nu eenmaal een handicap hebben. Marc Van Ranst en Erika Vlieghe gaven dat ook aan. Erika Vlieghe zei op een bepaald moment: “De remedie mag niet erger zijn dan de kwaal.” We moeten ons dat hier echt wel afvragen.
Er zit heel veel bij de voorzieningen, die beslissingen kunnen nemen. De vraag is of we daar niet ook wat druk kunnen zetten, zodat zeker degene waar geen besmettingen meer zijn, meer open staan om dat sociaal contact beter te faciliteren. Ik geloof dat het collega Parys was die gisteren inpikte op wat de experts zeiden en die vroeg of we niet met een systeem van kleurencodes kunnen werken om voorzieningen te labelen. Een voorziening zonder besmettingen zou dan een groene code kunnen krijgen. En je werkt ook nog met een rode code voor bijvoorbeeld de voorzieningen waar minstens 10 procent besmettingen zijn. En dan misschien een oranje code – alhoewel men nu blijkbaar aan het terugkomen is van zo’n oranje code. Als je zo’n label kunt geven aan een bepaalde voorziening, zet je misschien ook wat druk op die voorziening om zich meer in te spannen om een aantal versoepelingen mogelijk te maken. Het is een idee dat ik best wel interessant vond en dat zeker het onderzoeken waard is.
Ik was in mijn inleiding nog vergeten te zeggen dat uit het Uniarapport ook blijkt dat de mensen die bevraagd werden, heel positief waren over de mensen in de zorg. Er werd hun dus zeker niets verweten. Ik vond het wel belangrijk om dat ook nog eens aan te halen. Die mensen hebben blijkbaar een geweldige job gedaan de voorbije maanden. Dat mag ook wel eens onderstreept worden.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, minister. Ik was een beetje getriggerd om deze vraag te stellen, niet enkel door het Uniarapport, maar ook door een getuigenis die ik las op sociaal.net van een vrouw, die stelt: “Plots zat mijn dochter zonder ondersteuning, toch kwam de rekening.” Dat verhaal triggerde mij, omdat ik de vrouw in die situatie ken. Ze heeft een volwassen dochter die al lang zelfstandig woont en blijkbaar een stuk budget heeft om zorg in te kopen in een voorziening. Bij de lockdown kon ze niet meer rekenen op de dienstverlening vanuit een voorziening. Ook de dienstencheques werden gestopt. Er kon tijdens de lockdown niemand die zorg overnemen, behalve de moeder, die als mantelzorger fungeerde. Ik heb ook uw reactie op dat artikel gelezen, waarin u begrip had voor de situaties, maar waarbij u ook stelde dat mensen die niet akkoord gingen en vonden dat er gezondigd werd, ook een klacht konden indienen bij het VAPH. Hebt u weet van veel klachten?
We hebben het rapport van Unia, dat heel wat beleidsaanbevelingen geeft. Wordt Unia nu bij het VAPH betrokken? Wordt er samengewerkt om iets uit te werken? We hebben ook het rapport van de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Zij geven ook heel wat goede adviezen. Is dat ook een rapport dat gewoon bij u op uw bureau ligt? Of gaat u dat ook mee integreren en het VAPH adviseren om daar rekening mee te houden en er samen aan te werken?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, ik heb hier al heel wat terechte en interessante vragen gehoord van de collega's. Ik dank de minister ook voor zijn antwoord. Ik ga geen extra vragen stellen. Ik denk dat het veeleer een debat is voor in de ad-hoccommissie.
Wat heel duidelijk uit de enquête van Unia naar voren komt, is dat de mensen met een handicap en hun families zich tijdens de coronacrisis in de steek gelaten voelen. Het is niet één klacht, het zijn klachten van verschillende aard, over hun levenskwaliteit, over het relationele leven, de leefomstandigheden, de toegang tot de gezondheidszorg, de slechte toegang tot de overheidsdiensten. Vanuit onze fractie wil ik dan ook onze bezorgdheid delen over deze extra kwetsbare groep. Wij hopen dat zij ook een stem kunnen krijgen, mocht er een tweede golf uitbreken.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Het is heel belangrijk dat personen met een beperking hun stem kunnen laten horen. We hebben dat niet alleen gezien in het verslag van Unia, maar ook het VAPH doet allerlei onderzoeken, en ook het … (onverstaanbaar) … heeft een heel onderzoek gedaan. En daarin komt inderdaad van alles naar voren, maar ik zal daar nu ook niet een voor een op ingaan. Ik denk dat dat een belangrijk iets is dat we zeker in de ad-hoccommissie zullen moeten bespreken.
Wat collega De Martelaer zei en wat ik ook al aanhaalde in een eerdere vraag, is dat het persoonsvolgende systeem een beetje zoek was. De mensen voelen zich in de kou gezet. Ze hebben wel de volledige voucher moeten betalen, maar ze kregen geen hulp in huis. Dat is iets dat we zeker en vast moeten meenemen naar de ad-hoccommissie, minister. Want stel dat er nog een tweede golf zou komen, dan mogen we die mensen niet meer in de kou laten staan. We moeten hulp aan huis blijven bieden. De mensen moeten ook gewoon naar het dagcentrum, naar de mobiele ondersteuning of naar het multifunctioneel centrum (MFC) kunnen blijven gaan.
We zijn fier op dat persoonsvolgende systeem. We hebben nu een beetje gezien dat het niet zo persoonsvolgend was tijdens de coronatijd. Ik denk dat we dat vooral moeten meenemen. Dat is een bespreking voor in de ad-hoccommissie. Ik ga nu ook geen bijkomende vragen meer stellen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik dank de collega's voor de vraag. Ik vind het een zeer goede vraag, want de coronasituatie heeft de afgelopen weken de dagelijkse situatie voor de mensen met een beperking, waar zij voor de coronacrisis al in zaten, nog eens tien keer versterkt. Dat legt ook de pijnpunten bloot die we als beleidsmakers eindelijk eens gaan moeten aanpakken. Het gaat de laatste weken vooral over de woonzorgcentra. Dat is natuurlijk logisch, maar dit is eigenlijk een even grote en belangrijke kwestie, die nog in de schaduw staat, maar waar toch ook wel aandacht voor moet zijn, zeker bij de sociale relance.
Ik ga de problemen ook niet allemaal in detail opnoemen, maar we zitten nu eenmaal in een transitie van een aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde zorg. En we zijn daar nog niet helemaal. Zelfs drie jaar na de invoering van de persoonsvolgende financiering zijn we nog niet waar we moeten zijn. Het systeem is nog altijd te rigide. En deze crisis heeft dat pijnlijk blootgelegd. Terwijl voorzieningen budgetgarantie kregen, en dus subsidies bleven krijgen, zaten mensen, ouders van kinderen met een beperking, gewoon thuis zonder enige vorm van zorg, therapie of begeleiding voor hun kinderen. Ik wil geen vergelijkingen maken, maar naast de woonzorgcentra is dat toch ook iets waar we echt lessen uit moeten trekken.
We moeten die persoonsvolgende financiering versterken en ervoor zorgen dat die echt wel vraaggestuurd wordt, zodat, als er dan nog zo eens een crisis komt, mensen de garantie hebben dat ze de zorg kunnen krijgen en dat het niet zo is: ‘De voorziening sluit, trek je plan, je krijgt nu 8,5 procent extra, ik weet niet wat je ermee kunt doen, het is administratief heel lastig.’ Dat is een situatie die we echt moeten voorkomen.
Het is niet gezegd geweest, maar we weten allemaal dat er ook meer budget nodig zal zijn voor de mensen die nog geen budget hebben. Er wordt hier de laatste weken gegoocheld met cijfers. Als we naar een zorgplan gaan – ik heb in een persbericht gelezen dat de partij van de minister daar alvast voorstander van is – moeten we echt goed analyseren waar de pijnpunten juist liggen. Als er extra middelen komen, des te beter. Ik denk dat we daar in deze commissie Welzijn allemaal voorstander van zijn. Dan moeten we die extra middelen ook laten gaan naar waar de noden liggen. Voor mensen met een beperking, zeker voor mensen die al tien jaar op een wachtlijst staan, en dat zijn er meer dan vijftienduizend, zijn de noden groot. We moeten daar eens heel rationeel naar kijken, op basis van wat er in het zorglandschap van Vlaanderen echt nodig is. Ik denk dat het rapport van Unia daar een perfecte basis voor vormt, om al die problemen nog eens opgelijst te zien staan. Ik hoop dat we daar lessen uit kunnen trekken voor de komende jaren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, in navolging van mijn goede collega van der Vloet wil ik nog twee zaken expliciet aanstippen bij deze vraag en de volgende vragen die aan bod komen.
Het eerste punt gaat over wat ik gisteren ook in de coronacommissie heb gezegd. We hebben er heel lang over gedaan om van de woonzorgcentra en de sector voor personen met een handicap geen miniziekenhuizen te maken. Dat is ook een belangrijke ‘mindshift’ geweest in de opleiding van jongeren die jeugd- en gehandicaptenzorg deden, maar ook van de mensen die verzorging deden. Het was niet alleen – en vergeef mij dat ik heel kort door de bocht ga – ervoor zorgen dat mensen proper zijn en elke dag gewassen worden, maar ook dat ze een zo aangenaam en normaal mogelijk leven hebben.
We moeten ervoor opletten dat we in die voorzieningen niet teruggaan naar de tijd van toen, waarbij de nadruk komt te liggen op het verzorgende en het miniziekenhuizen worden, zoals ik gisteren al heb gezegd. Ik wil daar nog eens een oproep voor doen. Dat neemt niet weg dat we in het kader van infecties stappen moeten zetten.
Voor mensen met een beperking, en specifiek de minderjarigen, is er een koppeling tussen voorzieningen enerzijds en scholen anderzijds. Mijn oproep is heel duidelijk dat we ervoor moeten zorgen dat die twee samen blijven sporen, want anders komen die gezinnen ook in de miserie als de school wel open is en de voorziening niet en vice versa. Daar zullen we sterk over moeten waken.
Minister Beke heeft het woord.
In de kleurcodes zien wij wel iets. We hebben ook een insteek aangeleverd voor de Veiligheidsraad om dat mee te nemen in de besprekingen.
Ik heb begrepen dat Unia is uitgenodigd in de commissie ad hoc. Ik zal daar niet op vooruitlopen. Het was wel een Belgisch onderzoek. De vraag is wat de reflectie is omtrent de Vlaamse cijfers. Los van deze cijfers is het natuurlijk zo dat iedereen wel voelt dat de lockdown van begin maart een enorme impact heeft gehad. We zijn begin april ook al begonnen met de eerste maatregelen te verfijnen en te versoepelen. We hebben dat via de taskforce ook constant verder gedaan.
De meer specifieke vragen kunnen in het kader van de ad-hoccommissie verder worden besproken.
Bij persoonsvolgende financiering (PVF) heb je enkel de garantie dat je je budget krijgt. Of alles daarmee opgelost is, is een andere vraag.
We moeten het rapport eens goed lezen om te bekijken wat we daar specifiek vanuit Vlaanderen aan overgehouden hebben. Het gaat slechts over elf voorzieningen die deelnamen aan het onderzoek. Ik denk dat we daarover het best eens met Unia in debat gaan.
De afstemming met het bijzonder onderwijs kan inderdaad soms beter. We moeten daar ook lessen uit leren.
De heer Anaf heeft het woord.
In de coronacommissie zal alles wat te maken heeft met personen met een handicap, pas na het reces aan bod komen. Dit is iets dat moeilijk kan wachten.
Ik ben blij dat u die kleurencodes wilt bekijken. Alle stappen die gezet kunnen worden om die mensen meer mogelijkheden te geven, moeten er zo snel mogelijk komen. Mijn bezorgdheid was vooral dat het over de zomer zou worden getild omdat ook de taskforce in zomerreces gaat. Als we willen, kunnen wij op reis gaan, al dan niet naar het buitenland. We kunnen opnieuw met onze dierbaren op restaurant gaan of een terrasje doen, alhoewel ik denk dat we soms niet goed genoeg beseffen hoe precair dat allemaal is en dat we dat wel eens opnieuw niet zullen mogen als we ons niet aan de regels houden. Van de personen met een handicap zullen er heel velen die al vier maanden in de voorziening zitten, opnieuw tussen die vier muren moeten blijven. We moeten er ons gezamenlijk voor inspannen om er alles aan te doen dat ze zo snel mogelijk dezelfde rechten krijgen die ze verdienen en die ze grondwettelijk en via internationale rechten ook moeten krijgen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik blijf toch wel met mijn bezorgdheid zitten. We gaan bijna met vakantie. Ondertussen zijn er gelukkig heel wat rapporten. Het Vlaams Agentschap heeft zelf een evaluatie gemaakt.
We hebben het rapport van Unia. We hebben ook het rapport van de Vlaamse raad. Ik ben er een beetje bang voor dat al die rapporten naast elkaar zullen blijven liggen tot men er in september of oktober werk van zal maken. Ik hoop dat we dan niet opnieuw te maken hebben met een coronaopflakkering, maar ik ben heel erg bang dat we niet klaar zullen zijn met acties en dat we zullen blijven zitten met rapporten waarmee niets wordt gedaan. Het is mijn oproep aan alle diensten en organisaties die rapporten schrijven om echt te proberen ervoor te zorgen dat er iets mee wordt gedaan en dat ze samen worden gelegd. Er staan immers heel goede aanbevelingen in.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.