Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van de gedachtewisseling die we hier voerden op 17 juni over de inspanningen van de Vlaamse Regering in Brussel naar aanleiding van het coronavirus, vroeg ik u zijdelings naar de mogelijkheid tot de opstart van een soort netwerk van Vlaamse mandatarissen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
U sprak zich toen positief uit over dit idee. Dit idee werd al meermaals door mijn partij voorgesteld, zowel in de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) als in het Vlaams Parlement.
Het is geen nieuw idee. Ook in het verleden werden er gelijkaardige initiatieven genomen. Een jaar of tien geleden was er af en toe overleg tussen de lokale Vlaamse Nederlandstalige mandatarissen uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Dat is echter een beetje een stille dood gestorven. Wij vinden het opportuun om een soort van netwerkmomenten, overlegmomenten te hebben met Vlaamse mandatarissen uit verschillende gemeenten, uit verschillende bestuursniveaus en verschillende organen die het Vlaamse Nederlandstalige beleid in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vorm willen geven. We denken daarbij onder meer aan schepenen, gemeenteraadsleden, OCMW-raadsleden, leden van het Vlaams Parlement en van de Raad van de VGC uit de negentien gemeenten. Ik weet niet onmiddellijk of er in een van de negentien gemeenten een Nederlandstalige OCMW-voorzitter is. Op zulke overlegmomenten kan het gaan over de promotie en over de verdere uitbouw van het Vlaams-Brusselse netwerk in onze hoofdstad. Ik verwijs naar de verschillende gemeenschapscentra, waar de meeste Vlaamse mandatarissen wel bekend zijn, naar de lokale dienstencentra, naar Muntpunt, de Nederlandstalige bibliotheken.
Ik denk dat zulke overlegmomenten ook nuttig kunnen zijn voor de aanpak van het probleem van de structurele discriminatie van Vlamingen in Brussel door de gebrekkige tweetaligheid in onze hoofdstad. Onlangs kwamen uit een rapport van de vicegouverneur toch wel schandelijke cijfers naar voren. De lokale besturen respecteren de taalwet niet en leggen de taalwet naast zich neer in het benoemings- en aanwervingsbeleid van de gemeente. Ik nodig iedereen uit om het rapport zeker eens te lezen. Het is bijzonder interessant.
Ik verwijs ook naar de kleine studie die onder meer BRUZZ uitvoerde en onlangs publiceerde. Daaruit blijkt dat het zelfs in de loketfunctie van de meeste gemeenten bijzonder slecht gesteld is met de tweetaligheid.
Dat netwerk moet uiteraard breder gaan dan dat. Ik verwees al naar de gemeenschapscentra, de lokale dienstencentra, de bibliotheken. Op welke manier kan er samengewerkt worden? De rol van Muntpunt kan daarbij besproken worden. Zoals ik zei, kan het daarbij gaan over de tweetaligheid, maar ook over het zoeken naar oplossingen voor de demografische en duurzaamheidsuitdagingen. Het kan ook gaan over het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, ons vlaggenschip in de hoofdstad.
Gelet op de unieke tijden waarin we leven, mag men de mogelijke meerwaarde van zo’n netwerk zeker niet onderschatten.
Verschillende bestuursniveaus in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zullen de komende jaren te kampen hebben met de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van deze coronacrisis. Er zijn een aantal jammere voorbeelden uit het verleden, die weliswaar niets te maken hebben met de coronacrisis, zoals de problematiek van de lagere school De Knapzak in Sint-Agatha-Berchem en de problemen met een Nederlandstalige school in Koekelberg die een negatief advies heeft gekregen. De gemeente is daar niet bepaald meegaand en heeft een oplossing voorgesteld die misschien wel moeilijk ligt.
Dat netwerk kan zorgen voor de uitwisseling van ideeën, voor samenwerking en voor het zoeken naar oplossingen voor bepaalde problemen. Er zal een budgettaire krapte ontstaan door de coronacrisis, die ervoor kan zorgen dat Nederlandstalige initiatieven op de lange baan worden geschoven.
Vorige week heb ik in mijn gemeenteraad nog iets bijzonder interessants ontdekt en ik weet dat de minister daarvan heel goed op de hoogte is. Iedere gemeente heeft een bijkomende schepen in Brussel – bedoeling is dat het om een Nederlandstalige schepen gaat – en krijgt daarvoor een aanzienlijke som geld. Voor mijn gemeente, Ganshoren, is dat op jaarbasis 802.000 euro. De logica lijkt dan dat het geld wordt gebruikt voor Vlaams-Nederlandstalige initiatieven in Brussel. Tijdens de zesde staatshervorming is daarover gedebatteerd, maar jammer genoeg is die koppeling van dat geld aan de Vlaamse schepen niet doorgevoerd. Dat wil zeggen dat gemeenten dat geld krijgen maar niet gebruiken voor die Nederlandstalige initiatieven in de hoofdstad. Ik verwijs naar Sint-Lambrechts-Woluwe, dat een vzw financiert, ongetwijfeld met dat geld, om in de Rand campagne te voeren voor de verfransing van de Rand.
Ik wil dat overlegmoment tussen die mandatarissen op een positieve manier benaderen. Ik heb al uitgelegd waarom dat nodig is en ik verwijs ook naar iets anders dat bestaat in Brussel, en wat we hier af en toe de schaduwregering van Brussel noemen. We hebben hier het Brusselse Gewest, die negentien gemeenten, een veelheid aan mandatarissen, en dan bestaat er ook nog de Conferentie van Burgemeesters in Brussel, een overlegorgaan dat tweewekelijks samenkomt op het stadhuis. De Brusselse burgemeesters komen daar met hun administraties bijeen en nemen daar belangrijke beslissingen. Ik verwijs naar het gezamenlijk politiereglement voor Brussel. Het zou goed zijn dat ook de Vlamingen een initiatief nemen op alle niveaus, gaande van OCMW, gemeenteraad, schepenen, Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) tot het Vlaams Parlement om op die manier samen rond bepaalde doelstellingen te werken.
Minister, hebt u al concrete plannen met betrekking tot de start van een netwerk van Vlaams-Brusselse mandatarissen en hoe ziet u de uitwerking daarvan op korte termijn en lange termijn?
Hebt u al overleg gepleegd met uw collega’s van de VGC, waar u zelf ook lid van bent, over dit initiatief en welke houding nemen zij hier in?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik deel uw standpunt dat we de Nederlandstalige mandatarissen in Brussel moeten samenbrengen om de dialoog en de samenwerking met het lokale niveau in Brussel te versterken. Het is trouwens ook een opportuniteit om hen tijdig te betrekken bij concrete projecten en investeringen van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. In mijn beleidsnota heb ik dan ook die ambitie ingeschreven. En ik wens dit samen met de Collegevoorzitter van de VGC te realiseren.
Om dit zo efficiënt als mogelijk te organiseren, hebben Collegevoorzitter Elke Van den Brandt en ikzelf een aantal initiatieven genomen. Die gaan in de twee richtingen die u aanhaalt in uw vraagstelling.
Ten eerste verstuurden we op 16 april een gezamenlijke brief naar de voorzitter van de Conferentie van de Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters met het oog op een overleg met de uitvoerende Nederlandstalige mandatarissen. Eind juni antwoordde de griffier, die het secretariaat op zich neemt van de conferentie, dat het bureau van de conferentie daarover snel zal terugkoppelen. Door de coronacrisis is de opvolging ervan begrijpelijkerwijze tijdelijk bevroren. Een eerste ontmoeting zal dus nog even op zich laten wachten, maar ik pik de draad zeker opnieuw op om dit te realiseren zodra dat iets evidenter wordt in het licht van de coronamaatregelen. Dat is het eerste luik, dat verder opgevolgd wordt samen met de Conferentie van de Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters
Een tweede luik betreft de mandatarissen in de gemeenteraden en de OCMW-raadsleden. We hebben daarover contact gehad met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om hen op een goede manier te bereiken. De VVSG staat ervoor open om te bekijken hoe er op de jaarlijkse trefdag lokaal ook Brusselse Vlaamse gemeenschapscases aan bod kunnen komen. De ‘trefdag lokaal 2020’ van de VVSG is ondertussen uitgesteld naar het voorjaar 2021, maar een concrete datum is nog niet vooropgesteld. Het is dus onze ambitie om in het kader van dat initiatief ook de Vlaams-Brusselse mandatarissen, meer bepaald de OCMW-raadsleden en de gemeenteraadsleden, een eerste keer samen te brengen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is zeker een positieve zaak dat er al wat initiatieven genomen werden, zoals de brief naar de Conferentie van de Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters. Het is nu wachten op de terugkoppeling.
Anderzijds ben ik toch een klein beetje verwonderd over het feit dat u zegt dat er voor het netwerk van gemeenteraadsleden en OCMW-voorzitters via de VVSG zou worden gewerkt. Op zich vind ik dat een goede zaak, maar ik had natuurlijk wel graag gehad dat er niet echt een onderscheid zou worden gemaakt tussen uitvoerende mandatarissen en de gemeentelijke of OCMW-mandatarissen. Ik denk dat we in Brussel een heel specifieke situatie hebben die anders in dan in het Vlaamse Gewest. Ik had eigenlijk ook graag gezien dat de mogelijkheid zou bestaan om daarbij de leden te betrekken van de Raad van de VGC en de leden van de commissie Brussel van het Vlaams Parlement en van de verkozenen uit Brussel. Ik denk namelijk dat het goed zou zijn als er een uitwisseling is. Ik zeg niet dat er een miniparlement of iets dergelijks zou moeten ontstaan. Ik zie het eerder als een soort overlegorgaan dat er kan bestaan dat goed zou zijn om ons als Vlaamse Gemeenschap in Brussel zowel op het lokale als op het gewestelijke als op het gemeenschappelijke niveau samen te brengen. We zullen wachten op de terugkoppeling van dat eerste initiatief door het Bureau van de Conferentie van de Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters.
We hebben in Brussel natuurlijk ook Brulocalis, de tegenhanger van de VVSG, de vereniging van de stad Brussel en de Brusselse gemeenten. Ik heb daar onlangs nog een brief naar gestuurd, in het Nederlands. Ik vraag me af of ze die wel begrepen hebben. Ik heb in elk geval geen enkele reactie gekregen. Ik weet dus niet of we op het netwerk van Brulocalis moeten rekenen.
Ik kijk uit naar de initiatieven, vooral naar de terugkoppeling van de Conferentie van de Vlaamse Schepenen en OCMW-voorzitters en naar dat netwerk van mandatarissen dat opgestart kan worden met de VVSG. Ik hoop dat er ook nog initiatieven genomen worden die verder gaan en dat wij inderdaad zowel op gewestelijk, gemeenschaps- als lokaal niveau een soort van informeel netwerk hebben voor samenwerking, waarbij ook zeker het beleid van de Vlaamse Regering, uw beleid in Brussel toegelicht kan worden en waarbij er een doorstroming van informatie kan zijn op het lokale niveau.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik wens me aan te sluiten bij de repliek van de heer Vanlouwe. U zegt namelijk wel, minister, dat u de uitvoerende mandatarissen zult samenbrengen. Daarnaast zegt u: we gaan naar de VVSG en zullen daar wel een apart lokaaltje krijgen voor de Brusselse problematiek. Ik vind dat een beetje te gemakkelijk. Ik denk dat het zeker zinvol is om alle Brusselse mandatarissen de kans te geven om samen te komen. Ik denk niet dat dat elk jaar moet gebeuren, maar ik denk dat dat tijdens een legislatuur van vijf jaar toch een keer of drie zou mogen gebeuren, om ten minste de kans te geven om ideeën uit te wisselen voor Brussel, want de toestand is ernstig genoeg. Dat hebben we ook gezien in dat rapport van de vicegouverneur. Daar wordt nog altijd niets aan gedaan en dat betreur ik ten zeerste. Ik sluit me dus echt aan bij de oproep om daar meer aandacht aan te schenken en zelf een initiatief voor te nemen. Ik weet dat het in deze coronaperiode nog te moeilijk is. We zullen daarvoor nog even geduld moeten uitoefenen. Maar ik denk dat zo’n bijeenkomst in de loop van 2021 zeker voorbereid mag worden.
De heer Bex heeft het woord.
Dank u wel, collega Vanlouwe, voor uw vraag om overleg. Dank u wel, minister, om die uitgestoken hand te grijpen. Ik denk dat overleg altijd belangrijk is en dat er ook al veel gebeurt. U mag toch ook niet vergeten dat samenwerking in Brussel zich niet beperkt tot samenwerking tussen Nederlandstaligen, maar dat het ook heel belangrijk is voor onze Nederlandstalige mandatarissen om veel te overleggen met hun Franstalige collega’s. Dat gebeurt ook. Collega Vanlouwe heeft gelijk: het is heel goed indien ook die Nederlandstalige mandatarissen rond de specifieke problemen waarmee we in Brussel geconfronteerd worden, regelmatig kunnen overleggen.
Ik wil wel oproepen om daarbij niet te kiezen voor eenrichtingsverkeer maar om nadrukkelijk ook met de Vlaamse overheid te luisteren naar wat er leeft bij die lokale mandatarissen. We hebben namelijk gezien dat bijvoorbeeld de minister van Onderwijs nogal kritisch was ten aanzien van de initiatieven die lokale besturen nemen op het vlak van gemeentelijk onderwijs. We zien dan dat de schepenen die dat op het terrein moeten uitvoeren met heel wat moeilijkheden geconfronteerd worden die het niet zo evident maken om zomaar aan die Vlaamse verwachtingen te beantwoorden. Ik denk dan ook dat het goed zou zijn dat van die overlegmomenten gebruik gemaakt wordt om van de mensen met terreinkennis te leren en hen bij te staan bij het realiseren van die ambities.
Minister, wat uw antwoord betreft, denk ik dat het logisch is om in eerste instantie te kijken hoe de conferentie van de Nederlandstalige uitvoerende mandatarissen hierin een rol kan spelen. Ik denk ook dat het perfect mogelijk moet zijn om die vergadering – daarom niet bij elke gelegenheid – uit te breiden tot alle lokale Nederlandstalige mandatarissen in Brussel. Ik denk dat het ook een zeer goed initiatief is om aan de VVSG te vragen om bij de jaarlijkse trefdag aandacht te voorzien voor Brusselse thema’s. Ik denk dat de collega’s hier in hun respectieve partijen ook ervaren dat dat iets is waar steevast aandacht aan geschonken moet worden. Is er genoeg aandacht voor Brussel? Is er die Brusseltoets? Ik denk dat het goed is dat we de VVSG daar ook toe aanmoedigen.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende opmerkingen en suggesties. Ik sta ervoor open om alle mandatarissen samen te brengen. Ik denk dat we ons wel goed moeten beraden over de doelstelling. Als het gaat over de uitvoerende mandatarissen, is het echt kijken naar dossiers die gemeenschappelijk zijn, naar investeringen, naar het beleid dat gevoerd moet worden samen met diegenen die het bestuur uitmaken in de gemeenten. Dat is dus een duidelijke doelstelling.
Als het gaat over de OCMW-raadsleden en de gemeenteraadsleden gaat het ook een stuk over de wijze waarop op lokaal niveau in de Brusselse context de democratie wordt versterkt, hoe initiatieven worden genomen, en ook over netwerking. Als het gaat over alle mandatarissen, veronderstel ik dat het netwerkaspect belangrijk is en het aspect ideeënuitwisseling. Over de agenda ter zake moet nagedacht worden. Ik denk dat je eigenlijk vooral naar netwerking moet kijken. Maar ik sta er zeker voor open om dat te bekijken. We moeten er wel voor zorgen dat we geen nieuwe praatbarak institutionaliseren, met alle respect. Ik wil dus graag de mensen samenbrengen, maar wel met een duidelijke doelstelling.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het doet me eigenlijk plezier dat dit initiatief toch wel breed gedragen wordt, zowel vanuit de meerderheid als de oppositie. Ik hoor de heer Bex en de heer Laeremans zeggen dat het toch opportuun zou zijn om ons niet te beperken tot die conferentie van uitvoerende mandatarissen, maar inderdaad ook de raadsleden uit de meerderheid en de oppositie daarin te betrekken.
Uiteraard, mijnheer Bex, moet er overleg zijn met de Franstalige collega’s. Dat gebeurt ook, denk ik. Maar ik denk dat wij als Vlaamse Gemeenschap in Brussel natuurlijk in een andere situatie zitten. Ik denk aan de jarenlange strijd die er geweest is voor Vlaamse bibliotheken in Brussel, die er nu uiteindelijk overal zijn. Ik denk aan de inzet voor gemeenschapscentra en voor lokale dienstencentra, die soms werden geconfronteerd met lokale problemen. Ik denk bijvoorbeeld ook aan het Nederlandstalig onderwijs. Dadelijk stelt collega Goeman een vraag over het deeltijds kunstonderwijs. Hier en daar stellen we toch vast dat we botsen op bepaalde problemen.
Ik ga akkoord, minister, dat het geen praatbarak moet zijn en dat er een duidelijke doelstelling moet zijn. Misschien kunt u, als lid van het College van de VGC en als Vlaams minister, een voorbereidend initiatief nemen en bepaalde doelstellingen vooropzetten om te komen tot een soort van overlegmoment. Wat mij betreft moet dat niet maandelijks of tweemaandelijks gebeuren maar wel op geregelde tijdstippen tijdens de legislatuur. Dat kan gebeuren naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen. We hebben nu het verslag van de vicegouverneur gezien. Dat toont aan dat er een bepaald structureel probleem is dat niet opgelost wordt door de gemeenten en dat niet opgelost wordt door het gewest. We zitten met een schorsing die niet omgezet wordt in vernietiging en waar wij als Vlaamse Gemeenschap in Brussel aan hetzelfde zeel moeten trekken, namelijk werken aan die doorleefde tweetaligheid. Maar het moet niet alleen gaan over die tweetaligheid. Dat kan uiteraard over heel wat andere thema’s gaan, zoals gezegd: het promoten van het Vlaams gemeenschapsleven, van onze Nederlandstalige bibliotheken, van onze gemeenschapscentra en van onze lokale dienstencentra. Uiteraard mogen we die inzet van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel ook promoten bij de Franse Gemeenschap.
Ik hoop, minister, dat het niet beperkt blijft tot het eens samenbrengen van een conferentie van schepenen en OCMW-voorzitters en dan door de VVSG uitgenodigd worden om een onderdeel te krijgen over de wetgeving in Brussel, de ordonnantie en de Gemeentewet die hier van toepassing is. Ik denk dat het echt wel iets meer politiek moet gaan en over heel specifieke thema’s die in de rest van Vlaanderen niet leven maar wel in Brussel. Voor mij is dat ons fijnmazig Nederlandstalig Vlaams netwerk verder uitbreiden, versterken, bekendmaken, efficiënter en beter maken. Minister, ik ben alvast positief over uw tussenkomsten en ik kijk uit naar uw eerste initiatieven. Ik hoop dat er nog iets concreter gewerkt kan worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.