Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het is voor de commissieleden waarschijnlijk herkenbaar. Af en toe krijgen we mails van burgers die bepaalde lokale situaties aanklagen. Recent was dat voor mij het geval met een situatie in Zonhoven, waar voor de zoveelste keer op korte tijd een ongeval is gebeurd, ditmaal helaas met dodelijke afloop. De teneur van de mail was dat ik u met betrekking tot deze gevaarlijke verkeerssituatie eens wakker moest schudden. We hebben het hier al verschillende keren over de verkeersveiligheid en dodelijke ongevallen gehad. Ik heb niet de illusie dat u hier niet mee bezig bent. Ik ben er zeer gerust in dat het voor u ook een prioriteit is.
De betrokken mail bevatte natuurlijk wat informatie over de situatie, maar ik wilde daar wat dieper op ingaan. Ik heb nagekeken over welk punt het exact ging, maar ik heb die bewuste bocht niet teruggevonden. Het gaat immers om een gemeenteweg, wat me tot de hier voorliggende vraagstelling heeft geleid. Ik wil het niet hebben over deze specifieke situatie, maar over de globale aanpak van de gevaarlijke punten in Vlaanderen.
We hebben de doelstelling tot nul dodelijke verkeersslachtoffers te komen. Vorige week hebben we het er tijdens de plenaire vergadering nog over gehad dat de cijfers op dit moment niet in de goede richting gaan en dat er wat meer nodig zal zijn. Het is belangrijk dat we onze blikken niet enkel tot de gewestwegen beperken. De slachtoffers of hun nabestaanden hebben er geen boodschap aan dat we nadien aangeven dat we iets willen doen, maar dat het onze bevoegdheid niet is en dat het kruispunt een gemeenteweg is. Dat is natuurlijk irrelevant voor de mensen die geliefden verliezen.
We willen uiteraard niet aan de poten van de lokale autonomie zagen, maar het lijkt me noodzakelijk dat er een globale aanpak komt. We kunnen niet alles laten afhangen van een gemeentebestuur dat dit eventueel niet als een prioriteit beschouwt. Dat gemeentebestuur kan daar na zes jaar op worden afgerekend en worden weggestemd, maar ondertussen zorgt het er wel voor dat het Vlaamse voornemen om tot een Vlaanderen zonder verkeersdoden te evolueren niet wordt gehaald. Dit past in de Europese ‘Vision Zero’. Uiteraard zijn de investeringen in het wegwerken van de gevaarlijke punten niet de enige parameter waarop een burger zijn stem baseert. Heel veel andere zaken spelen ook een rol. Het is niet altijd evident om een rechtstreekse lijn tussen de verantwoordelijkheid van een gemeentebestuur en het democratisch gevolg te zien. Om die reden vermoed ik dat ook op het gemeentelijk bestuursniveau een eerste stap nodig is om de ongevallen te analyseren, een dynamische lijst met zwarte punten op te bouwen en eventueel hierop een actieplan te laten aansluiten om de lijst af te bouwen.
Minister, ik heb een aantal vragen in verband met de bedenkingen die we hadden toen we deze mail kregen. Hoe worden de lokale besturen betrokken bij ‘Vision Zero’ en bij het Vlaamse streven naar nul verkeersdoden? Erkent u dat de gemeenten een essentiële taak hebben om dat streefcijfer te benaderen? Acht u het nuttig dat de lokale besturen werk maken van een objectieve, dynamische lijst van gevaarlijke punten? Welke instrumenten heeft de Vlaamse overheid om gemeentebesturen die de verkeersveiligheid op hun gemeentewegen niet op hun prioriteitenlijst hebben toch tot de orde te roepen? Hoe kan de knowhow die de Vlaamse overheid ondertussen heeft opgebouwd, worden ingezet om de probleempunten efficiënter op te lossen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, de verkeersveiligheid belangt ons allemaal aan. We weten dat de helft van de verkeersongevallen op gemeentewegen plaatsvindt. U hebt terecht aangegeven dat een globale aanpak nodig is. Als we echt op ‘Vision Zero’ willen inzetten, zijn een globale aanpak en een heel intense samenwerking tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid vereist. Om die reden doet de Vlaamse overheid al het mogelijke om de lokale besturen maximaal bij het verkeersveiligheidsbeleid te betrekken. Ze zijn een cruciale bouwsteen in heel het mobiliteits-, duurzaamheids- en verkeersveiligheidsbeleid.
We willen de lokale besturen bij alles in verband met de verkeersveiligheid betrekken. We willen dit helpen promoten, maar tegelijkertijd ook ondersteunen. We doen dit door middelen ter beschikking te stellen voor infrastructurele aanpassingen. Ik denk dan onder meer aan veilige schoolomgevingen. De Vlaamse overheid stelt de lokale besturen subsidies ter beschikking om ten volle op de verbetering van de schoolomgevingen in te zetten. U kent dat verhaal. Daarnaast zorgen we voor heel wat extra middelen voor de fietsinfrastructuur. Ook in dat verband kijken we naar de prioriteiten. Hetzelfde geldt voor de trajectcontroles en de snelheidscamera’s. We vragen de lokale besturen telkens om input en we doen al het mogelijke om de lokale besturen hierbij te betrekken.
Eigenlijk is elk verkeersongeval op een gewestweg of op een gemeenteweg een lokaal gebeuren. De lokale besturen behartigen natuurlijk mee de belangen van de gewestwegen. Het is dan ook belangrijk de oorzaken van de verkeersongevallen te kunnen traceren. Ook daarvoor is een intense samenwerking tussen de lokale besturen, de politiezones en de Vlaamse overheid van belang.
Om die reden heeft de vzw Ouders van Verongelukte Kinderen (OVK) volop ingezet op de analyse van de lokale verkeersongevallen. Daar is een globale methodologie voor uitgewerkt. Sinds 2011 werkt OVK met een SAVE-Charter voor steden en gemeenten waar de lokale besturen zelf op kunnen inzetten. De vzw heeft dit recent geüpgraded naar het SAVE-Charter 2.0, waarin nog meer wordt ingezet op de kennis en de inzichten met betrekking tot de totstandkoming van diverse verkeersongevallen. Om een duidelijke analyse van de totstandkoming van een verkeersongeval te krijgen en te weten hoe vervolgens voor een aanpak kan worden gezorgd, wordt met een verkeerspsycholoog samengewerkt. Er is een intensieve begeleiding om dit in de toekomst allemaal te voorkomen.
Naast deze projecten is er nog de Provinciale Commissie Verkeersveiligheid (PCV). Lokale besturen kunnen pijn- of probleempunten met betrekking tot gewestwegen telkens opnieuw aankaarten om tot een gezamenlijke aanpak te komen.
De volgende vraag is of het nuttig is te werken met een objectieve, dynamische lijst van gevaarlijke punten, zoals we die bij de Vlaamse overheid kennen. In 2019 stonden 314 gevaarlijke punten op die lijst. Het gaat dan specifiek om gevaarlijke punten op de gewestwegen, want de lokale gevaarlijke punten zijn hier niet in opgenomen. Ik denk dat dit voor lokale besturen een voorbeeld kan zijn om deze methodologie over te nemen.
Ik ben niet zo lang geleden in Brugge geweest, waar me duidelijk is verteld dat er een eigen lijst met gevaarlijke punten wordt gehanteerd en een soortgelijke methodologie wordt gebruikt als de Vlaamse overheid voor de gewestwegen gebruikt. Dat is natuurlijk perfect mogelijk.
De volgende vraag is welke instrumenten de Vlaamse overheid heeft om gemeentebesturen die niet actief werk maken van de verkeersveiligheid tot de orde te roepen. Volgens mij draagt elk lokaal bestuur de verkeersveiligheid hoog in het vaandel. Het gaat niet zozeer om tot de orde roepen. Het gaat om een samenwerking met de lokale besturen om alles op alles te zetten en zo veel mogelijk tot een maximale verkeersveiligheid te komen. Dat is sowieso een belangrijk gegeven.
Ik denk dat ik al een antwoord heb gegeven op de vraag over de knowhow die kan worden ingezet. De lokale besturen kunnen de lijst van gevaarlijke punten die we in Vlaanderen kennen perfect hanteren. Daarnaast gebruiken we heel wat andere middelen, zoals infrastructurele ingrepen en campagnes die we de lokale besturen ter beschikking stellen om tot een optimale samenwerking te komen en zo de Europese doelstelling tegen 2050 en de Vlaamse doelstelling, minstens 30 procent minder verkeersongevallen in 2030, gezamenlijk te realiseren.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het ruime antwoord. Ik betwijfel zeker niet dat die doelstelling in Vlaanderen een prioriteit is. De meerderheid of misschien zelfs alle lokale besturen geven, zeker in hun woorden, prioriteit aan de verkeersveiligheid. Het merendeel doet dat ook in daden. Lokale besturen moeten af en toe echter budgettaire keuzes maken en dan hangt het ervan af wat waar op de prioriteitenlijst staat en waar de druk het grootst is om een aantal prioriteiten op te nemen.
Ik wil uiteraard erkennen en beklemtonen dat Vlaanderen niet bevoegd is om al die problemen met gemeentewegen op te lossen. Als het om infrastructuurproblemen gaat, doen we al veel. We geven beschikbare budgetten en we kunnen in de verkeerscode ingrijpen. De vzw OVK levert enorm veel waardevol werk. Het SAVE-Charter is voor veel gemeenten een instrument om echt mee aan de slag te gaan.
Ik wil toch mijn pleidooi herhalen om de werking van de dynamische lijst op het niveau van de Vlaamse overheid niet enkel ondersteunend aan de lokale besturen aan te reiken, maar om die gevaarlijke punten hierin op te nemen. Indien we de probleempunten en de zwarte punten in beeld krijgen en indien die lijst voor alle inwoners van een gemeente beschikbaar is, zal dat bij de lokale besturen een bepaalde druk opwekken om hiermee aan de slag te gaan. Het zal een stimulans zijn om hier proactief aan te werken.
Ik weet zeker dat het stadsbestuur van Brugge en anderen daar zelf mee aan de slag gaan, maar dat is natuurlijk niet overal het geval. Niet iedereen heeft de capaciteit om die lijst zelf uit te werken. Dat kan een Vlaams initiatief zijn, maar u zou met de provincies kunnen overleggen over de vraag welke rol zij hierin kunnen spelen.
Op dit moment lijkt me het allerbelangrijkste dat we gewoon een zicht op die punten krijgen. Op die manier kunnen we de lokale besturen een stimulans geven. Als die lijst er nu zo uitziet, zullen ze misschien de ambitie hebben om binnen een aantal jaren minder punten te hebben. Dit zal een extra stimulans zijn om de zwarte punten op de gemeentewegen aan te pakken binnen de mogelijkheden en de budgetten die de lokale besturen hebben.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, mijn fractie sluit zich volledig aan bij deze vraag om uitleg. We moeten voluit voor de verkeersveiligheid gaan. Een ongeval kan op een lokale weg of een gewestweg zijn gebeurd, maar ik denk dat de burger niet wakker ligt van het type weg. We moeten er vanuit Vlaanderen ten volle voor gaan de verkeersveiligheid garant te stellen.
Minister, u hebt de dynamische lijst van zwarte punten aangepast en het percentage fietsers en voetgangers in de kwalificering opgenomen. Dat is goed, want hierdoor hebben we de dynamische lijst van 213 tot 414 punten gebracht.
Wat ik een beetje mis, is de door u aangehaalde samenwerking met de lokale besturen en de politiezones. Nu is het vaak zo dat ze nog te veel naast elkaar werken. Ik verwijs naar hoe het met de trajectcontroles is verlopen. Ik heb dat tijdens de vorige legislatuur een paar keer aangehaald. De Vlaamse overheid voert zonder enige afstemming met de gemeenten en de politiezones trajectcontroles op lokale wegen in.
Dat is ongeveer hetzelfde als met de lijst van de zwarte punten op de gewestwegen. We vragen duidelijk om een betere afstemming met de lokale besturen.
Minister, mijn volgend punt betreft de grijze punten. Naast de zwarte punten zijn er ook grijze punten, locaties waar bijna- ongevallen zijn gebeurd en die als onveilig worden ervaren. Met moderne en intelligente datasystemen kunnen die plaatsen snel worden gedetecteerd. Zoals u zelf hebt aangehaald is de input van de lokale besturen ook hiervoor belangrijk. Staat het proces voor de registratie van de bijna-ongevallen al op punt? Is er een lijst van die grijze punten of zal die lijst nog worden opgesteld?
In het Vlaams regeerakkoord is afgesproken dat het Fietsfonds zal worden hervormd, zodat de lokale besturen hier gemakkelijker gebruik van kunnen maken. Het Fietsfonds kan een belangrijk instrument zijn om de fietsveiligheid op de lokale wegen te verhogen. Misschien kan bij de hervorming van het Fietsfonds met die zwarte punten rekening worden gehouden. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de hervorming van het Fietsfonds?
Minister Peeters heeft het woord.
Zoals ik daarnet al heb gezegd, gaat het inderdaad om een globale aanpak. We kunnen een euro slechts eenmaal uitgeven. Ik begrijp dan ook perfect dat lokale besturen in dit verband al eens keuzes moeten maken. De globale aanpak betekent dat we allemaal samen voor de verkeersveiligheid moeten gaan. Ik denk dat de lokale besturen allemaal ten volle die kaart trekken.
Mevrouw Fournier, u hebt terecht het verhaal van de trajectcontroles en de snelheidscamera’s aangehaald. Ik heb zelf een jarenlange ervaring als burgemeester. We hebben jarenlang gevraagd om roodlichtcamera’s te plaatsen, maar dat is uitgebleven. We hebben de administratie verteld dat de lokale besturen hier veel beter bij moeten worden betrokken. De lokale besturen kennen hun eigen gemeente- en gewestwegen vaak het best. Ze kennen de lokale situaties. Ze weten hoe al dan niet wordt omgereden. Ze moeten ten volle bij de plaatsing van trajectcontroles, roodlichtcamera’s en snelheidscamera’s worden betrokken. Ook wat het opstellen van een lijst met zwarte punten betreft, wil ik erop blijven hameren dat de uitwisseling van informatie tussen de lokale besturen, de politiezones, de administratie en desgevallend de provinciale entiteiten zeer belangrijk is.
Ik heb daarnet zelf naar de PCV verwezen. De lokale besturen kunnen daar zelf bepaalde items op tafel leggen, maar ik merk dat er verschillen tussen de PCV zijn. De ene commissie vergadert intenser of hanteert meer dossiers dan de ander. Ik denk dat we op dat vlak ook een tandje kunnen bij steken.
Wat de grijze punten betreft, kijken we vooral naar de data-uitwisseling. Die data zijn aanwezig in alle auto’s die rondrijden. Ze gelden voor gemeente- en gewestwegen. Ik hoop dat we hier door een goede uitwisseling tussen private instanties en verkeersmanagementsystemen in de toekomst ten volle op kunnen inzetten. Zo kunnen we komen tot een goede uitwisseling van de datasystemen en kunnen we grijze punten, bijvoorbeeld punten waar mensen vaak hard in de remmen moeten gaan en waar blijkbaar ergens een probleem is, proactief aanpakken. Er is nog veel werk aan de winkel en ik houd graag rekening met alle suggesties. Hoe meer suggesties, hoe beter.
Ik heb gisteren al aangehaald dat we ten volle met het Fietsfonds bezig zijn. Dat komt nog aan bod in verband met de fietsteams en dergelijke. Ik kan vandaag nog niet veel in detail gaan. We gaan na hoe we hier verder op kunnen inzetten. Daarnet is al het voorbeeld van de veilige schoolomgevingen gegeven. De Vlaamse overheid luistert naar de input van de lokale besturen en stelt meer middelen ter beschikking. Misschien moeten we dat ruimer bekijken. We weten dat heel wat lokale besturen hier gebruik van maken om de lokale schoolomgevingen verkeersveiliger te maken, maar we moeten dat verder bekijken en evalueren. Misschien moet het ook naar andere entiteiten gaan. Jongeren komen veel samen rond recreatieve hotspots of plaatsen waar veel jeugdbewegingen gecentraliseerd zijn.
Ik wil dat allemaal verder bekijken, maar verkeersveiligheid betreft een globale aanpak. Ik heb zeker oor voor alles wat lokale besturen dienaangaande aanbrengen.
De heer Vaneeckhout het woord.
Minister, een pleidooi voor een globale aanpak is terecht. Het is superrelevant om schoolomgevingen aan te pakken, maar als er op weg daarnaartoe een zwart punt ligt, dan betekent dit dat de helft van de ouders hun kinderen niet laat vertrekken. Alles hangt met elkaar samen.
Daarom herhaal ik mijn pleidooi, maar ik begrijp dat u de suggestie meeneemt zonder dat u zich ertoe verbindt dat het een Vlaamse aanpak zou worden. Ik wil kort vergelijken met de gemeente- en stadsmonitor. Vlaanderen peilt daarin bij inwoners naar de moeilijkheden en problemen. Dat wordt dan aangereikt aan lokale besturen om hun beleid op te enten. Er zou een gelijkaardige aanpak kunnen zijn omtrent de zwarte punten om ze zo in kaart te krijgen en het dan aan de autonomie van de lokale besturen over te laten wat ze daarmee doen en hoe ze daar budgettair naar kijken. Vlaanderen zou dan op zijn minst zijn ondersteunende rol ten opzichte van de lokale besturen ten volle opnemen door niet alleen de methodiek aan te reiken, maar ook inhoudelijke informatie. Minister Somers hamert er vaak op dat het eerste bestuur het lokale bestuur is en dat Vlaanderen hen moet ondersteunen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.