Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik heb hierover al veel vragen om uitleg gesteld, ook aan uw voorganger. Iets wat me enorm bezorgd maakt, is zeker en vast de komst van grote dieren in onze regio. Ik denk dan vooral aan het gevaar van everzwijnen, want we zien dat er elk jaar meer ongevallen met everzwijnen plaatsvinden. We mogen hier zeker niet onverschillig voor blijven. We vragen landbouwers om hun akkers te beschermen en particulieren om hun tuinen te beschermen. Ik denk dat de Vlaamse overheid ook in staat moet zijn om de wegen te beschermen.
Ik verwijs even naar de cijfers. In 2018 zijn enkel al in de verschillende politiezones in Limburg 163 ongevallen met everzwijnen geregistreerd. Het gaat dan om de mensen die daadwerkelijk een aangifte hebben gedaan. Iemand die enkel stoffelijke schade heeft en geen omniumverzekering heeft, zal in de praktijk geen aangifte doen. Wild is res nullius en draagt geen verantwoordelijkheid. Wie geen omniumverzekering heeft, kan de kosten niet verhalen en doet geen aangifte. Wat de verkeersveiligheid betreft, moeten deze cijfers ons desalniettemin bezorgd maken.
De afrastering van de wegen kan een oplossing zijn. Ik heb er al vaak op aangedrongen om met afrastering in te grijpen op de plekken waar wegen door bosrijke gebieden lopen en waar bossen tot de rand van de weg komen. Ik spreek dan vooral over Limburg en de Antwerpse Kempen. Ik denk dat er op dat vlak heel wat werk voor de boeg is in Vlaanderen.
Ik heb met bijzonder veel belangstelling het pilootproject inzake wilddetectie gevolgd dat op 25 maart 2019 is geactiveerd en dat loopt langs de Kamperbaan, tussen Leopoldsburg en Hechtel-Eksel. Die weg is langs beide zijden volledig afgerasterd. De dieren worden met ecorasters naar oversteekplaatsen geleid. Daar stuurt een detectiesysteem dynamische verkeersborden aan. Hierdoor wordt de weggebruiker gewaarschuwd en gedwongen zijn snelheid te verlagen, eerst tot 70 kilometer per uur, en bij de opening waar het wild kan oversteken, zelfs tot 50 kilometer per uur.
Die wilddetectie gebeurt op basis van twee principes, namelijk vlakdetectie en lijndetectie. Bij vlakdetectie screenen sensoren een ruimere zone op passerende dieren. Lijndetectie treedt in werking als een infraroodstraal wordt onderbroken. Om te kunnen vergelijken welk systeem het beste werkt, zijn ze allebei geïnstalleerd. We moeten nagaan wat we hier verder mee kunnen doen.
Ik ben alvast positief verrast door de ongevallencijfers. In 2018 waren er op dit traject nog negentien geregistreerde ongevallen met overstekend wild en in 2019 was er nog slechts één ongeval. Dat is een heel positief resultaat.
Minister, wat zijn de resultaten van het wilddetectiesysteem? Welk principe, vlakdetectie of lijndetectie, is het meest efficiënt? Zult u verder in wilddetectie investeren? Zo ja, op welke locaties zal dat gebeuren? Zult u nog bijkomende maatregelen nemen om het aantal ongevallen met overstekend wild te laten dalen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, zoals u zelf hebt vermeld, is het wilddetectiesysteem pas op 25 maart 2019 geactiveerd. Dat houdt in dat de evaluatie op dit ogenblik nog niet is afgerond. Een volledig evaluatietraject duurt immers drie jaar. Voor een goede evaluatie moeten alle seizoenen minstens een keer zijn doorlopen en moet rekening worden gehouden met de gewenning aan de nieuwe situatie die voor mensen en voor dieren moet optreden.
In het eerste jaar is de werking van het systeem wel al geëvalueerd. Er is onderzocht of er een goede afstemming is tussen de detectie en de activering van de dynamische snelheidssignalisatie. Tegelijkertijd zijn ook de stabiliteit van de datakwaliteit, het efficiënt groenbeheer in de detectiezones en dergelijke onderzocht.
Met de eerste resultaten van de registraties door de wildcamera’s krijgen we al een eerste indicatie van het gebruik. Ik moet opmerken dat de kans op dubbele waarnemingen vrij groot is. Er bevinden zich immers verschillende camera’s in de detectiezones.
Welk principe is het meest efficiënt, vlakdetectie of lijndetectie? Ik moet opnieuw aanhalen dat enkel de gegevens na een jaar beschikbaar zijn. We kunnen nog niet stellen wat het meest efficiënt is. Zowel het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) als het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) zullen een verdere ecologische analyse maken.
Alleszins zijn we na de eerste analyse tot de bevinding gekomen dat de kans op foutmeldingen met vlakdetectie, waarbij met infraroodcamera’s wordt gedetecteerd, kleiner is. De bewegingen van de vegetatie worden niet geregistreerd, maar de sensoren zijn erg gevoelig voor zoninschijning. Dat betekent dat de opstelling voor vlakdetectie niet overal even goed kan gebeuren of dat niet alle locaties geschikt zijn. Lijndetectie maakt geen onderscheid met bewegingen van hoge beplanting of een menselijke verstoring. De lijndetectie bestaat uit twee lijnen, eentje op 30 centimeter hoogte en eentje op 60 centimeter hoogte. Als de detector veel signalen registreert, wordt hij automatisch uitgeschakeld. Als er, bijvoorbeeld, iets voor de detector staat, geeft dit een signaal. Als er een hogere plant staat, werkt het systeem niet, wat betekent dat regelmatig onderhoud een absolute vereiste is. Zowel het INBO als het ANB zullen verder onderzoeken welk systeem ecologisch het meest interessant is, en dat zal in een latere evaluatie aan bod komen.
Wat verdere investeringen in wilddetectie betreft, wachten we eerst het volledig evaluatietraject af. Dat traject duurt drie jaar. Bovendien is het voor het slagen van het project cruciaal de openingen in de rasters en de detectiezones zo goed mogelijk op de bestaande oversteekplaatsen van de verschillende soorten af te stemmen. We mogen immers niet uit het oog verliezen dat de aanleg van het detectiegedeelte in Vlaanderen niet voldoende is. Vanwege het drukke verkeer en de geleidende rasters zal dit altijd nodig blijven.
Mijnheer Ceyssens, wanneer u me vraagt of ik nog bijkomende maatregelen zal nemen om ongevallen met overstekend wild te vermijden, neem ik aan dat u in eerste instantie aan de plaatsing van rasters denkt. Die rasters zijn heel afdoend, maar ze zorgen natuurlijk voor een verhoogde versnipperingsgraad van de natuur. We hebben het Vlaams Actieprogramma Ecologische Ontsnippering (VAPEO) vernieuwd. We gaan na hoe we, rekening houdende met het gevaar van overstekend wild, zo veel mogelijk ontsnipperingsmaatregelen kunnen nemen. We denken ook aan verkeersborden en aan diverse campagnes om mensen voor overstekend wild te waarschuwen.
Het gaat, kortom, om een aantal bijkomende maatregelen. Zoals u in uw vraag om uitleg hebt aangegeven, zijn er heel wat ongevallen met overstekend wild. We moeten inzetten op de bescherming van de weggebruikers en van de diverse diersoorten. We blijven daarop inzetten. In het VAPEO hebben we al 10 miljoen euro uitgetrokken om bijkomende maatregelen te nemen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik was blijkbaar wat te enthousiast. Ik vond het logisch dat elk seizoen eens moest zijn doorlopen. Dit project is op 25 maart 2019 begonnen en, voor zover ik de seizoenen ken, zijn ze doorlopen. Blijkbaar is het een proefproject van drie jaar.
Het is goed dat dit grondig wordt bestudeerd, maar ik denk niet dat we moeten afwachten. De resultaten voor het eerste jaar zijn alleszins spectaculair. Ik begrijp heel goed dat er bijkomend onderzoek naar de verschillen tussen vlakdectectie en lijndetectie is. U hebt hier een technisch vrij duidelijk en onderbouwd antwoord op gegeven.
Ik ben alleszins blij dat hier al ontsnipperingsmiddelen voor zijn gereserveerd, zodat we daar geen tijd mee moeten verliezen. Ik wil een bijkomende vraag stellen, want het heeft er alle schijn van dat dit succesvol is.
Ik wil geloven dat verder moet worden onderzocht wanneer welk middel, vlakdetectie of lijndetectie, het beste is, maar ik denk we al aan de slag kunnen gaan. Ik wil ervoor pleiten ondertussen niet te blijven stilzitten. Ik heb er al meerdere malen voor gepleit eens werk te maken van de inventarisatie van de risicowegen. Heel wat wegen in Vlaanderen lopen door bosrijk gebied. Als het bos wat verder van de weg loopt en er een open landschap tussen het bos en de weg ligt, is dat veel minder problematisch, want de automobilisten zien de dieren dan van ver afkomen. Vooral de wegen die dwars door grote bossen lopen die tot op de rand van de weg komen, zijn enorm gevaarlijk. Ik zou u willen vragen alvast werk te maken van die inventarisatie. Als blijkt dat dit een goed systeem is en dat we er de middelen voor hebben, moeten we ons op dat moment niet afvragen waar we het systeem kunnen inzetten.
De heer Verheyden heeft het woord.
Voorzitter, ik ga ervan uit dat een dergelijk wilddetectiesysteem een kostenplaatje heeft. Wellicht zal, afhankelijk van de kostprijs, worden nagegaan waar dergelijke systemen kunnen worden geïnstalleerd.
Ik woon zelf in een bosrijke gemeente waar vooral ongelukken met reeën gebeuren. Gelukkig zijn nog geen everzwijnen gedetecteerd, maar dat is een kwestie van tijd.
Langs onze Vlaamse worden enorm veel dieren verkeersslachtoffers. Jaarlijks sneuvelen op onze wegen miljoenen dieren, van kikkers tot groot wild. De exacte cijfers zijn niet gekend, maar er is geschat dat in 2014 8 miljoen dieren op onze wegen in België zijn gesneuveld. Ik weet niet of ondertussen aangepaste cijfers ter beschikking staan, maar het aantal dode dieren is alvast heel hoog.
Wat reeën betreft, wordt het aantal aanrijdingen op 10.000 per jaar geschat. Dat is niet niets. Naast dode reeën, betekent dat uiteraard ook tientallen gewonde autobestuurders. In uitzonderlijke gevallen zijn er ook doden te betreuren. De schade na aanrijdingen met groot wild kost al snel enkele duizenden euro’s of meer. Vooral langs de provinciale wegen komen aanrijdingen veel voor.
Als het over bijkomende maatregelen gaat, kijk ik in de eerste plaats naar een samenwerking met jagers. In mijn gemeente hebben de jagersverenigingen in bepaalde bosrijke delen zogenaamde wildspiegels geplaatst. De jagers zijn niet alleen bij het welzijn van het reewild betrokken. Ze willen natuurlijk graag dat het aantal aanrijdingen met wild wordt beperkt. Wildspiegels in de berm van een weg helpen het aantal aanrijdingen net te verminderen. Blijkbaar kan een wildbeheerseenheid bij het ANB zo maar even 50 procent subsidies aanvragen om wildspiegels aan te kopen. Ik denk dat jagers de geschiktste plaatsen kunnen bepalen om wildspiegels te plaatsen.
Minister, zult u inzetten op het plaatsen van wildspiegels op de plaatsen waar de inzet van wilddetectiesystemen niet mogelijk of niet aangewezen is? Zult u hiervoor met de jagersverenigingen samenwerken?
Minister Peeters heeft het woord.
Wat betreft subsidies aan wildbeheerseenheden of de jachtsector voor het plaatsen van wildspiegels in de bermen moet ik verwijzen naar minister Demir. Zij is bevoegd samen met het Agentschap voor Natuur en Bos.
De evaluatie van het hele traject duurt inderdaad drie jaar. Er wordt gekeken wat de impact is van de wilddetectiesystemen. Men heeft inderdaad alle seizoenen kunnen doorlopen, maar een volledige evaluatie duurt drie jaar als gevolg van de gewenning. Uit de cijfers van de diersoorten die gedetecteerd werden, blijkt ook dat er heel veel overlappingen of dubbele tellingen kunnen zijn. Daarom duurt een evaluatie best drie jaar. Dan pas kan men tot de conclusie komen wat het beste systeem is. Op sommige locaties zou lijndetectie beter zijn en op andere dan weer vlakdetectie. Ook daar wil men afwachten tot de drie jaar volledig doorlopen zijn.
Mijnheer Ceyssens, u vraagt naar een inventaris van alle verkeersaders die door natuurgebieden lopen om al proactief te kunnen reageren. Ik heb recent samengezeten met minister Demir over het Vlaams Actieprogramma Ecologische Ontsnippering (VAPEO). Dat plan is zo goed als klaar. Daarin maken we wel degelijk werk van een databank ontsnippering. We willen in die databank inbrengen waar verkeersaders natuurgebieden of bosrijke gebieden doorkruisen. De gekende, voorgestelde of onderzochte knelpuntlocaties worden er allemaal in opgenomen. Via een ontsnipperingstool zorgen we dan voor een software-instrument, een GIS-analyse, om te kijken waar er zo snel mogelijk actie ondernomen moet worden in het belang van de verkeersveiligheid voor zowel mens als dier. Die ontsnipperingstool is uitgewerkt door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) samen met de initiatiefnemers van het actieprogramma. We hebben 10 miljoen euro vrijgemaakt in het kader van dat VAPEO om in te zetten op de talrijke ontsnipperingsmaatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het veiliger is voor de weggebruiker, maar dat er ook minder dieren aangereden worden. Er zijn heel wat grotere diersoorten, zoals herten, reeën, everzwijnen of vossen die aangereden kunnen worden, en dat is een zeer gevaarlijke situatie die we zoveel mogelijk moeten proberen te vermijden.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, een aanrijding met een hert in onze regio zal voorlopig nog wel meevallen, maar dat moet u eens opnemen met uw collega van Leefmilieu.
Het is alleszins goed dat die databank er komt. Ik juich dat initiatief ten zeerste toe. Misschien kunnen we op de een of andere manier te weten komen hoe we die databank kunnen raadplegen. Het lijkt mij alleszins een nuttig instrument om hier verder mee aan de slag te gaan.
Het gaat niet alleen over de dieren die overreden worden, maar ongevallen met dieren zijn ook zeer gevaarlijk voor de autobestuurder. Een ree heeft misschien minder impact bij een aanrijding, maar het proberen vermijden van een ree aan hoge snelheid kan natuurlijk catastrofale gevolgen met zich meebrengen. Dit is iets heel belangrijks waar we aandacht voor moeten hebben, niet alleen in het kader van ontsnippering maar ook in het kader van verkeersveiligheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.