Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, op het federale niveau bestaat de maximumfactuur (MAF) in de zorg om patiënten te beschermen tegen te hoog oplopende kosten. Met de zesde staatshervorming werden bepaalde gezondheidsbevoegdheden overgedragen naar het regionale niveau. Om de deelstaten tijd te geven de nieuw verkregen bevoegdheden te organiseren, werd een overgangsmaatregel ingesteld betreffende de maximumfactuur waarbij de kosten tot 2020 zouden meetellen voor de federale maximumfactuur. Kosten die in Vlaanderen worden gemaakt, tellen mee voor het federale.
Eind 2019 was er echter nog geen sprake van een oplossing voor de aflopende overgangsmaatregel. Federaal minister van Volksgezondheid De Block verlengde uiteindelijk de overgangsperiode met een jaar. Ondertussen zijn we al half 2020 en is er nog steeds weinig duidelijkheid. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 5 juni kan ik opmaken dat de minister er niet zeker van is dat er een oplossing uit de bus zal komen tegen het einde van dit jaar.
Minister, u hebt gezegd dat er twee scenario’s op tafel liggen, namelijk het opnemen van patiëntenbijdragen in één gemeenschappelijke teller of een Vlaamse maximumfactuur. Hoe zou dit concreet worden uitgewerkt? Zal de vooropgezette deadline gehaald worden indien er een Vlaams systeem wordt uitgewerkt?
Kunt u meegeven om welke reden het niet tot een akkoord komt met de federale overheid omtrent deze maximumfactuur? Waar liggen de knelpunten?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, het belangrijkste knelpunt ligt bij de mogelijke financiële weerslag voor de federale overheid. Met de Bijzondere Financieringswet werd ook een deel van het budget voor de MAF overgedragen naar de regio’s. Daarom stelt de federale overheid dat elke regeling geen budgettaire impact mag hebben op de federale uitgaven. Indien de MAF-drempel echter wordt overschreden als gevolg van ‘regionale’ uitgaven, kan dit wel een impact hebben. Het is niet evident om een oplossing te vinden om dit te neutraliseren.
De voorbije maanden heeft de administratie enkele keren overleg gepleegd met het RIZIV, de verzekeringsinstellingen en de verschillende regio’s. Een overleg, ingepland in de eerste maanden van 2020, werd geannuleerd door de COVID-19-crisis en uitgesteld naar 27 mei. Tijdens dit overleg werd een princiepsakkoord bekomen. Dat akkoord omvat een tenlasteneming van de remgelden die terugbetaald moeten worden in functie van de bijdrage aan de totale MAF-teller.
Zo is er een verhoudingsgewijze tenlasteneming in functie van de bijdrage van Vlaanderen en de federale overheid. Als bijvoorbeeld zowel het federale remgeld als het Vlaamse remgeld 400 euro bedragen, dan moeten beide 50 procent bijdragen aan de totale teller. Als het federale remgeld 200 euro bedraagt, en het Vlaamse remgeld 600 euro, dan zal Vlaanderen 75 procent bijdragen en federaal 25 procent.
Het verslag van deze vergadering, dat daarna door het RIZIV werd gecommuniceerd, was echter niet in lijn met dit akkoord. Er werd met de andere regio’s afgesproken om gezamenlijk vast te houden aan de voorgestelde oplossing. Ook de verzekeringsinstellingen gaan hiermee akkoord.
In 2019 werd enkele keren met de verzekeringsinstellingen overlegd en werden een aantal mogelijke pistes besproken. Een mogelijke piste was om een eigen Vlaamse MAF-teller te ontwikkelen. Hiervoor werd al gevraagd om de Vlaamse en federale remgelden apart weg te schrijven zodat, indien nodig, ze apart behandeld kunnen worden en in een alternatief systeem verwerkt zouden kunnen worden. Hierbij is een forfaitaire tussenkomst mogelijk, maar dan zonder link met het inkomen van de zorggebruiker, noch een link met het gezin.
Deze maximumfactuur zou dan ook minder selectief zijn aangezien er geen rekening gehouden wordt met remgelden op gezinsniveau. Gelet op het feit dat er een akkoord was met het RIZIV is het behoud van één teller de beste oplossing voor de patiënt-zorggebruiker.
De heer Parys heeft het woord.
Dat was een verhelderend antwoord, minister. U hebt iets heel belangrijks gezegd. U mag me corrigeren als ik het verkeerd interpreteer. Eigenlijk hebt u gezegd: we hebben een vergadering gehad op 27 mei, daar was er een akkoord om dat proportioneel op te lossen, en dat lijkt me het meest voor de hand liggend. Maar het verslag van die vergadering weerspiegelt niet dat akkoord. U kwam met de verzekeringsinstellingen, de regio’s en de federale overheid tot een akkoord en achteraf is dat ingetrokken via het verslag. Dat lijkt me een afschuwelijk incident. We moeten het interpreteren vanuit de patiënt. Uiteraard zijn wij voorstander van een zorg – de heer Daniëls heeft erop gewezen – die regionaal is georganiseerd. Dan zou u dit soort problemen niet hebben. Zo lang we niet in een ideale wereld leven, moeten we toch een pragmatische oplossing hebben voor de patiënt.
Als wat ik juist gezegd heb een correcte interpretatie is van wat u mij gezegd hebt, waarom is dat dan zo gebeurd? Er was een akkoord en dan was er geen akkoord meer. Dat vind ik bijzonder jammer. U hebt de verzekeringsinstellingen gevraagd om beide apart weg te schrijven en u maakt zich eigenlijk al klaar voor optie twee, namelijk Vlaams werken, maar dat zal nooit even performant en fijnmazig zijn omdat het geen rekening houdt met de draagkracht van de gezinnen. Dan vind ik het ongelooflijk dat we niet voor optie één zouden blijven gaan.
Ik zou graag wat meer ‘kleur’ van u krijgen. Waarom is dit zo verlopen?
Wat wilt u daar nog aan doen in de tweede helft van dit jaar om toch nog voor de optimale oplossing te gaan?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik zou graag eerst de minister horen en dan tussenkomen, maar dat kan niet. Dus ik zal gewoon naar de minister luisteren.
Minister Beke heeft het woord.
Inderdaad, er is een vergadering geweest op 27 mei tussen de Vlaamse en de federale administratie, waarvan we in kennis zijn gesteld.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u diplomatiek wilt zijn, maar ik leid hier toch uit af dat minister De Block haar administratie teruggefloten heeft om een maximumfactuur die echt op maat is van de patiënt tegen te houden, en dat er hier een politiek spel wordt gespeeld, want er is een praktische oplossing. Die is ook door de administraties uitgewerkt, maar politiek wordt die dan tegengehouden. Dat vind ik straf. De Vlaamse partijen hebben toch een overlapping in de Vlaamse en federale regering. Ik wil u dan ook sterk aanmoedigen om, nu de administraties blijkbaar niet tot een overeenstemming zijn gekomen, het politiek overleg opnieuw op te starten om ervoor te zorgen dat we de best mogelijke maximumfactuur hebben voor de patiënt.
We kunnen dit absoluut niet laten sneuvelen op het altaar van politiek gekrakeel. Minister, ik hoop dat u zeer snel actie gaat ondernemen en dat we niet eindigen met de ‘second best’ optie – die is weliswaar al voorbereid – maar met de beste oplossing.
De vraag om uitleg is afgehandeld.